Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 080807 gezien verleden reële mogelijkheid dat eiser niet altijd fulltime zou werken

Rb Arnhem 080807 gezien verleden reële mogelijkheid dat eiser niet altijd fulltime zou werken
4.4.  Dan de gevorderde schadevergoeding. [eiser] stelt dat hij als gevolg de beperkingen die hij door het ongeval ondervindt niet meer in staat is werkzaamheden te verrichten waarmee hij een inkomen kan genereren gelijk aan dat van voor het ongeval. Volgens Glaverbel heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd waaruit zijn inkomen voor en na het ongeval was/is opgebouwd en is overigens geenszins aannemelijk dat [eiser] na 20 september 2000 nog in relevante mate arbeidsongeschikt was, gelet op hetgeen daarover wel bekend is geworden. Van arbeidsvermogensschade is naar haar mening dan ook geen sprake, althans in geen geval van méér arbeidsvermogensschade dan zij ter minnelijke regeling al heeft uitgekeerd (EUR 20.000,00).

4.5.  Ter beoordeling of [eiser] ten gevolge van het bedrijfsongeval arbeidsvermogensschade heeft geleden, moet een vergelijking worden gemaakt tussen zijn inkomensituatie met en zonder het ongeval. Voor de toekomstige situatie na het ongeval moet een reële inschatting van de toekomstverwachting worden gemaakt, op basis van goede en kwade kansen daaromtrent. Daarbij zal rekening moeten worden gehouden met de restcapaciteit van [eiser] tot het verrichten van loonvormende arbeid na het ongeval. Voor de hypothetische inkomenssituatie zonder ongeval geldt eveneens dat uitgegaan moet worden van een redelijke verwachting.

4.6.  Uit de door de partijen overgelegde stukken - waaronder het door [eiser] overgelegde NRL-rapport en de bijlagen daarbij - en hetgeen zij in deze procedure (onweersproken) hebben aangevoerd valt met betrekking tot de inkomenssituatie van [eiser] vóór ongeval het volgende af te leiden. [eiser], die vanaf 1995 in Nederland verblijft, heeft twee jaar gedurende 20 uur per week (behoudens overuren) als champignonplukker gewerkt. Dit contract is niet verlengd wegens problemen met de baas. Daarna heeft hij gedurende één jaar 40 uur per week bij een meubelmaker gewerkt. Ook dit contract werd niet verlengd. Vervolgens heeft [eiser] via een uitzendbureau gedurende 11 weken bij de werkgever gewerkt waar hem het voornoemde bedrijfsongeval is overkomen. In die 11 weken heeft hij 37 dagen - over het geheel genomen dus niet fulltime - gewerkt. Alleen van deze laatste loonvormende arbeid bevindt zich in het dossier (bij het NRL-rapport) informatie in de vorm van loonspecificaties over de verdiensten.

4.7.  Na het bedrijfsongeval heeft [eiser] in 2000 blijkens (de jaaropgaven bij) het NRL-rapport ZW-, WW- en WAO-uitkeringen ontvangen ad in totaal EUR 14.412,00 bruto. In 2001 heeft hij ZW- en WW-uitkeringen ontvangen ad in totaal EUR 11.042,00 bruto. In 2002 ontving hij WW-uitkeringen ad in totaal EUR 8.329,00 bruto per jaar. In 2003 heeft hij via Adecco gewerkt en daarmee bruto EUR 11.679,00 verdiend en heeft hij voorts ZW- en WW-uitkeringen ontvangen ad in totaal EUR 3.581,00, dus had hij toen een bruto inkomen van EUR 15.260,00. In 2004 heeft hij voor Tempo Team als heftruckchauffeur gewerkt en bij Lidl als schoonmaker gewerkt en daarmee in totaal EUR 7.674,00 bruto verdiend. Uit de brief van zijn vorige advocaat van 16 maart 2004 (prod. 5 bij antwoord) blijkt dat [eiser] op dat moment ook ‘tegen contante betaling’ hand- en spandiensten verrichtte in de horeca. Daarnaast ontving hij in 2004 ZW- en WW-uitkeringen ad in totaal EUR 1.784,00 bruto. Daarmee bedroeg zijn bruto inkomen dat jaar EUR 9.458,00. In 2005 heeft [eiser] - volgens het NRL tot 24 september 2005 - voor Lidl als onder meer schoonmaker gewerkt tegen een brutoloon van in totaal EUR 15.250,00. Het dienstverband bij Lidl is niet verlengd omdat men hem niet in vaste dienst wilde. Inmiddels is [eiser] vanwege slijtage van zijn heup niet in staat om te werken. In elk geval in 2006 heeft hij daarom weer ZW-uitkeringen ontvangen.

