Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-NL 210115 schending fatsoensnorm leidt tot terughoudende toerekening, ontslag en gebrekkige re-integratie tot ruimere toerekening

Rb Midden-NL 210115 wg-er aansprakelijk voor psychisch letsel wn-er na onterechte degradatie, ontslag en gebrekkige re-integratie; vergoeding inkomensschade over 4 jaar;
- schending fatsoensnorm leidt tot terughoudende toerekening, ontslag en gebrekkige re-integratie tot ruimere toerekening;

€ 5.000,00 smartengeld

4 De beoordeling

4.1.
In de kern verwijt [eiser] Beuk Horeca gedragingen binnen de arbeidsovereenkomst alsmede het onterecht gegeven ontslag op staande voet, waardoor bij [eiser] tot op heden voortdurende psychische klachten zijn ontstaan. Indien Beuk Horeca van deze gedragingen daadwerkelijk een verwijt gemaakt kan worden, gaat het in essentie om schending van de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende normen, waardoor het voor de hand ligt de vordering op die grond te beoordelen en niet op grond van de eveneens door [eiser] gesuggereerde, doch niet feitelijk uitgewerkte, onrechtmatige daad.

4.2
Met Beuk Horeca gaat de kantonrechter er daarom van uit dat [eiser] heeft beoogd de vordering in te stellen op grond van artikel 7:611 BW. Dit artikel legt op de werkgever de verplichting om zich als goed werkgever te gedragen. Daar waar het gaat om de beoordeling van personeelsbeslissingen, zoals in dit geval de opdracht aan [eiser] om schoonmaakwerkzaamheden te gaan verrichten en het nadien gegeven ontslag op staande voet, brengt dat met zich mee dat een werkgever ter voorkoming van psychisch letsel bij zijn werknemers, in beginsel dient te zorgen voor een beslissing die naar inhoud en wijze van totstandkoming zorgvuldig is.

4.3
Beuk Horeca baseert haar verweer dat zij niet tekort geschoten is in belangrijke mate op de gang van zaken bij het gegeven ontslag op staande voet. Zij ziet daarbij over het hoofd dat in de dagvaarding expliciet ook gewag is gemaakt van de periode daarvoor, in welk kader Beuk Horeca verweten wordt [eiser] ten onrechte gedegradeerd te hebben. Daarover is reeds in het onder de feiten aangehaalde vonnis van deze rechtbank van 15 juli 2009 geoordeeld dat deze maatregel onzorgvuldig is geweest, althans dat daarvoor onvoldoende reden bestond.

4.4
Vast staat dat [eiser] daarna ziek is uitgevallen en dat in het kader van de verzuimbegeleiding Beuk Horeca is geïnformeerd over de aard van de toen bestaande klachten. Bij de beoordeling van de loonvordering hebben zowel de kantonrechter in eerste aanleg als het hof in hoger beroep geoordeeld dat Beuk Horeca zich na die ziekmelding niet als goed werkgeefster heeft gedragen, door onvoldoende aandacht te hebben voor de re-integratie van [eiser] en een gesprek met hem uit de weg te gaan.

4.5
[eiser] heeft vervolgens zelf telefonisch contact met Beuk Horeca gezocht. Beuk Horeca heeft [eiser] vervolgens op staande voet ontslagen in verband met de door Beuk Horeca gestelde bedreiging tijdens dat telefoongesprek. Dit is gebeurd op het moment dat Beuk Horeca bekend was met de psychische klachten die [eiser] inmiddels ontwikkeld had. Zowel de kantonrechter als het hof hebben in de loonvordering, na het beluisteren van de opname van dit telefoongesprek, geoordeeld dat [eiser] daarin niet bedreigend overkwam en dat er geen reden was om [eiser] op staande voet te ontslaan.

4.6
Dit leidt tot de conclusie dat de genomen personeelsbeslissingen, te weten degradatie en het ontslag op staande voet, noch naar inhoud noch naar de wijze van totstandkoming als zorgvuldig kunnen worden gezien. Daarnaast is geoordeeld dat Beuk Horeca in de periode na de ziekmelding direct aan het ontslag op staande voet voorafgaand, tekort is geschoten in de naleving van de op Beuk Horeca rustende re-integratieverplichtingen, bij welk oordeel de kantonrechter zich aansluit. De kantonrechter is van oordeel dat de elkaar opvolgende onzorgvuldige gedragingen van Beuk Horeca schadevergoeding op grond van schending van artikel 7:611 BW rechtvaardigen.

