Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Overijssel 100416 whiplash en pre-existente klachten; vaststellen ongevalsgevolgen whiplash niet geschikt voor deelgeschil, onderzoek deskundigen nodig

Rb Overijssel 100416 whiplash en pre-existente klachten; vaststellen ongevalsgevolgen whiplash niet geschikt voor deelgeschil, onderzoek deskundigen nodig; 
- begroting kosten deelgeschil afgewezen; uit aard van geschil volgt dat deelgeschilprocedure niet de aangewezen procedure was

De feiten

2.1. 
[Verzoekster] is op 19 april 2013 te Naaldwijk, met haar auto staande voor een verkeerslicht, aangereden door een achteropkomende auto. De bestuurder daarvan was tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij ABN AMRO.

tegen

2.2. 
Verweerster heeft bij brief van 3 mei 2013 van Delta Lloyd, die de behandeling van de zaak voor ABN AMRO heeft verricht, aan de rechtsbijstandsverzekeraar van [Verzoekster] medegedeeld: “Op grond van de ons ter beschikking staande informatie zullen wij de aansprakelijkheid van onze verzekerde erkennen.

2.3. 
Door het HAGA Ziekenhuis te Den Haag is blijkens een tweetal brieven, te weten van de afdeling Neurologie d.d. 7 juni 2013 (a) en van de afdeling Revalidatie(geneeskunde) van 30 juli 2013 (b) aan de huisarts van [Verzoekster] medegedeeld:

(a) “Conclusie:

Na trauma capitis met whiplash traurna mechanisme zonder bewustzijnsverlies klachten van stotterende spraak, concentratieproblemen. Posttraumatische klachten. zonder afwijkingen op CT hersenen. Nekpijn zonder uitstraling met bij neurologisch onderzoek een door pijn beperkte rotatie van de nek. “

(b) “37-jarige vrouw met herstelfase na trauma capitis 9(19, rb.) april 2013 met Whiplash Associated Disorder en persisterende pijnklachten in de nek. duizeligheid, spraakstoornissen en concentratieproblematiek. Beperkingen t.a.v. functies, activiteiten en participatie. Psychosociale aspecten (w.o. onrust, angst) spelen een actuele mogelijk beperkende rol (WPN3)

2.4.
Door [Verzoekster] zijn overgelegd een Rapport Personenschade van [naam schaderegelaar] d.d. 5 augustus 2013 aan ABN AMRO alsmede medische rapporten van [naam] van Medisch Advies Groep d.d. 28 november 2014 aan Regres Verzekerd en van [naam] van Medi Themis d.d. 14 augustus 2014 aan de advocaat van [Verzoekster].

2.5.
ABN AMRO heeft rapporten overgelegd van haar medisch adviseur (naam medisch adviseur), d.d. 14 november 2013, 19 februari 2015 en d.d. 27 oktober 2015, alsmede een Rapport Personenschade van [naam schaderegelaar] van Delta Lloyd d.d. 13 april 2015.

2.6.
[Verzoekster] heeft op 3 februari 2016 de patiëntenkaart van haar huisarts over de periode 22 februari 2006 tot en met 15 september 2015 overgelegd.

2.7. 
ABN AMRO heeft tot dusverre een bedrag van € 4.500,00 aan voorschotten betaald aan [Verzoekster].

Het geschil

3.1. 
[Verzoekster] verzoekt de rechtbank:

te bepalen dat ABN AMRO aansprakelijk is voor de door [Verzoekster] geleden en nog te lijden schade;
ABN AMRO te veroordelen om aan [Verzoekster] te betalen een voorschot op de materiële schade van € 7.500,00;
ABN AMRO te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [Verzoekster] te betalen een voorschot op de immateriële schade van € 7.500,00;
ABN AMRO te veroordelen om aan [Verzoekster] te betalen € 6.232,00 zijnde de nog openstaande nota’s van de raadsman van [Verzoekster] alsmede de nota van 30 oktober 2015 ad € 1.798,85;
ABN AMRO te veroordelen in de kosten in het geding, door [Verzoekster] begroot op € 2.821,68 alsmede € 466,00 aan griffierechten en € 61,58 exclusief btw aan deurwaarderskosten, zijnde een totaal van € 3.349,26.

3.2. 
ABN AMRO voert gemotiveerd verweer, strekkende tot het niet-ontvankelijk verklaren dan wel afwijzen van het verzoek, kort samengevat omdat een uitspraak van de rechtbank over de aansprakelijkheid, die zij reeds heeft erkend, en over het verstrekken van voorschotten en buitengerechtelijke kosten geen bijdrage zal leveren aan de oplossing van het geschil. Wat betreft de verzochte kostenveroordeling stelt ABN AMRO dat deze achterwege moet blijven omdat deze procedure volstrekt onnodig/onterecht is ingesteld.

De beoordeling

4.1. 
De rechtbank dient te beoordelen of sprake is van een deelgeschil dat zich leent voor behandeling in de deelgeschilprocedure in de zin van de artikelen I019w-1019cc van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De deelgeschilprocedure is bedoeld om een op bepaalde geschilpunten – omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen partijen rechtens geldt ter zake van aansprakelijkheid voor schade door dood of letsel – vastgelopen buitengerechtelijk onderhandelingstraject tussen partijen weer vlot te trekken. Doordat in rechte op die geschilpunten wordt beslist, kunnen partijen op basis van die beslissing vervolgens verder onderhandelen om alsnog, ter beëindiging van hun geschil, te komen tot een vaststellingsovereenkomst ter zake van de schaderegeling.