4.8.  In opdracht van [eiser] heeft het NRL, uitgaande van fulltime voortzetting van het uitzendwerk dat hij ten tijde van het ongeval verrichtte, doorgerekend dat [eiser] in de hypothetische situatie (zonder ongeval) in 2000 een brutoloon van EUR 21.184,00 per jaar zou hebben verdiend, dat rekening houdend met de relevante CAO-indexeringen geleidelijk zou zijn gestegen tot EUR 23.482,00 in 2004 (blz. 10 NRL-rapport). Met recht heeft Glaverbel bezwaren geuit tegen de door [eiser] gehanteerde uitgangspunten. Op basis van de korte duur van dat uitzendwerk en het overige korte arbeidsverleden vóór het ongeval van [eiser], waarin hij overwegend niet fulltime heeft gewerkt, is het niet redelijk er bij de hypothetische situatie zonder ongeval zonder meer van uit te gaan dat hij in de periode na het ongeval tot 2004 onafgebroken fulltime zou hebben gewerkt. Evenmin is het redelijk tot uitgangspunt te nemen dat [eiser] steeds voor het laatstbekende uitzendloon vóór het ongeval - waarin veel toeslag- en overuren zijn verwerkt - zou hebben gewerkt. De door het NRL berekende hypothetische bruto jaarinkomens van 2000 tot en met 2004 kunnen daarom niet tot uitgangspunt worden genomen. Rekening houdend met de - gezien het verleden - reële mogelijkheid dat [eiser] bij tijd en wijle niet of niet fulltime zou hebben gewerkt en dat hij nu en dan een lager loon zou hebben verdiend is het redelijk 70% van de door het NRL berekende hypothetische bruto jaarinkomens tot uitgangspunt te nemen. Op grond hiervan wordt aangenomen dat [eiser] zonder ongeval - globaal - de volgende bruto inkomsten zou hebben gehad: in 2000 EUR 14.829,00, in 2001 EUR 14.958,00, in 2002 EUR 15.632,00, in 2003 EUR 16.132,00 en in 2004 EUR 16.437,00.

