Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 260215 whiplash taxichauffeur; onvoldoende bezwaren tegen rapportage neuroloog; causaal verband komt niet vast te staan

Rb Amsterdam 260215 whiplash taxichauffeur; onvoldoende bezwaren tegen rapportage neuroloog; causaal verband komt niet vast te staan;
- kosten gevorderd € 10.983,55, begroot op 21 x € 230,- + 6% + 21%, totaal € 6.134,10

2 De feiten

2.1.
[verzoeker] was lange tijd van beroep taxichauffeur. Hij oefende dit beroep als zelfstandige uit. Op 15 mei 2009 is [verzoeker] betrokken geweest bij een verkeersongeval op de A2. Hij is van achteren aangereden door een vrachtwagen. Delta Lloyd was de verzekeraar van de veroorzaker van het ongeluk en heeft aansprakelijkheid erkend. Op 18 mei 2009 heeft [verzoeker] de huisarts [naam 1] bezocht. Deze heeft hevige klachten van de nek, hypertonie van het hele bewegingsapparaat en tintelingen in armen en benen gerapporteerd. In juni 2009 is [verzoeker] behandeld door een multidisciplinair team met fysiotherapie, ergotherapie en psychologische begeleiding. Dit heeft niet geleid tot een afname van de klachten. De conclusie van het behandelteam luidde: whiplash injury als gevolg van aanrijding. Op 23 juni 2009 is [verzoeker] onderzocht door een neuroloog, [naam 2]. Volgens haar verslaglegging klaagde [verzoeker] over onder meer pijnklachten in de nek, schouder en hoofd. Uit neurologisch onderzoek kwam naar voren dat de nekbewegingen van [verzoeker] soepel waren. De conclusie van de neuroloog luidde: klachten ontstaan na flexie-extensie trauma op 15 mei. Op een later gemaakte CT-scan werden geen afwijkingen geconstateerd.

2.2.
Op 28 juli 2009 is [verzoeker] ter controle onderzocht door zijn de huisarts [naam 3]. Deze heeft geconstateerd dat [verzoeker] klachten had over pijn in het nek-schoudergebied met tintelingen in armen en benen, toegenomen vermoeidheid, verminderde concentratie en slaapproblemen. Verder heeft hij gerapporteerd dat [verzoeker] niet tegen lawaai en fel licht kon, dat hij zijn hoofd heel moeizaam draait, dat zijn extensie licht beperkt en zijn flexie fors beperkt is. De huisarts heeft geadviseerd om informatie aan te vragen bij de neuroloog. Op 29 juli 2009 heeft de verzekeringsarts [naam 4] op basis van de bevindingen van de huisartsen geconcludeerd dat gezien de aard van het ongeval en de klachten, en de afwezigheid van objectief verifieerbare klachten moet worden gedacht aan een postwhiplashsyndroom.

2.3.
In september 2009 is op verzoek van Delta Lloyd en de belangenbehartiger van [verzoeker] door arbeidsdeskundige [naam 5] onderzoek gedaan naar de re-integratiemogelijk-heden van [verzoeker]. Haar conclusie luidde dat [verzoeker] vol was van de gevolgen van het ongeluk, dat hij iedere dag zijn beperkingen ervaarde, zich onmachtig voelde, geen perspectief op verbetering zag en een uitgesproken sombere indruk maakte. Re-integratie was op dat moment nog niet aan de orde. Op 1 april 2010 is [verzoeker] onderzocht door [naam 6], revalidatiearts, [naam 7], arts-assistent. Zij hebben als klachten van [verzoeker] onder meer genoteerd een stekende pijn achter op het hoofd opkomend vanuit de nek en soms ook achter de ogen te voelen. Hun medische diagnose luidde: whiplash associated disorder na auto-ongeval. Daarnaast was volgens hen sprake van psychosociale problematiek en systeem problematiek, veel boosheid en neiging om spanning om te zetten in lichamelijke klachten.

