Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem-Leeuwarden 181114 dwarsleasie doordat cabine truck vooroverklapt; producent aansprakelijk; beoordeling causaal verband in schadestaatprocedure

Hof Arnhem-Leeuwarden 181114 dwarsleasie doordat cabine truck vooroverklapt; producent aansprakelijk; beoordeling causaal verband in schadestaatprocedure

vervolg op: rb-zutphen-120912-dwarsleasie-doordat-cabine-van-truck-vooroverklapt-ondanks-vergrendeling-producent-niet-geslaagd-in-tegenbewijs

Schade en causaal verband

4.11
Met de grieven IV en VII verwijt Renault Trucks de rechtbank te hebben aangenomen dat het causaal verband tussen het gebrek en de gestelde schade is komen vast te staan. Dat is volgens Renault Trucks niet het geval omdat de schade ook zou zijn opgetreden als de cabine niet zou zijn gekanteld als gevolg van het gebrek in het vergrendelmechanisme. Het kantelen van de cabine was immers niet de aanleiding van het ongeval; dat waren het slechte zicht als gevolg van regen, een glad wegdek als gevolg van regenval, aquaplaning en de gestelde hoge snelheid van de truck. Ook zonder de kanteling van de cabine zouden de fysieke verwondingen voor [geïntimeerde] als gevolg van het ongeval dus aanzienlijk zijn geweest, ook omdat hij op het moment van het ongeval geen veiligheidsgordel droeg, aldus Renault Trucks. Dit betekent, volgens de toelichting op de grieven IV en VII, dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat [geïntimeerde] aan zijn stelplicht ex artikel 6:188 BW heeft voldaan op het onderdeel van het oorzakelijk verband.

4.12
Naar het oordeel van het hof moet het hiervoor vastgestelde gebrek als de oorzaak van het kantelen van de cabine worden aangemerkt. Daaraan doet niet af de stelling van Renault Trucks dat het ongeval/ de aanrijding het afbreken van de kantelcilinder teweeg heeft gebracht waarmee een veiligheidsfunctie is weggevallen. Nog daargelaten of de kantelcilinder inderdaad die veiligheidsfunctie vervult, heeft Renault Trucks onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die de conclusie rechtvaardigen dat de cabine ook zou zijn gekanteld bij afwezigheid van het hiervoor omschreven gebrek. Dit betekent dat tussen dat gebrek en het kantelen van de cabine het voor het aannemen van aansprakelijkheid vereiste causaal verband bestaat.
Over de vraag of uit het kantelen van de cabine (meer) schade is voortgevloeid, overweegt het hof als volgt.
Inzet van deze procedure is een verklaring voor recht dat Renault Trucks aansprakelijk is voor het [geïntimeerde] overkomen letsel en de daaruit voortvloeiende schade, daarnaast wordt een veroordeling van Renault Trucks gevorderd tot het vergoeden van die schade, nader op te maken bij staat.
Voor toewijzing van een vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat, is, naast de vaststelling van de aansprakelijkheid, wat het element schade betreft, voldoende dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is.
Renault Trucks heeft ter motivering van haar betwisting van het causaal verband tussen de gestelde schade en het kantelen van de cabine aangevoerd dat in het proces-verbaal 2004015375-1 is opgenomen dat door de verbalisant contact is opgenomen met de technische controleurs, die waren betrokken bij het ongeval en dat door hen geen antwoord kon worden gegeven op de vraag wat de invloed van het kantelen van de cabine op het letsel van de bestuurder is geweest. [geïntimeerde] heeft daar echter terecht tegenover gesteld dat Renault Trucks het proces-verbaal (productie 1 bij akte van 15 juli 2009, bladzijde 6) op dit onderdeel onvolledig heeft geciteerd. Het volledige citaat op dit punt luidt:
“ (...) Door mij werd gevraagd wat de invloed van het kantelen van de cabine kan zijn geweest op het letsel van de bestuurder/verdachte 14.1. Men kon mij hier geen duidelijk antwoord op geven. Wel werd medegedeeld dat het kantelen zeker van invloed is geweest. (...)”
Bij gebreke van een voldoende gemotiveerde betwisting op dit punt acht het hof de mogelijkheid dat het kantelen van de cabine (meer) schade voor [geïntimeerde] heeft meegebracht, aannemelijk. Aan de aannemelijkheid van die mogelijkheid doet niet af dat [geïntimeerde] wellicht ook fysiek letsel zou hebben opgelopen indien de cabine niet zou zijn gekanteld.

4.13
Het causale verband tussen de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust en de schade, alsmede ook eigen schuld (art. 6:98 en 101 BW), maakt deel uit van de vaststelling in de schadestaatprocedure van de omvang van de te vergoeden schade (HR 25 maart 1983, NJ 1984, 629 en HR 21 dec. 1984, NJ 1985, 904). Voor zover Renault Trucks met deze grieven betoogt dat reeds in déze procedure, alvorens de verwijzing naar de schadestaat procedure kan plaatsvinden, [geïntimeerde] meer moet stellen ten aanzien van het oorzakelijk verband tussen het gebrek en (de omvang van) zijn schade dan hij reeds heeft gedaan, falen de grieven. Als de grieven zo moeten worden begrepen dat daarin onderscheiden wordt tussen het causaal verband dat nodig is voor de vestiging van de aansprakelijkheid én het causaal verband dat nodig is om de omvang van de schade vast te stellen en de stelling van Renault Trucks voorts is dat het causale verband voor vestiging van de aansprakelijkheid (het conditio sine qua non verband) zou ontbreken, falen de grieven eveneens. Het is immers, gezien de gemotiveerde stellingen van [geïntimeerde] op dit onderdeel en de het in het licht daarvan onvoldoende onderbouwde betwisting door Renault Trucks, voldoende aannemelijk dat de schade die [geïntimeerde] heeft geleden als gevolg van het ongeval aanzienlijk groter is als gevolg van het naar voren klappen van de cabine op het asfalt met de daarbij behorende krachtsinwerking, dan wanneer de cabine op haar plaats zou zijn gebleven. [geïntimeerde] heeft derhalve naar het oordeel van het hof voldoende gesteld ten aanzien van het causaal verband tussen gebrek en schade om voor recht te verklaren dat Renault Trucks aansprakelijk is voor het door hem opgelopen letsel en de daaruit voortvloeiende schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.

4.14
Renault Trucks heeft voor het overige haar stellingen met onvoldoende concrete feiten en omstandigheden onderbouwd om tot bewijslevering te worden toegelaten. Aan haar bewijsaanbod gaat het hof daarom voorbij. ECLI:NL:GHARL:2014:8902