Dit toetsingskader brengt mee dat beoordeeld dient te worden of de door [Verzoekster] gevraagde beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Indien dat onvoldoende het geval kan zijn, dient het verzoek te worden afgewezen.

4.2.
[Verzoekster] heeft in een aanvulling op haar verzoekschrift aangegeven dat het deelgeschil twee aspecten omvat: enerzijds het niet erkennen door ABN AMRO van de ernst van het letsel dat [Verzoekster] heeft opgelopen en anderzijds de weigering van ABN AMRO om tot betaling van schadevergoeding over te gaan.

4.3. 
De rechtbank stelt vast dat ABN AMRO aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval voor [Verzoekster] reeds op 3 mei 2013 heeft erkend, welk erkenning door ABN AMRO in deze procedure gestand wordt gedaan. In zoverre acht de rechtbank op dit punt geen geschilpunt aanwezig dat het onderhandelingstraject blokkeert. Smalt heeft derhalve geen belang bij de op dit onderdeel gevraagde beslissing.

4.4. 
De overige door [Verzoekster] gevraagde beslissingen betreffen het betalen van voorschotten op schadevergoeding voor materiële en immateriële schade alsmede kosten van rechtsbijstand.

4.5. 
Tussen partijen is in geschil welke de gevolgen van het ongeval voor [Verzoekster] zijn. ABN AMRO is van oordeel dat [Verzoekster] onvoldoende onderbouwing heeft geleverd voor klachten, die zouden bestaan en dat die, zo gegeven, in een causaal verband staan met het ongeval. Voor zover zodanige klachten zouden moeten worden vastgesteld, dient vervolgens te worden vastgesteld welke beperkingen die klachten meebrengen, zo heeft ABN AMRO betoogd. Zowel over klachten als over beperkingen bestaat haars inziens onvoldoende duidelijkheid, reden waarom zij nader deskundigenonderzoek noodzakelijk acht. Daarbij dient mede inzicht te worden verkregen in mogelijke pre-existentiële klachten. Dat onderzoek zou onderzoek door een neuroloog, verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige moeten omvatten.

4.6. 
De rechtbank acht het verweer van ABN AMRO steekhoudend.

Bij gebreke van gericht onderzoek tot dusver door één of meer onafhankelijke deskundigen blijft in deze zaak sprake van tegengestelde standpunten omtrent de klachten en beperkingen die het ongeval voor [Verzoekster] zouden hebben meegebracht en die schadevergoeding zouden vergen.

Die tegengestelde standpunten verhinderen weliswaar dat partijen ter zake tot een minnelijke regeling komen, maar naar het oordeel van de rechtbank betreft de discrepantie in de stellingen geen geschilpunt dat zich voor een beslissing in een deelgeschilprocedure leent, gelet op de aard en essentie van het geschil.

Aan de hand van de overgelegde stukken c.q. de door partijen ingebrachte rapporten van partijdeskundigen en de patiëntenkaart acht de rechtbank onvoldoende bepaalbaar of en in hoeverre het door [Verzoekster] gestelde letsel en de daardoor ontstane beperkingen het gevolg zijn van het ongeval en zij op de door haar gestelde gronden recht heeft op schadevergoeding.

Zij acht zich niet in staat om over die beslissing ten principale thans een oordeel te geven, omdat zodanige beslissing meer medische- en andere gegevens vergt dan waarvan thans (niet) is gebleken. Deze procedure leent zich niet voor bewijslevering als voor een beslissing vereist.

4.7. 
Het verzoek om (meer) bevoorschotting hangt nauw samen met, dan wel is een financiële vertaling van, het standpunt van [Verzoekster] in dezen. Met de beslissing om ABN AMRO tot de gevraagde bevoorschotting te veroordelen, acht de rechtbank onder de aangegeven omstandigheden echter geen voorziening aan de orde, waarmee een beletsel dat de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst in de weg staat, zou worden weggenomen.

4.8. 
Het vorenstaande geldt evenzeer wal betreft het ABN AMRO doen betalen van buitengerechtelijke kosten waartoe verzocht is te beslissen.

4.9. 
De verzoeken van [Verzoekster] zullen dan ook worden afgewezen.

4.10. 
Ingevolge artikel 1019aa Rv dienen de kosten van de behandeling van het verzoek aan de zijde van [Verzoekster] te worden begroot, waarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking moeten worden genomen. Het moet gaan om kosten welke in redelijkheid zijn gemaakt en de hoogte van die kosten dient eveneens redelijk te zijn. De rechtbank zal de door [Verzoekster] gevorderde kosten op dit punt afwijzen, nu niet blijkt dat ze in redelijkheid zijn gemaakt. Uit de aard van het geschil volgt, zoals overwogen, dat het instellen van de deelgeschilprocedure niet de aangewezen procedure was. stichtingpiv.nl