Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem 070307 whiplash, cognitieve beperkingen niet aangetoond

Hof Arnhem 07-03-07whiplash, cognitieve beperkingen niet aangetoond
2.17.  [eiser] stelt verder dat hij, het ongeval weggedacht, voornemens was om na zijn 65e zo’n 10 tuinontwerpen per jaar te maken. Daartoe is hij echter niet meer in staat vanwege vooral de cognitieve beperkingen, aldus [eiser]. Wat betreft die cognitieve problemen volgt uit het neuropsychologisch onderzoek van Verdonck in 1996 (productie 2 bij dagvaarding):
“CONCLUSIE
Afgaande op de resultaten bij dit klinisch neuropsychologisch onderzoek ben ik van mening dat er bij de heer [eiser] geen aanwijzingen bestaan voor een organisch cerebraal dysfunctioneren. Er zijn geen indicaties voor specifieke neuropsychologische functiestoornissen welke rechtstreeks en uitsluitend herleid kunnen worden tot het ongeval d.d. 24 maart 1995. Er bestaan lichte problemen ten aanzien van de aandacht en vooral de geheugenfunctie, echter deze problemen zijn niet consistent en imponeren niet als organisch cerebraal bepaald. De door betrokkene gepresenteerde klachten op neuropsychologisch gebied worden door de resultaten bij dit onderzoek niet geobjectiveerd. Evenmin bestaat er een aanwijzing voor een posttraumatische deterioratie der intellectueel-cognitieve vermogens. Op grond van anamnese, de resultaten bij het persoonlijkheidsonderzoek en de observaties bij het klinisch neuropsychologisch onderzoek ben ik van mening dat er bij betrokkene aanwijzingen bestaan voor een neurotische persoonlijkheidsstructuur met een sterke neiging tot het somatiseren van psychische problematiek. De anamnese geeft aanwijzingen voor pre-existente neurotische mechanismen en voor het bestaan van zogenaamde ‘life events’. Er zijn aanwijzingen tot functionele aggravatie. Er bestaat een neiging tot depressieve reactie vorming, en als gevolg daarvan een verminderd initiatief en een enigszins verminderde vitaliteit. Er zijn duidelijke aanwijzingen voor een somatische fixatie en er is sprake van een geconditioneerd beeld. (…)
Op grond van bovenstaande ben ik van mening dat er bij de heer [eiser] op strikt neuropsychologische gronden geen beperkingen bestaan ten aanzien van de functies van het ADL en evenmin ten aanzien van het verrichten van arbeid in het algemeen en zijn beroepsbezigheden in het bijzonder. “

2.18.  Op grond van die door [eiser] niet bestreden conclusie van Verdonck moet het ervoor worden gehouden dat [eiser] als gevolg van het ongeval cognitieve klachten en beperkingen ondervindt. Uit dit rapport noch overigens is gebleken dat hij als gevolg van ongevalsgerelateerde klachten niet in staat zou zijn tot het maken van een beperkt aantal ontwerpen per jaar. Voor zover [eiser] zich hiertoe beroept op het rapport van 7 mei 2003 van M. de Lugt, klinisch psycholoog in ziekenhuis de Gelderse Vallei, waarin melding wordt gemaakt van enkele cognitieve stoornissen, geldt dat daaruit niet kan worden afgeleid dat die stoornissen te herleiden zijn tot het ongeval in 1995 en evenmin dat die stoornissen tot wezenlijke beperkingen leiden. Daarentegen staat in uit het arbeidsdeskundige onderzoek dat in opdracht van [eiser] door Heling en Partners is uitgevoerd (op pagina 12 en 13) dat [eiser] geschikt wordt geacht voor de uitoefening van ‘overige werkzaamheden’ waaronder wordt verstaan overleg met klanten, ontwerpen, offreren, reclame, bijhouden vakliteratuur, te meer nu [eiser] de mogelijkheid heeft om hierin een spreiding aan te brengen door deze taken over een groot deel van de dag te verdelen. Nu niet is gebleken dat [eiser] als gevolg van het ongeval cognitieve stoornissen heeft ondervonden en ondervindt op grond waarvan hij niet in staat zou zijn 10 ontwerpen per jaar te maken, zal zijn vordering in zoverre worden afgewezen.
LJN BA1755