2.4.
Op 8 juni 2010 is [verzoeker] onderzocht door de oogarts [naam 8]. Deze heeft afwijkingen geconstateerd en een bepaalde bril geadviseerd. Op 14 oktober 2011 heeft deze oogarts [verzoeker] nogmaals onderzocht en geconstateerd dat hij (nog steeds) leed aan een sterk onvermogen om boven een bepaalde snelheid bewegende beelden te integreren. Dit leidde tot onder meer een ernstige beperking van de leesvaardigheid.

2.5.
Op 23 mei 2011 hebben (de medische adviseurs van) [verzoeker] en Delta Lloyd opdracht gegeven aan de neuroloog [naam 9] om in het kader van de letselschadeprocedure onderzoek te doen naar de klachten van [verzoeker] en de oorzaak daarvan. Deze neuroloog heeft op 28 juni 2011 als volgt gerapporteerd:

“Samenvatting:
Betrokkene is een thans 53-jarige man die in mei 2009 van achteren wordt aangereden. Hierna ontstaan klachten op velerlei gebied, waaronder hoofdpijn en nekpijn, gevoelsstoornissen in de rechter lichaamshelft, vermoeidheid. Betrokkene wordt neurologisch onderzocht waarbij geen afwijkingen gevonden worden, beeldvorming van de hersenen en cervicale wervelkolom is normaal. Betrokkene wordt naar de revalidatiearts verwezen, zowel in Gouda als in De Hoogstraat. Hij herstelt niet of nauwelijks. Het klachtenpatroon blijft min of meer onveranderd bestaan, waarbij betrokkene aangeeft dat zijn gebrek aan energie het voornaamste probleem is. Bij neurologisch onderzoek worden geen afwijkingen gevonden, daarbij worden duidelijke aanwijzingen gevonden voor een niet organische stoornis.
Beschouwing:
Reeds voor het ongeval zijn bij betrokkene klachten gedocumenteerd wat betreft slaapstoornissen, klachten van het bewegingsapparaat en verschijnselen die als burn out zijn geduid.
Uit de gegevens en de anamnese komt naar voren dat betrokkene op veel psychosociale gebieden problemen heeft ondervonden, zie zeker aanleiding tot verwerkingsproblematiek hebben kunnen geven, zoals het verlies van zijn vrouw, zijn vader en zijn moeder.
Over het ongeval zelf staan eigenlijk geen gegevens ter beschikking, we moeten afgaan op de anamnese van betrokkene. In De Hoogstraat (het revalidatiecentrum, rb) is het klachtpatroon omschreven als whiplash associated disorder. Opvallend is dat bij betrokkene nekklachten eigenlijk nauwelijks aanwezig zijn, er is dan ook geen enkele reden om enige structurele laesie van de cervicale wervelkolom in brede zin aan te nemen. Ook zijn er geen aanwijzingen voor enig schedeltrauma. Alle door betrokkene genoemde klachten suggereren een aandoening op psychiatrisch gebied. Het wekt bevreemding dat betrokkene niet in behandeling is gekomen bij een psychiater, hoewel wel antidepressiva en antipsychotica zijn voorgeschreven. Het is niet zinvol betrokkene naar een neuropsycholoog te verwijzen (…). Er is geen reden betrokkene enig functieverlies op neurologisch vakgebied toe te kennen, zelfs niet op grond van een mogelijk whiplash associated disorder, aangezien vanaf het begin gedocumenteerd is dat de nekbewegingen bij betrokkene volkomen normaal zijn. Betrokken dient voor verdere evaluatie door een psychiater te worden onderzocht.”

2.6.
[naam 9] heeft het concept van zijn rapport toegezonden aan de advocaat van [verzoeker], die dit heeft voorgelegd aan een door hem ingeschakelde medisch adviseur, [naam 10]. Deze heeft bij brief van 27 juni 2011 geadviseerd om in te stemmen met het rapport.

