Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Bosch 111006 Whiplash, carriëreperspectief zonder ongeval, pensioenleeftijd

Rb Den Bosch 11-10-06 Whiplash, carriëreperspectief zonder ongeval, pensioenleeftijd
2.28.  Bij het begroten van schade als de onderhavige moet rekening worden gehouden met een redelijke verwachting over toekomstige ontwikkelingen, daarbij rekening houdend met goede en kwade kansen. ENCI heeft meermalen schriftelijk naar voren gebracht dat zij tevreden was over het functioneren van [eiser], dat hij een zeer serieuze kandidaat was voor de functie van Hoofd Applicaties en dat aan te nemen is dat hij voor die functie in aanmerking was gekomen. Aangevuld met de inlichtingen van [eiser] zelf ter zitting, brengt een redelijke verwachting mee dat als uitgangspunt voor de schadeberekening heeft te gelden dat hij per 1 juli 2001 de functie van Hoofd Applicaties zou hebben vervuld. Daarbij dient dan uitgegaan te worden van inschaling in de (voormalige) functiegroep 17, functiejaar 1 per 1 juli 2001 met een maximum als genoemd in de brief van ENCI van 30 juni 2006. Met het overleggen van bovengenoemde brieven van ENCI zijn de bezwaren van Erasmus naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate weggenomen. De stelling van Erasmus dat niet aannemelijk is dat [eiser] per 1 juli 2001 promotie zou hebben gemaakt, wordt verworpen. Zoals hiervoor overwogen heeft [eiser] voldoende onderbouwd dat hij promotie zou hebben gemaakt. Mede gelet op de onweersproken omstandigheid dat hij in zijn functie van Senior Consultant ICT al leiding gaf aan de vijf medewerkers van zijn afdeling en dat die afdeling eind 1998 zou worden uitgebreid, brengt een redelijke verwachting met zich mee dat hij per 1 juli 2001 de stap had gemaakt naar de functie van Hoofd Applicaties. Bovendien heeft ENCI in de bij dagvaarding overgelegde brief van 28 november 2003 geschreven dat als [eiser] in aanmerking was gekomen voor de functie van Hoofd IT Applicaties, een overgang met ingang van 1 juli 2001 aannemelijk was geweest. De rechtbank zal voorbijgaan aan het argument van Erasmus dat een aantal eigenschappen van [eiser] hem bij uitstek ongeschikt maken voor een leidinggevende functie en aldus een promotie in de weg zouden staan. Erasmus heeft daarbij geciteerd uit het advies van [L]. Nog daargelaten dat ENCI dergelijke bezwaren niet heeft geuit ten aanzien van het carrièreperspectief van [eiser], is niet gesteld of gebleken dat de medicus [L] enige kennis bezit van de functie die [eiser] ten tijde van het ongeval vervulde, van de vaardigheden die voor de functie Hoofd Applicaties nodig zijn dan wel dat [L] specifiek expertise heeft als psycholoog dan wel arbeidsdeskundige op grond waarvan hij dergelijke conclusies kan trekken zonder de betrokkene zelf te hebben onderzocht. (...)

 Pensioenleeftijd (...)

2.33.  De rechtbank overweegt dat het ook hier gaat om de redelijke verwachtingen voor de toekomst. De rechtbank pleegt er vanuit te gaan dat slachtoffers zonder ongeval gebruik zouden hebben gemaakt van de bij hun werkgever bestaande rechten terzake VUT- of vervroegd pensioen op het moment dat het daaraan verbonden inkomen minimaal 70% van het laatst verdiende loon zou bedragen, tenzij de persoonlijke omstandigheden van het slachtoffer reden geven om van een andere leeftijd uit te gaan. Dat is een redelijke verwachting voor de toekomst, omdat een zeer grote meerderheid van de Nederlandse beroepsbevolking kiest voor vervroegd pensioen zodra dat financieel verantwoord is. De rechtbank leidt uit de door [eiser] overgelegde nadere informatie van ENCI af dat hij, toen hij werkzaam was bij ENCI, rechten opbouwde voor vroegpensioen vanaf 62 jaar (75% van het laatst verdiende salaris). Dit zou het geval zijn geweest vanaf zijn indiensttreding op 1 september 1997 tot 1 januari 2006, toen de levensloopregeling werd ingevoerd. Voorts zijn bij ENCI vanaf 1 januari 2006 voorzieningen getroffen in de pensioenregeling die het werknemers mogelijk maakt om op een leeftijd van 62 jaar en 9 maanden een zelfde niveau van pensioen te realiseren als voorheen. Gelet op deze informatie brengt een redelijke verwachting mee dat [eiser] zou hebben doorgewerkt totdat hij de leeftijd van 62 jaar en 9 maanden had bereikt. [eiser] heeft erop gewezen dat hij de keuze zou hebben gehad: stoppen met 62 jaar en 9 maanden of doorwerken tot 65 jaar en dan van een hoger pensioen genieten. Hij heeft echter niet concreet aangegeven waarom aannemelijk is dat hij voor het laatste zou hebben gekozen, anders dan het wijzen op algemene tendensen van vergrijzing en langer doorwerken. Dat is echter onvoldoende om aan te nemen dat [eiser] er niet voor zou hebben gekozen om te stoppen met werken wanneer hij de leeftijd van 62 jaar en 9 maanden had bereikt. Concluderend heeft bij de nieuwe schadeberekening als uitgangspunt te gelden dat [eiser] met pensioen zou zijn gegaan op de leeftijd van 62 jaar en 9 maanden.
LJN AZ0113