Overslaan en naar de inhoud gaan

GEA Curaçao 201216 Dubbele beenamputatie na ongeval. Eiseres al lange tijd bekend met diabetes type 2. Causaliteit niet bewezen.

GEA Curaçao 201216 Dubbele beenamputatie na ongeval. Eiseres al lange tijd bekend met diabetes type 2. Causaliteit niet bewezen.

2 De feiten
2.1.
Op 22 december 2014 heeft zich op de Vondelstraat / Bethencourtstraat, ter hoogte van de Van Houten School, een ongeval voorgedaan waarbij [eiseres] en twee andere personenauto’s betrokken waren. Het ongeval is veroorzaakt door de bestuurderd van een bij Fatum verzekerd motorrijtuig.

2.2.
Fatum heeft in hoedanigheid van LAM-verzekeraar namens haar verzekerde aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.

2.3. [
Eiseres] is na het ongeval met de ambulance naar het Sehos getransporteerd. Blijkens het opnamerapport is [eiseres] na het ongeval met pijn in de nekregio uitstralend naar rug en schouders opgenomen ter observatie. Beeldvormend onderzoek liet geen posttraumatische letsels zien. Uit het ontslagbericht volgt dat [eiseres] de volgende dag uit het Sehos wordt ontslagen nadat een CT-scan van de cervicale wervelkolom geen afwijkingen liet zien.

2.4.
Op 2 januari 2015 geeft [eiseres] op het schade-aangifte formulier van Fatum aan last te hebben van hoofdpijn, rug en nek. Vanaf januari 2015 wordt [eiseres] voor nek- en schouderklachten behandeld door fysiotherapeut M. van der Wilgen. In april 2015 klaagt eiseres bij medisch expert drs. M. van de Wall-Arneman nog steeds over whiplash-achtige klachten.

2.5.
Op 18 maart 2015 wordt [eiseres] in verband met klachten aan de voet onderzocht door internist Helen Meija. Blijkens haar bericht van 16 maart 2016 lijdt [eiseres] al 10 jaar aan Diabetes Mellitus type 2 en zijn haar klachten toe te schrijven aan een diabetesvoet. In mei 2015 wordt [eiseres] met spoed opgenomen vanwege plotselinge hevige pijn aan de rechter grote teen. De diagnose: “acute doorbloedingsstoornis” wordt gesteld, met als oorzaak een afgesloten bloedvat in de lies. Onder leiding van chirurg P. van Eijkelenburg wordt eerst de grote teen van [eiseres] geamputeerd. Twee weken later wordt vanwege een zich uitbreidende infectie de voorvoet geamputeerd. Nadat de stomp geïnfecteerd raakt, wordt op 11 oktober 2015 het bovenbeen tot halverwege geamputeerd. In het voorjaar van 2016 wordt om dezelfde redenen ook het linkerbeen van [eiseres] geamputeerd.

2.6.
Op vragen van Cunningham & Lindsey van 7 augustus 2015 antwoordt dr. Van Eijkelenburg dat bij [eiseres] naar aanleiding van het ongeval sprake is van een stomp thorax en een buik trauma, voor de behandeling waarvan fysiotherapie is voorgeschreven. Hij schat verdere behandeling gedurende drie maanden nodig. De prognose op korte en lange termijn is goed, aldus Van Eijkelenburg.

2.7.
In een brief van 4 april 2016 schrijft dr. Van Eikelenburg dat [eiseres] op 22 december 2014 een verkeersongeval heeft gehad waarbij ze een stomp thorax en een buiktrauma met kwetsuur van haar wervelkolom heeft opgelopen. Sindsdien is er een zware revalidatie begonnen, met langdurige pijn ter hoogte van de rug en benen.