2.7.
[verzoeker] is vervolgens onderzocht door [naam 11], psychiater, en [naam 12], psychiater in opleiding. In hun rapport van 15 april 2013 zijn zij tot de conclusie gekomen dat er bij [verzoeker] geen psychiatrische diagnose kon worden gesteld. In het bijzonder wezen zij de mogelijkheid af van een aanpassingsstoornis na het ongeluk, van een depressieve stoornis, van simulatie of een nagebootste stoornis of van een conversiestoornis. Wel is geconstateerd dat de informatie die [verzoeker] heeft gegeven niet altijd overeenstemde met de bevindingen tijdens het onderzoek. Met name inprenting, korte termijn geheugenklachten, concentratieproblemen en loopproblemen werden door [verzoeker] wel genoemd maar door de psychiaters niet waargenomen.

2.8.
Ook de psychiaters hebben het concept van hun rapport aan [verzoeker] en zijn advocaat voorgelegd. Dezen hebben na consulatie van medisch adviseur [naam 13] met dit rapport ingestemd, zo blijkt uit haar brief van 13 mei 2013.

2.9.
Delta Lloyd is kort na het ongeluk gestart met het uitkeren van voorschotbetalingen. Bij brief van 14 juni 2013 heeft Delta Lloyd aan [verzoeker] bericht dat met de tot dat moment verrichte voorschotbetalingen van in totaal € 103.500 ruimschoots aan haar verplichtingen was voldaan en dat voor betaling van verdere voorschotbetalingen, gelet op de uitgebrachte rapporten, geen ruimte bestond. Delta Lloyd maakt geen aanspraak op terugbetaling van het voorschot, ongeacht de uitkomst van deze procedure.

3 Het deelgeschil

3.1.
[verzoeker] heeft (samengevat) verzocht dat de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht verklaard dat er causaal verband bestaat tussen het ongeval en de klachten en beperkingen van [verzoeker] die tot zijn uitval hebben geleid,
- Delta Lloyd beveelt mee te werken aan de minnelijke schadeafwikkeling,
- Delta Lloyd te bevelen om binnen zeven dagen na het wijzen van deze beschikking een aanvullend voorschot van € 142.999 aan [verzoeker] te betalen,
- Delta Lloyd te bevelen de buitengerechtelijke kosten van [verzoeker] van € 2.126,88 te vergoeden,
- de kosten van [verzoeker] voor deze procedure te begroten op € 10.983,55 en Delta Lloyd te bevelen dit bedrag binnen zeven dagen na de beschikking over te maken.

3.2.
[verzoeker] legt aan het verzoek ten grondslag dat in juridische zin het causaal verband tussen het ongeval en zijn klachten voldoende vast staat. Hij wijst erop dat het ongeval, de klachten en de beperkingen vaststaan, dat aanwijzingen ontbreken dat de klachten voor het ongeval al bestonden, dat het ongeval op zichzelf de klachten en beperkingen kan veroorzaken en dat een alternatieve oorzaak voor de klachten en beperkingen ontbreekt.

3.3.
Delta Lloyd voert verweer.

4 De beoordeling

4.1.
In dit deelgeschil gaat het om de vraag of juridische causaliteit moet worden aangenomen, terwijl in medisch opzicht niet is komen vast te staan dat het ongeval heeft geleid tot een aandoening die beperkingen met zich heeft gebracht.

4.2.
[verzoeker] beroept zich op het arrest Zwolsche Algemeene / De Greef (NJ 2001, 433) en andere rechtspraak waarin kort gezegd is geoordeeld dat het juridische causaal verband tussen een gebeurtenis en daarna ondervonden klachten en beperkingen onder omstandigheden kan worden aangenomen ook als een medische diagnose, waaruit de klachten en beperkingen kunnen worden verklaard, ontbreekt.

4.3.
In de door verzoeker aangehaalde rechtspraak was door een of meer medische deskundige(n) geconcludeerd dat van een ‘objectiveerbare stoornis’ geen sprake was omdat geen anatomisch substraat voor de ondervonden klachten kon worden vastgesteld. Zoals gezegd behoeft dit geen belemmering te zijn om onder omstandigheden toch juridisch causaal verband aan te nemen. In dit geval gaat het echter om een andere situatie, omdat de op gezamenlijk verzoek van partijen geraadpleegde deskundige [naam 9] tot de conclusie is gekomen dat van enig functieverlies op neurologisch vakgebied en van de aandoening, die volgens [verzoeker] het gevolg zou zijn van de aanrijding, juist geen sprake is. [verzoeker] heeft dit onderkend en aangevoerd dat het deskundigenrapport niet bruikbaar is en dus buiten beschouwing moet blijven.

