Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Bosch 010408 vraag of rugklachten (HNP) door val van trap zijn veroorzaakt

Hof Den Bosch 010408 vraag of rugklachten (HNP) door val van trap zijn veroorzaakt
4.9. Het hof zal thans het verweer van [Y.] beoordelen, dat zij niet aansprakelijk is voor de gevolgen van de val van de trap, meer in het bijzonder de rugklachten en schade van [X.].

4.9.1. Volgens [Y.] was de val van de trap op 20 september 2000 niet de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid van [X.]. [Y.] wijst erop dat [X.] reeds vele jaren rugklachten had en in de periode van 3 januari 2000 tot 2 juli 2000, dus voorafgaand aan het ongeval 24 dagen arbeids-ongeschikt is geweest. (prod 3 MvA). [X.] is weliswaar tengevolge van rugklachten uitgevallen voor zijn werk, maar dat betekent nog niet dat de val van het trapje de oorzaak is van de langdurige arbeidsongeschiktheid. Zij heeft uit de rapportages van de bedrijfsartsen nooit begrepen dat de arbeidsongeschiktheid het gevolg is geweest van die val.
Wel heeft [Y.] op verzoek van [X.] ruim twee jaar na de val van het trapje een beroep gedaan op de ongevallenpolis volgens de CAO Bouwbedrijf. De verzekeraar heeft een uitkering afgewezen. [Y.] is zeer betrokken geweest bij een mogelijke reïntegratie en heeft o.m. omscholing gefinancierd.

4.9.2. Het hof oordeelt hierover als volgt:
Het hof is met [Y.] van oordeel dat [X.] tot dusverre onvoldoende bewijs heeft aangebracht op grond waarvan kan worden aangenomen dat zijn thans nog voortdurende rugklachten en arbeidsongeschiktheid het gevolg zijn van de val van de trap. In dit verband oordeelt het hof onder meer relevant dat uit de rapportage van sfb uitvoeringsorganisatie d.d. 19 december 2001 (hiervoor 4.1.8 en prod. 2 MvA) blijkt dat, na hervatting in aangepaste werkzaamheden, de klachten van [X.] dermate zijn toegenomen, dat hij zich niet tot werken in staat achtte en dat uit de rapportage d.d. 23 november 2000 van de neuroloog aan de huisarts Visser (hiervoor 4.1.6 en prod.9 CvA) blijkt dat [X.] sinds 1992 chronische rugklachten heeft, in 1998 discopathie van L2 tot L5 is vastgesteld en een bulging disc L4-L5, terwijl er in november 2000 een forse HNP L4-L5 is gezien, maar ook forse arthrose van de lendewervels werd geconstateerd. Evenmin is duidelijk geworden of de operaties die hij heeft ondergaan betrekking hadden op een beschadiging die tijdens die val is opgelopen. Het enige dat tot dusverre als vaststaand kan worden aangenomen, is dat [X.] als gevolg van die val ernstige pijn heeft geleden, maar hoe lang dat is geweest staat niet vast. Zelfs de stelling van [X.] dat de operatie van maart 2001 die hij zou hebben ondergaan een HNP betrof die traumatisch was ontstaan na val van trap en dat die operatie niet goed heeft geholpen, blijkt alleen uit de anamneses opgenomen in onder meer de rapportages d.d. 23 november 2000 van de neuroloog en d.d. 14 juni 2002 van UWV bouwnijverheid (hiervoor onder 4.1.9) Aangezien een anamnese de mededelingen van de patiënt zelf betreft, valt hieruit onvoldoende bewijs te putten voor het causaal verband tussen de val van het trapje en de arbeidsongeschiktheid van [X.], evenals de mate van arbeidsongeschiktheid die met die val samenhangt.
Indien, na bewijslevering, zou blijken dat [Y.] tekort is geschoten in haar zorgplicht ex artikel 7:658 BW, zal hoogst waarschijnlijk een deskundigenonderzoek nodig zijn in verband met de vaststelling van het verband tussen de val van de trap en de omvang van het daardoor veroorzaakte letsel en de begroting van de schade, zulks mede gelet op de persoonlijke predispositie van [X.] voor rugklachten en de mogelijkheid dat de beperkingen van [X.] ook zonder de val van de trap zouden zijn ontstaan.
LJN BD5657