Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 141222 Ongeval tussen een auto en een scootmobiel; art 185 WVW nvt; auto niet aansprakelijk

RBGEL 141222 Ongeval tussen een auto en een scootmobiel; art 185 WVW nvt; auto niet aansprakelijk
2
De feiten

2.1.
Op 12 augustus 2020 is [eisende partij] betrokken geraakt bij een verkeersongeval terwijl hij met zijn scootmobiel de [straatnaam 1] in [plaats] overstak. Op de hieronder weergegeven plattegrond is met een rode stip de plaats aangegeven waar het ongeval plaatsvond.

AFBEELDING I (niet op rechtspraak.nl, red LSA LM)

2.2.
Bij het ongeval was ook [gedaagde partij 1] betrokken. Hij reed met zijn auto over de [straatnaam 1] in noordelijke richting.

2.3.
[eisende partij] heeft als gevolg van het ongeval vier ribben en zijn schouderblad op meerdere plaatsen gebroken. [eisende partij] is meermaals geopereerd.

2.4.
De politie is na het ongeval ter plaatse gekomen. In het proces-verbaal heeft de politie (op pagina 4) ten aanzien van de toedracht het volgende opgenomen:

Op woensdag 12 augustus 2020 omstreeks 14.15 uur reed betrokkene [gedaagde partij 1] in zijn [merk auto+kenteken] op de [straatnaam 1] komende uit de richting [straatnaam 2] en gaande in de richting van [straatnaam 3] .

Op diezelfde dat dag, datum en tijdstip reed betrokkene [eisende partij] op zijn scootmobiel op de [straatnaam 1] . [eisende partij] stak over op de oversteekplaats ter hoogte van de brug met de [straatnaam 4] . [eisende partij] kwam uit de richting van het water en stak over in de richting van bouwbedrijf [bedrijf] .

Op het moment van de aanrijding stond de voorsorteerstrook voor links afgaand verkeer vol doordat de brug open was. De strook voor rechtdoor gaand verkeer was leeg. Doordat de strook voor links afgaand verkeer vol stond, kon [eisende partij] niet zien dat [gedaagde partij 1] achter de rij met voertuigen langsreed. [gedaagde partij 1] kon op zijn beurt niet zien dat [eisende partij] overstak door diezelfde rij met voertuigen.

Hierdoor raakte [eisende partij] [gedaagde partij 1] in zijn flank. [eisende partij] had haaientanden. [gedaagde partij 1] had dus voorrang.

Het voertuig van betrokkene [gedaagde partij 1] stond stil op 8,7 meter na de oversteekplaats. Hieruit valt af te leiden dat [gedaagde partij 1] niet harder dan 30 kilometer per uur gereden heeft.”

2.5.
Op 16 januari 2021 is een aansprakelijkstelling verstuurd naar Achmea, als WAM-verzekeraar van [gedaagde partij 1] voor de geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade van [eisende partij] .

2.6.
Mevrouw [getuige 1] (hierna: “ [getuige 1] ”) heeft het ongeval zien gebeuren. Zij stond ook te wachten bij de brug van de [straatnaam 4] . Zij heeft op 12 augustus 2020 om 14:30 uur het volgende verklaard:

( ... )

Ik stond hier stil omdat de brug omhoog was geweest waardoor het verkeer werd gestremd. Ik zag dat op het moment dat de brug weer open was een man op een scootmobiel de brug passeerde, ook in de richting van de [straatnaam 1] . Ik zag dat op de rijstrook van het afslaande verkeerd van de [straatnaam 1] naar de [straatnaam 4] een lange rij auto’s stil stonden in afwachting van het groene verkeerslicht. Ik zag dat de man op de scootmobiel de [straatnaam 1] overstak op de oversteekplaats wat zich bevind in het verlengde van de [straatnaam 4] . Ik zag dat op het moment dat de man in de scootmobiel de rijbaan op de [straatnaam 1] van het doorgaande verkeer richting [plaats] wilde passeren hij werd aangereden door een personenauto.

( ... )

2.7.
De heer [getuige 2] (hierna: “ [getuige 2] ”) heeft op 12 augustus 2020 over het ongeval het volgende verklaard:

Op woensdag 12 augustus 2020 omstreeks 14.15 uur stond ik als bestuurder van een voertuig stil voor de brug aan de zijde van de [straatnaam 4] .