4.4.
Indien een op gezamenlijk verzoek van partijen uitgebracht deskundigenrapport in het geding is gebracht, is het aan de rechter om te beoordelen welke waarde daaraan moet worden toegekend. Het staat de rechter vrij dit rapport tot uitgangspunt te nemen, ook als door een partij bezwaren zijn geuit tegen de wijze van totstandkoming of de inhoud daarvan. De rechter zal wel op die bezwaren moeten ingaan.

4.5.
De rechtbank benadrukt allereerst dat [naam 9] op gezamenlijk verzoek van partijen is aangezocht om te onderzoeken of de klachten van [verzoeker] in medische zin aan het ongeval konden worden gerelateerd. Het moet er dus voor worden gehouden dat [naam 9], zowel in de ogen van Delta Lloyd als in die van de advocaat en/of de medisch adviseur van [verzoeker] als deskundige op dit terrein werd beschouwd. Destijds, noch in de reacties op het rapport van [naam 9] noch in huidige fase van de procedure is de deskundigheid van [naam 9] als neuroloog in twijfel getrokken. Verder valt op dat door de medisch adviseur van [verzoeker] instemmend is gereageerd op het rapport van [naam 9] en dat [verzoeker] en zijn advocaat zelf, hoewel zij daartoe in de gelegenheid waren, zich destijds niet tegen de inhoud of de wijze van totstandkoming van het rapport hebben verzet. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat zij destijds stilzwijgend met het rapport hebben ingestemd.

4.6.
In het verzoekschrift wordt aangevoerd dat de conclusies van [naam 9] zijn gebaseerd op onzorgvuldig onderzoek omdat [verzoeker] al direct na het ongeluk last had van pijn in zijn nek en dat hij zijn nek slechts beperkt en behoedzaam kon draaien. [verzoeker] heeft verwezen naar de bevindingen van de neuroloog[naam 2], waaruit blijkt dat zijwaartse buiging van de nek controlateraal pijnklachten gaf in de achterkant van de onderarm. Daarnaast heeft [verzoeker] erop gewezen dat ook de huisarts [naam 3] heeft gerapporteerd dat [verzoeker] zijn hoofd zeer behoedzaam draaide, dat de rotatie naar links en naar rechts beperkt was tot ongeveer 50 graden en dat de extensie licht beperkt en de flexie fors beperkt was. Tot slot heeft [verzoeker] erop gewezen dat de revalidatiearts [naam 6] heeft geconstateerd dat ten aanzien van de cervicale wervelkolom een lichte bewegingsbeperking in alle richtingen had en dat beweging duizeligheid en zwarte vlekken voor de ogen opwekte.