2.8.
Zowel geneeskundig specialist de heer S. Cabenda, als verzekeringsarts drs. E.H. Groenewegen beoordelen op verzoek de beschikbare beeldvorming. Zij concluderen beiden dat niet kan worden aangenomen dat de amputatie van het rechterbeen van [eiseres] ongevalsgerelateerd is. Geen enkele behandelaar heeft voetletsel naar aanleiding van het ongeval gedocumenteerd. Bij een diabetescontrole in april 2015 wordt er geen verwonding of trauma aan de teen of voet geconstateerd. Daarentegen wordt een doorbloedingsstoornis gezien die blijkt te berusten op een acute vaatafsluiting in de lies, passende bij de vaatproblematiek en de Diabetes Mellitus type 2, waar [eiseres] al jaren mee bekend is. Voorts wordt aangetekend dat een acute vaatafsluiting niet pas vijf maanden na het ongeval problemen kan geven.

2.9.
Fatum heeft voorafgaande aan het kort geding een bedrag van NAf 27.258,50 aan voorschotten aan [eiseres] betaald, waaronder een bedrag aan verlies arbeidsvermogen, huishoudelijke hulp, kosten fysiotherapie en smartengeld.

2.8.
Er heeft (nog) geen gezamenlijk (deskundigen)onderzoek plaatsgevonden naar het causaal verband, de ongevalsgerelateerde klachten en beperkingen, de restverschijnselen, het belastbaarheidspatroon en de invloed daarvan op de verdiencapaciteit.

3. Het geschil
3.1.
Meyer vordert, verkort weergegeven, dat het Gerecht,
- de weigeringen om [eiseres] tegemoet te komen in haar ongevalsgerelateerde schade, nietig te verklaren;
- Fatum te instrueren op geregelde wijze vanaf december 2015 tot uitbetaling over te gaan van de ingediende schadeclaims van [eiseres] ter zake van het schadegeval;
- met veroordeling van Fatum in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [eiseres], verkort weergegeven, ten grondslag dat zij als gevolg van het auto-ongeval pijnklachten aan haar benen heeft, waarvoor zij langdurig in het ziekenhuis heeft moeten verblijven en waarbij zij meerdere malen is geopereerd met verlies van beide benen. Door het verlies van haar benen kan zij geen inkomsten als straatventer meer genereren. Daardoor lijdt zij schade. Fatum is in haar hoedanigheid van LAM-verzekeraar aansprakelijk voor de (letsel)schade die [eiseres] als gevolg van het auto-ongeval lijdt en dient haar schade te vergoeden. Voorts mag Fatum niet zonder dwangbevel stoppen met het doen van uitkeringen.

3.3. [
Eiseres] stelt dat zij in een financieel penibele situatie terecht is gekomen. Zij heeft financiële hulp, thuishulp, behandeling door specialisten en hulpmiddelen in de woning nodig. Sedert oktober 2016 weet [eiseres] dat Fatum verdere schade niet wil vergoeden. Om die reden heeft [eiseres] derhalve spoedeisend belang bij interventie van het Gerecht.

3.4.
Fatum heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.

4 De beoordeling
4.1.
De vordering van [eiseres] betreft een geldvordering in kort geding. Het Gerecht stelt voorop dat voor de vraag of plaats is voor toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding de rechter niet alleen zal hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening (HR 29 maart 1985, NJ 1986, 84).

4.2.
Vaststaat dat Fatum aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade als gevolg van het ongeval. [eiseres] heeft derhalve een vordering tot schadevergoeding op Fatum. Het Gerecht is verder van oordeel dat aan de zijde van [eiseres] sprake is feiten en omstandigheden (zie 3.3) die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist.