( ... )

Toen even later de brug nog zakte, kreeg ik zicht op de [straatnaam 1] . Ik zag toen dat aan mijn rechterzijde een rij auto’s stil stonden op de voorsorteerstrook voor linksaf gaand verkeer op de [straatnaam 1] . Via deze strook kan men namelijk over de brug richting de [straatnaam 4] . Ik zag ook dat de voorsorteerstrook voor rechtdoor gaand verkeer leeg was. Kort daarop zag ik dat een man op een rode scootmobiel de [straatnaam 1] over wilde steken. Ik zag dat hij vanaf de kant van het water overstak. Ik zag dat hij op de oversteekplaats voor de voorsorteerstroken overstak. Tegelijkertijd zag ik dat er achter de rij auto’s op het voor sorteervlak voor het links afstaande verkeer een auto reed. Ik zag dat het een witte auto betrof. Ik kon niet zien wat voor auto dat was omdat mijn zicht door de rij auto’s geblokkeerd werd. Ik zag dat de witte auto in botsing kwam met de bestuurder van de scootmobiel. Ik ben van mening dat beiden elkaar niet hebben kunnen zien vanwege de rij met auto’s op het voor sorteervlak.

( ... )

2.8.
[gedaagde partij 1] heeft bij de politie op 12 augustus 2020 als volgt verklaard:

( ... )

De rijbaan om rechtdoor te rijden was leeg. Op de kruising bevindt zich een fietspad waarbij de fietsers de kruising passeren/oversteken. Het fietspad is voorzien van haaientanden op de plek waar je de kruising oversteekt. De fietsers moeten dus op het overige verkeer wachten als ze de kruising over willen steken. De brug grenzend aan het fietspad ging net dicht, daarom stond het verkeer dat linksaf de brug over wilde stil. Ik reed rond de 20 a 30 kilometer per uur. Ik mag hier 50 kilometer per uur maar omdat ik weet dat het een gevaarlijke kruising is reed ik zachter. Op een gegeven moment kwam er een scootmobiel vanaf links, achter de rij auto’s, die op de rijbaan voor linksaf stonde, het fietspad over. Ik schrok en remde. Toch kwam ik in botsing met de scootmobiel.

( ... )

2.9.
Achmea is de WAM-verzekeraar van [gedaagde partij 1] . Achmea heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het verkeersongeval afgewezen.

3
Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a, voor recht verklaart dat gedaagden op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk zijn en gehouden de (im)materiële schade geleden en nog te lijden door [eisende partij] te vergoeden (nader op te maken bij staat) voor het ongeval dat heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade geacht moet worden te zijn geleden tot de dag der algehele voldoening,
b. alsmede gedaagden veroordeelt in de kosten van deze procedure en tevens te bepalen dat gedaagden de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling verschuldigd zullen zijn, indien en voor zover betaling van de proceskostenveroordeling niet binnen twee weken na aanschrijving van het ten deze te wijzen vonnis heeft plaatsgevonden,
c. verder gedaagden veroordeelt tot betaling van een som van € 2.994,15 voor de in redelijkheid gemaakte buitengerechtelijke kosten voor juridische bijstand,
d. tenslotte gedaagden veroordeelt tot betaling van nakosten en deze nakosten daarbij te begroten op € 163,00 zonder dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, verhoogd met een bedrag van € 85,00 indien en voor zover gedaagden niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis hebben voldaan en het vonnis om die reden is betekend, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening zijn betaald en gedaagden aldus in verzuim zijn, gedaagden daarover de wettelijke rente zijn verschuldigd tot aan de dag der algehele voldoening.

3.2.
[eisende partij] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. [gedaagde partij 1] heeft bij de kruising [straatnaam 4] [straatnaam 1] niet goed opgelet. [gedaagde partij 1] heeft onvoldoende geanticipeerd op het overige verkeer en heeft zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kunnen brengen om [eisende partij] te ontwijken. [gedaagde partij 1] heeft daarmee het bepaalde in artikel 19 Reglement Verkeerstekens en Verkeersregels (RVV) overtreden. Daarnaast is [eisende partij] als gebruiker van een invalidenvoertuig tenminste even kwetsbaar als die van een voetganger of fietser. Op [gedaagde partij 1] rustte daarom de plicht om jegens [eisende partij] dezelfde zware zorgvuldigheid te betrachten. [eisende partij] heeft door deze verkeersfout van [gedaagde partij 1] schade geleden. [gedaagde partijen] . dient die schade en de nog te lijden schade volledig aan [eisende partij] te vergoeden.

3.3.
[gedaagde partij 1] voert verweer. [gedaagde partij 1] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partij] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten. Op de inhoud van het verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

4
De beoordeling

4.1.
[eisende partij] grondt zijn vordering op onrechtmatige daad ingevolge artikel 6:162 BW. Op grond van artikel 6:162 lid 1 BW is hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden. Wil er sprake zijn van een onrechtmatige daad dan moet er onder meer sprake zijn van een onrechtmatige gedraging. De wet (artikel 6:162 lid 2 BW) onderscheidt drie soorten handelingen die als een onrechtmatige gedraging worden aangemerkt: een inbreuk op een recht, een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht en een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.