4.7.
Voor zover [verzoeker] heeft bedoeld dat [naam 9] de hiervoor weergegeven informatie ten onrechte niet bij zijn onderzoek heeft betrokken, wordt dit betoog verworpen. Uit het rapport van [naam 9] blijkt dat de volledige uitdraai van het huisartsenjournaal in de betreffende periode, het verslag van de neuroloog [naam 2] en de bevindingen van de revalidatiearts [naam 6] in zijn oordeelsvorming zijn meegenomen.
Voor zover [verzoeker] heeft bedoeld dat de conclusie van [naam 9] dat de nekbewegingen volkomen normaal zijn, onbegrijpelijk is, wordt ook dit standpunt verworpen. Anders dan [verzoeker] stelt is [naam 9] niet voorbij gegaan aan de pijnklachten aan de nek. Uit het rapport blijkt dat [naam 9] zich zonder meer bewust is geweest van de pijnklachten aan de nek. Het realiteitsgehalte van die pijnklachten is door [naam 9] ook niet ter discussie gesteld. Het gaat [naam 9] blijkens het rapport echter niet om de pijnklachten maar om het feit dat de nekbewegingen sinds het ongeluk normaal zijn. Deze constatering vindt bevestiging in het rapport van de neuroloog [naam 2], die heeft vermeld dat - ondanks pijnklachten aan de nek - de nekbewegingen soepel zijn. Weliswaar hebben de revalidatiearts [naam 6] en de huisarts [naam 3] melding gemaakt van (enige) beperking in de bewegingsmogelijkheden van de nek, maar dit maakt de conclusie van [naam 9] op zich zelf niet onbegrijpelijk. [naam 9] is kennelijk tot de conclusie gekomen dat de bevindingen van [naam 3] en [naam 6] (beiden geen neuroloog) niet in de weg stonden aan de conclusie dat de nekbewegingen van [verzoeker] normaal waren. Gelet op de specifieke deskundigheid van [naam 9] en op het feit dat hij de gehele periode sinds het ongeluk heeft onderzocht, terwijl [naam 6] en met name [naam 3] slechts een momentopname hebben gerapporteerd, is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, van een onbegrijpelijke conclusie van [naam 9] geen sprake.

4.8.
Ter zitting heeft [verzoeker] nog aangevoerd dat het rapport van [naam 9] mede tekortschiet omdat hij als neuroloog volgens zijn eigen richtlijnen niet althans onvoldoende in staat is om bij ontbreken van een anatomisch substraat een whiplash of daaruit voortvloeiende beperkingen vast te stellen. Ook dit standpunt wordt verworpen. Ten eerste geldt dat [naam 9] destijds mede door [verzoeker] zelf als deskundige is aangezocht om het onderzoek uit te voeren. Toen en nu is door [verzoeker] niet gesteld dat [naam 9] niet over de vereiste deskundigheid zou beschikken. Voor zover [verzoeker] heeft bedoeld dat sindsdien is gebleken dat het een neuroloog niet (langer) is toegestaan om vast te stellen of sprake is van een whiplash (associated disorder), wordt deze stelling als onvoldoende gemotiveerd verworpen. Met die stelling wordt bovendien miskend dat [naam 9] in dit geval heeft geoordeeld dat er geen reden is om [verzoeker] enig functieverlies op neurologisch vakgebied toe te kennen, zelfs niet op grond van een mogelijke whiplash associated disorder, wat moet worden onderscheiden van de situatie waar [verzoeker] op doelt, namelijk dat er geen anatomisch substraat is waaruit de klachten en beperkingen kunnen worden verklaard.

4.9.
Het had op de weg van [verzoeker] gelegen om nader toe te lichten dat en waarom het rapport van [naam 9] niet deugt. [verzoeker] had, nu het onderzoeksrapport door [naam 9] mede op zijn verzoek tot stand is gekomen en hij daar eerder mee heeft ingestemd, meer moeten doen dan te wijzen op vermeende inconsistenties om het rapport alsnog van tafel te krijgen. Bijvoorbeeld door zijn stelling dat de bevindingen van [naam 9] over de nekbewegingen niet te rijmen zijn met de door [verzoeker] ondervonden nekklachten noch met de onderzoeksresultaten van [naam 3] en [naam 6], nader te onderbouwen door een (nadere) reactie van de betrokken artsen dan wel van een andere ter zake deskundige persoon over te leggen. Nu [verzoeker] dat heeft nagelaten gaat de rechtbank voor de beoordeling van dit verzoek uit van de juistheid van het rapport van [naam 9].

4.10.
Het voorgaande brengt mee dat de in het arrest Zwolsche Algemeene / De Greef en latere rechtspraak ontwikkelde criteria voor het vaststellen van causaal verband tussen ongeval en beperkingen in dit geval niet van toepassing zijn. Er wordt dan ook niet toegekomen aan toetsing van die criteria. De conclusie luidt dat het causale verband tussen het ongeval en de beperkingen van [verzoeker] in deze procedure niet is komen vast te staan.

ECLI:NL:RBAMS:2015:925