4.3.
Fatum betwist dat de amputatie van beide benen van [eiseres] en de daaruit voortvloeiende beperkingen en schade het gevolg zijn van het ongeval en stelt dat uit de beschikbare medische informatie niet blijkt van een causaal verband daartussen. Fatum verwijst daartoe naar het ontbreken van medische documentatie betreffende pijnklachten aan de benen naar aanleiding van het ongeval. Voorts verwijst Fatum naar de rapporten van Cabenda en Groenewegen. Beiden concluderen op basis van de beschikbare medische informatie dat er geen causaal verband is tussen het ongeval en de amputatie van de benen van [eiseres]. De amputatie van het been dient daarentegen te worden toegeschreven aan de diabetesvoet als gevolg de diabetes type 2 waaraan [eiseres] al tien jaar lijdt.

4.4.
Het is aan [eiseres] te stellen en aannemelijk te maken dat de amputatie van haar benen het gevolg is van het ongeval. Indien door overtreding van een verkeers- of veiligheidsnorm een ongeval heeft plaatsgevonden en door het slachtoffer het bestaan van pijnklachten is aangetoond, mag aan het oorzakelijk verband tussen ongeval en die klachten geen al te hoge eisen worden gesteld.

4.5.
Op grond van de thans overgelegde stukken is naar het oordeel van het Gerecht in dit kort geding voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de amputatie van beide benen van [eiseres] een gevolg is van het ongeval. [eiseres] heeft ter zitting aangegeven dat zij vanaf het begin heeft geklaagd over pijn in de benen. Die stelling wordt echter niet ondersteund door de overgelegde medische documentatie. Iedere aanwijzing dat [eiseres] een verwonding aan haar teen of voet heeft opgelopen tijdens het ongeval, dan wel dat zij pijnklachten had in de benen als gevolg van het ongeval, ontbreekt. Ook uit het schrijven van dr. Van Eijkelenburg van 4 april 2016 kan dat niet worden afgeleid, gelet op zijn beantwoording van de vragen van Cunningham & Lindsey betreffende de ongevalsgerelateerde klachten d.d. 7 augustus 2015 (zie r.o. 2.6.), welke beantwoording overigens dateert van na het ontstaan van de klachten aan de voet c.q. het been van [eiseres]. Daar komt bij dat de doorbloedings- en vaatproblematiek acuut is genoemd, hetgeen niet past bij de stelling dat [eiseres] al sinds het ongeval pijnklachten had aan de benen. Ten overvloede zij opgemerkt dat, zo al sprake mocht zijn geweest van pijnklachten aan het been c.q. de voet na het ongeval, het causaal verband met het ongeval ook dan niet zonder meer is gegeven. Immers, uit de voorhanden liggende stukken lijkt vooralsnog een andere oorzaak voor de amputatie van zowel het rechterbeen als het linkerbeen aanwijsbaar, namelijk in de diabetesvoet als gevolg van diabetes type 2

4.6.
Het enkele feit dat [eiseres] sinds het ongeval niet meer gewerkt heeft is onvoldoende om tot causaliteit te concluderen. Fatum heeft de schade van [eiseres] verband houdende met de whiplash-achtige klachten als gevolg van het ongeval vergoed. [eiseres] heeft daar geen verweer tegen gevoerd, zodat het Gerecht uitgaat van de juistheid daarvan. Van de whiplash-achtige klachten wordt door [eiseres] geen melding meer gemaakt, zodat het Gerecht er vooralsnog vanuit gaat dat daardoor geen schade (meer) ontstaat. Op grond van het voorgaande heeft Fatum [eiseres] een voorschot van NAf 27.258,50 verstrekt. Onvoldoende gesteld en gebleken is dat [eiseres] voorshands aanspraak kan maken op een groter voorschot. Anders dan zijdens [eiseres] ter zitting is betoogd, is er geen wet of regelgeving die Fatum als LAM-verzekeraar verplicht door te gaan met het doen van betalingen, tenzij een dwangbevel anders bepaald. Dat is door [eiseres] ook onvoldoende gemotiveerd.

4.7.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen.

4.8. [
Eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Fatum tot aan de uitspraak begroot op een bedrag van NAf 1.500,- aan gemachtigdensalaris. ECLI:NL:OGEAC:2016:137