4.7
De kantonrechter verwerpt de stelling van Beuk Horeca dat het gegeven ontslag niet als een tekortkoming gezien kan worden, omdat er discussie over de ontslaggrond mogelijk was, zoals Beuk Horeca bepleit heeft met een beroep op de noot van mr. dr. M.S.A. Vegter bij het arrest van het Gerechtshof te ’s Gravenhage van 30 december 2012 (JAR 2013/12). In het bijzonder weegt op dit punt mee dat Beuk Horeca bekend was met de psychische klachten die [eiser] had op het moment dat het telefoongesprek heeft plaatsgevonden. Juist die wetenschap eiste van Beuk Horeca een grotere mate van zorgvuldigheid jegens haar medewerker die op dat moment meer dan 10 jaar zonder probleem gefunctioneerd had, zowel wat betreft de weging van de door [eiser] gebezigde woorden als de daaraan te verbinden gevolgen.

4.8
Uit de overgelegde stukken uit de eerdere procedures volgt dat [eiser] psychische klachten heeft ontwikkeld. In deze procedure heeft [eiser] dat nog nader onderbouwd met verklaringen van de behandelend psychiater over de ingezette behandeling en het UWV waaruit volgt dat [eiser] tot op heden niet in staat is om te werken. Verder heeft [eiser] het causaal verband onderbouwd met de verklaring van zijn huisarts van 1 december 2014 waaruit volgt dat [eiser] op 21 april 2008, de datum waarop de schoonmaakwerkzaamheden zijn opgedragen, plotseling ziek is geworden en dat de huisarts niet bekend was met klachten van lichamelijke of geestelijke aard voor die datum. Dit feitelijk gegeven is door Beuk Horeca niet betwist en door haar is ook niet gewezen op een relevante ziektegeschiedenis van [eiser] voordien, waaruit anders afgeleid kan worden. Daarmee is een gegeven dat [eiser] pas na de door Beuk Horeca genomen beslissing(en) ziek is geworden en bij gebreke van enige andere aanwijsbare of door Beuk Horeca gestelde oorzaak, moet er ook van uit gegaan worden dat [eiser] door die beslissing(en) ziek is geworden.

4.9
Tijdens de periode van ziekte is het salaris van [eiser] niet volledig doorbetaald. Dit betekent dat [eiser] zowel materiële schade in de vorm van gederfde inkomsten, als immateriële schade, door het ontstaan van psychische klachten, heeft geleden. Echter waar [eiser] bij de onderbouwing van de vordering veronderstelt dat alle schade voor vergoeding in aanmerking komt, miskent hij dat voor vergoeding slechts in aanmerking komt de schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van Beuk Horeca berust, dat de schade Beuk Horeca, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van de verweten gebeurtenis kan worden toegerekend (artikel 6:98 BW).

4.10
De uitval van [eiser] met psychische klachten heeft plaatsgevonden na de degradatie. Het gaat daarbij niet om jarenlange blootstelling aan onacceptabel gedrag, het gaat om een enkele personele maatregel. De ziekmelding heeft plaatsgevonden op de [eiser] dat de maatregel schriftelijk bevestigd is. Dit betekent dat [eiser] de toen opgedragen werkzaamheden in ieder geval slechts voor korte duur verricht heeft, al kan niet vastgesteld worden dat dit niet langer dan een uur is geweest zoals Beuk Horeca heeft gesteld. Verder is van belang dat Beuk Horeca op dat moment niet met bijzondere kwetsbaarheid van [eiser] bekend kon zijn, althans dat is niet gesteld. De ontwikkeling van psychische klachten ligt onder die omstandigheden niet direct voor de hand. Anderzijds had Beuk Horeca zich er wel rekenschap van moeten geven dat iedere suggestie van betrokkenheid bij diefstal een zware beschuldiging is waarbij de persoonlijke integriteit van haar werknemer in het geding is, hetgeen een grote mate van zorgvuldigheid van Beuk Horeca vereist. Bij een onterechte beschuldiging van betrokkenheid bij diefstal is gelet op de ernst daarvan enige psychische decompensatie voorstelbaar.

4.11
De norm om niet zonder goede reden tot degradatie over te gaan, betreft een fatsoensnorm en niet een op de werkgever rustende verplichting ter bescherming van de gezondheid en veiligheid van zijn medewerkers. In het laatste geval zou ruime toerekening op zijn plaats zijn net als in het geval van een jarenlang bestaand probleem. Om die redenen is in dit geval, ondanks het Beuk Horeca te maken verwijt en het feit dat zij op enige psychische decompensatie verdacht moest zijn, terughoudendheid bij de toerekening van schade op zijn plaats.