4.9.  Met betrekking tot de feitelijke inkomenssituatie van [eiser] moet op grond van het voorgaande (rov. 4.7) worden geconcludeerd dat [eiser] er ondanks het ongeval vanaf 2003 in is geslaagd in niet onaanzienlijke mate loonvormende arbeid te verrichten in min of meer vergelijkbaar beloonde functies als voor het ongeval. Sinds het ongeval heeft hij in elk geval gewerkt als heftruckchauffeur - waartoe hij inmiddels was opgeleid -, als schoonmaker en als horecamedewerker. Dat [eiser] weer aan het werk is gegaan, is overigens ook in overeenstemming met het gegeven dat (zie Van Dijk) slechts sprake is van lichte beperkingen bij het gebruik van zijn linkerhand. In 2005 - een jaar waarvan is gesteld noch gebleken dat hij toen aan het handletsel toe te rekenen ZW-uitkeringen heeft gehad - heeft hij in krap negen maanden zelfs een inkomen gegenereerd dat omgerekend neerkomt op een bruto jaarinkomen van (volgens het NRL) circa EUR 20.503,00. Op dat moment was al enige tijd - vanaf 2003 volgens Van Dijk - een medische eindtoestand bereikt. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] in 2005 arbeidsongeschikt is geweest in verband met het handletsel en evenmin dat zijn dienstverband bij Lidl daardoor eindigde of dat hij daardoor na het einde van zijn dienstverband bij Lidl (in september 2005) werkloos is geweest. In 2006 is [eiser] naar eigen zeggen arbeidsongeschikt wegens heupklachten, waaraan hij eind dit jaar zal worden geopereerd. Deze arbeidsongeschiktheid houdt dus geen verband met het ongeval. Gelet op al het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat na 2004 geen sprake meer is (geweest) van ongevalsgerelateerde arbeidsongeschiktheid en/of werkloosheid en daardoor veroorzaakte arbeidsvermogensschade. De tot en met 2004 gebleken perioden van arbeidsongeschiktheid en werkloosheid dienen redelijkerwijs wel aan de ongevalsgevolgen te worden toegeschreven. Het is immers zonder meer aannemelijk dat met het herstel en het volgen van de heftruckopleiding enige tijd gemoeid zal zijn geweest, terwijl eveneens voldoende aannemelijk is dat het ongeval tijdelijk tot (extra) economische kwetsbaarheid van [eiser] heeft geleid.

4.10.  Het voorgaande noopt tot de conclusie dat [eiser] enkel over de jaren vóór 2005 door het ongeval veroorzaakte arbeidsvermogensschade heeft geleden. Uitgaande van de opdracht van [eiser] aan het NRL, waarin als begindatum van de schade 1 januari 2000 is opgegeven, betreft het dus de periode 2000 tot en met 2004. Hiervoor, in rechtsoverweging 4.8, is het hypothetische bruto inkomen van [eiser] voor die jaren (globaal) becijferd. Wordt van het hypothetische bruto inkomen het feitelijke bruto inkomen in die jaren (rov. 4.7) afgetrokken, dan bedraagt het bruto inkomen dat Yesilirmac heeft misgelopen in 2000 EUR 417,00 (EUR 14.829,00 - EUR 14.412,00), in 2001 EUR 3.916,00 (EUR 14.958,00 - EUR 11.042,00), in 2002 EUR 7.303,00 (EUR 15.632,00 - EUR 8.329,00), in 2003 EUR 872,00 (EUR 16.132,00 - EUR 15.260,00) en in 2004 EUR 6.979,00 (EUR 16.437,00 - EUR 9.458,00). De optelsom van deze bedragen sluit op EUR 19.487,00. Dit bedrag is echter niet gelijk te stellen aan de door [eiser] geleden arbeidsvermogensschade. Op dit bruto bedrag zouden immers nog inkomstenbelasting en sociale verzekeringspremies zijn ingehouden. De werkelijke (netto) arbeidsvermogensschade van [eiser] valt daardoor aanzienlijk lager uit. Verder is nog geen rekening gehouden met de ‘contante’ inkomsten van [eiser] uit horecawerkzaamheden in 2004 (zie rov. 4.7). Ook die behoren in de berekening te worden verdisconteerd. In het midden kan echter blijven welk bedrag aan schade precies zou resteren als met het voorgaande rekening zou worden gehouden. Het is immers zonder meer aannemelijk dat Glaverbel met de uitkering aan [eiser] van EUR 20.000,00 wegens arbeidsvermogensschade deze schadepost ruimschoots aan hem heeft vergoed, ook indien en voor zover daarbij ook met de - eventuele - pensioenschade over 2000-2004 rekening zou worden gehouden, zoals het NRL heeft gedaan. De gevorderde schade wegens verlies arbeidsvermogen zal dan ook worden afgewezen.
LJN BB2000