Het aansprakelijkheidsregime van artikel 185 Wegenverkeerswet 1994 (WVW) is niet van toepassing op een aanrijding tussen [eisende partij] als berijder van een scootmobiel en [gedaagde partij 1] als bestuurder van een personenauto.

4.2.
[eisende partij] voert primair aan dat [gedaagde partij 1] heeft gehandeld in strijd met de wettelijke plicht van artikel 19 RVV, omdat [gedaagde partij 1] als bestuurder zijn voertuig niet tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en deze vrij was. Subsidiair stelt [eisende partij] dat [gedaagde partij 1] heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, omdat [gedaagde partij 1] onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht terwijl de positie van [eisende partij] als gebruiker van een invalidenvoertuig even kwetsbaar is als die van een voetganger of fietser.

4.3.
[gedaagde partijen] . heeft zowel de door [eisende partij] gestelde toedracht van het ongeval, als de stelling van [eisende partij] dat de gedragingen van [gedaagde partij 1] als onrechtmatig zijn aan te merken, betwist. De stelplicht en de bewijslast van de toedracht van het ongeval die tot de conclusie leiden dat [gedaagde partij 1] onrechtmatig heeft gehandeld, rusten op [eisende partij] .

4.4.
Ter beoordeling van de onrechtmatige daad dient te worden vastgesteld of [gedaagde partij 1] rechtens geen enkel verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van de wijze waarop hij aan het verkeer heeft deelgenomen (voor zover relevant voor het ontstaan van het ongeval).

4.5.
Op de hierboven onder 2.1 weergegeven plattegrond is met een rode stip de plaats weergegeven waar de onderhavige botsing heeft plaatsgevonden. Voorts staat vast dat de [straatnaam 1] een doorgaande voorrangsweg is waar ter plaatse de toegestane snelheid 50 kilometer per uur is. Partijen zijn het erover eens dat ter hoogte van de botsing een oversteekplaats is, die gemarkeerd is met haaientanden voor het overstekende verkeer. Ook zijn partijen het erover eens dat [eisende partij] , voordat hij het tweede wegvak van de [straatnaam 1] overstak, vlak achter een rij auto’s stond, die op het eerste wegvak stonden te wachten voor het stoplicht. [eisende partij] was daardoor niet zichtbaar voor [gedaagde partij 1] .

4.6.
De door [eisende partij] gestelde toedracht ten aanzien van de snelheid van [gedaagde partij 1] staat, anders dan [eisende partij] heeft betoogd, niet vast. [gedaagde partij 1] heeft betwist dat hij harder dan 30 kilometer per uur heeft gereden en die stelling wordt onderbouwd door het proces-verbaal van de politie, waarin wordt opgemerkt: “Het voertuig van betrokkene [gedaagde partij 1] stond stil op 8,7 meter na de oversteekplaats. Hieruit valt af te leiden dat [gedaagde partij 1] niet harder dan 30 kilometer per uur gereden heeft”. De politie heeft die snelheid kunnen afleiden uit de ongevalssituatie zoals zij die ter plaatse aantroffen. De getuigenverklaring van [getuige 2] , zoals door [eisende partij] aangehaald, overtuigt de rechtbank niet. Uit die verklaring blijkt namelijk niet hoe [getuige 2] met het blote oog een snelheid van 30 of 40 kilometer per uur heeft kunnen vaststellen. Nu de [straatnaam 1] een doorgaande 50 kilometer voorrangsweg is, verwerpt de rechtbank de stelling van [eisende partij] dat [gedaagde partij 1] stapvoets had moeten gaan rijden toen hij het kruispunt naderde. In de gegeven verkeerssituatie kan een dergelijk stapvoets rijden zelfs gevaarlijke situaties opleveren in verband met eventueel achteropkomend verkeer. Door zijn snelheid dusdanig aan te passen dat hij niet harder reed dan 30 kilometer per uur heeft [gedaagde partij 1] goed geanticipeerd op de bestaande verkeerssituatie.

4.7.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een schending van de norm van artikel 19 RVV. [eisende partij] was immers niet zichtbaar voor [gedaagde partij 1] en op het moment dat [eisende partij] achter de rij auto’s vandaan kwam, kon [gedaagde partij 1] niet (meer) op hem anticiperen. Voorts kan [gedaagde partij 1] rechtens geen enkel verwijt worden gemaakt ten aanzien van de wijze waarop hij destijds aan het verkeer heeft deelgenomen. Dit betekent dat geen sprake is van een onrechtmatige gedraging en de vorderingen reeds op deze grond voor afwijzing gereedliggen.

4.8.
[eisende partij] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partijen] . als volgt vastgesteld:
- griffierecht € 2.837,00
- kosten getuigen € 0,00
- kosten deskundigen € 0,00
- overige kosten € 0,00
- salaris advocaat € 956,00 (2,00 punten × € 478,00)

Totaal € 3.793,00

4.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. ECLI:NL:RBGEL:2022:6929