4.12
Voor wat betreft het gegeven ontslag op staande voet heeft vervolgens een volstrekt onjuiste beoordeling van de feiten plaatsgevonden. De gestelde bedreiging was objectief bezien niet te rechtvaardigen, zo volgt uit de eerdere rechterlijke beslissingen. Beuk Horeca heeft daarom op onjuiste gronden gekozen voor de zwaarst denkbare arbeidsrechtelijke maatregel. Niet zonder betekenis is daarbij dat Beuk Horeca toen reeds bekend was met de klachten die [eiser] ontwikkeld had. Juist dat maakt dat grote terughoudendheid bij Beuk Horeca op zijn plaats was geweest. Gelet op verstrekkendheid van een ontslag op staande voet en het diffamerende karakter daarvan, met onder meer grote gevolgen voor de inkomenspositie van [eiser], had Beuk Horeca zich moeten en kunnen realiseren dat een verslechtering van de psychische gesteldheid van [eiser] in de lijn van de normale verwachtingen lag. Waar aannemelijk is dat de tweede personeelsbeslissing tot een verslechtering van de psychische gesteldheid van [eiser] heeft geleid, is toerekening van een groter gedeelte van de door [eiser] geleden schade gerechtvaardigd. Daar komt bij dat op de comparitie is gebleken dat iedere rehabilitatie tot op heden achterwege is gebleven, terwijl én de dader van de diefstal inmiddels bekend is én tot tweemaal toe in rechte geoordeeld is dat Beuk Horeca een verkeerde afweging heeft gemaakt. Daarin hadden redenen gevonden kunnen worden om [eiser] een excuus te maken.

4.13
Het schenden van de re-integratieverplichting na de ziekmelding op 21 april 2008 heeft als zodanig geen rol gespeeld bij de uitval wegens ziekte zelf. Het niet naleven van deze verplichting is uiteraard wel van belang voor de duur waarover toerekening kan plaatsvinden, omdat de re-integratie juist beoogt de periode van ziekte zo kort mogelijk te laten duren en inschakeling in arbeid te bevorderen. Ook de periode na het ontslag op staande voet is in dit kader relevant. Door het ontslag op staande voet is er lange tijd niets aan re-integratie gedaan. Beuk Horeca heeft haar verplichtingen op dit punt pas hervat na het vonnis van de rechtbank van 15 juli 2009, waardoor er gedurende ruim een jaar niets aan re-integratie is gedaan. De kantonrechter neemt verder tot uitgangspunt dat Beuk Horeca daarna wel op juiste wijze invulling aan haar verplichtingen heeft gegeven, omdat het UWV de re-integratie inspanningen nadien als voldoende heeft beoordeeld. Daarmee verdraagt zich niet de inhoudelijk niet onderbouwde stelling van [eiser] dat Beuk Horeca helemaal niets heeft gedaan.

4.14
Naar het oordeel van de kantonrechter was enige psychische decompensatie bij de degradatie te voorzien. Door het onterechte ontslag op staande voet was verdere en ernstigere decompensatie eveneens te verwachten. De aard van de overtreden norm rechtvaardigt in het licht van de voorzienbare schade slechts toerekening van een beperkt deel van de schade en niet de gehele. Het niet correct naleven van de re-integratieverplichtingen (tot aan het vonnis van de rechtbank) maakt wel dat toerekening over een ruimere periode plaats moet vinden. De totale periode waarover toerekening van inkomensschade kan plaatsvinden stelt de kantonrechter op vier jaar. Nog ruimere toerekening is niet op zijn plaats, ook omdat uit de rapportages van behandelend psychiater volgt dat het tijdens de behandeling aanvankelijk vooral over het probleem met Beuk Horeca ging, maar dat er ook andere stressoren waren, zoals huisvestingsproblemen en familiale omstandigheden. Bij de toekenning van de aangevraagde WIA-uitkering was het uitgangspunt dat een meer dan geringe kans op herstel bestond, hetgeen ook iets zegt over de voorzienbaarheid van de schade en de mate waarin toerekening kan plaatsvinden. Alles afwegende is de kantonrechter dat de materiele schade becijferd over een periode van vier jaar aan het handelen van Beuk Horeca moet worden toegerekend en dat daarnaast een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade toegewezen kan worden. De elkaar opvolgende diffamerende personele maatregelen hebben ernstige psychische klachten veroorzaakt. Ter compensatie van die gevolgen is enige compensatie aangewezen.

4.15
Voor wat betreft de materiele schade moet uitgegaan worden van het verschil tussen het inkomen dat [eiser] verdiende en het inkomen dat [eiser] feitelijk gegenereerd heeft. In dat kader is van belang dat Beuk Horeca gedurende 104 weken het loon heeft doorbetaald op basis van 90% van het laatst verdiende inkomen en dat aan [eiser] daarna een uitkering is toegekend. Beuk Horeca heeft verder gewezen op het bestaan van een verzekering op grond waarvan [eiser] naast de door hem ontvangen uitkering mogelijk nog aanspraak had of nog heeft op een aanvullende uitkering op grond van die verzekering. Gegevens daarover zijn thans echter niet beschikbaar, reden waarom de materiële schade niet kan worden vastgesteld.

4.16
De zaak zal worden verwezen naar de rol van 18 februari 2015 waarop [eiser] zich als eerste kan uitlaten over de inkomensschade van [eiser] over een periode van vier jaar. Na ontvangst van die akte kan Beuk Horeca daarop reageren.

4.17
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. ECLI:NL:RBMNE:2015:552