Overslaan en naar de inhoud gaan

GHSHE 020620 vrijwilliger valt bij klim uit 6 m hoge kerstboom; Stichting Speelruimte aansprakelijk; 50% ES, 25% na bill. corr.

GHSHE 020620 vrijwilliger valt bij klim uit 6 m hoge kerstboom; gemeente en dorpsraad niet aansprakelijk, Stichting Speelruimte wel; 50% ES, 25% na bill. corr.

3.21.
Nu de aansprakelijkheid van Speelruimte [vestigingsnaam] jegens [appellant] op grond van artikel 6:162 BW vaststaat, dient het beroep op eigen schuld te worden beoordeeld. Speelruimte [vestigingsnaam] stelt in dat verband dat [appellant] zodanig onzorgvuldig/roekeloos is geweest, dat sprake is van 100% eigen schuld. Dit betekent dat hij gehouden is de schade volledig zelf te dragen. In reactie op het eigen schuldverweer, heeft [appellant] zich beroepen op de billijkheidscorrectie. Gelet op de ernst van de gevolgen is hij van mening dat Speelruimte [vestigingsnaam] 100% aansprakelijk is voor zijn geleden en nog te lijden schade.

3.22.
Het hof overweegt als volgt.

Niet alleen volgt uit de getuigenverklaringen, zoals opgenomen bij eerder genoemd expertiserapport, dat [appellant] op eigen initiatief in de boom is geklommen om het trektouw te bevestigen, [appellant] heeft dat ook erkend tijdens de comparitie bij de rechtbank. Aldaar heeft hij het volgende verklaard:
Het was zeker mogelijk om de ladder te gaan halen, het speeltuintje bevond zich op een afstand van slechts 600 tot 700 meter lopen. Maar het begon te regenen en de boom moest toch om. Omdat het touw moest worden bevestigd in de boom, ben ik in de boom geklommen. [bestuurslid/vrijwilliger 2] en [bestuurslid/vrijwilliger 4] hebben mij een zetje gegeven. Er heeft geen overleg plaatsgevonden over wie in de boom zou klimmen ( ... )..”

Ook komt deze handelwijze van [appellant] overeen met zijn stelling dat het door de jaren heen binnen Speelruimte [vestigingsnaam] de gewoonte was geworden dat hij werkzaamheden op hoogte verrichtte tijdens de activiteiten van Speelruimte [vestigingsnaam] , waaronder de kerstboomactie. Zoals hiervoor reeds is overwogen, heeft [appellant] onweersproken gesteld dat hij bij de kerstboomactie van 2012 vanuit een hoogwerker het trektouw had aangebracht. Dit betekent dat ook [appellant] zich bewust was, althans terdege bewust had moeten zijn, van het feit dat het aanbrengen van een trektouw in een boom van circa 6 meter hoog gevaarlijk is. Speelruimte [vestigingsnaam] wijst er terecht op dat op [appellant] als vrijwilliger een eigen verantwoordelijkheid rust om bij de uitvoering van de werkzaamheden zorgvuldig te handelen. Het hof is van oordeel dat [appellant] door op eigen initiatief en zonder beschermende maatregelen in de boom te klimmen onzorgvuldig heeft gehandeld, hetgeen aan hem moet worden toegerekend. Derhalve moet op grond van art. 6:101 lid 1 BW worden beoordeeld in hoeverre de vergoedingsplicht van Speelruimte [vestigingsnaam] door deze omstandigheid wordt verminderd. Daartoe dient beoordeeld te worden in welke mate de onzorgvuldige handelwijze van [appellant] enerzijds en de schending van de zorgplicht door Speelruimte [vestigingsnaam] anderzijds aan de schade hebben bijgedragen. Het hof is van oordeel dat beide omstandigheden in gelijke mate aan de schade hebben bijgedragen. Dit betekent dat de vergoedingsplicht van Speelruimte [vestigingsnaam] met 50% moet worden verminderd.

[appellant] heeft zich evenwel beroepen op de billijkheidscorrectie van art. 6:101 lid 1 BW. Gelet op de ernstige gevolgen van het ongeval – een blijvende dwarslaesie met als gevolg rolstoelafhankelijkheid, diverse lichamelijke beperkingen en psychische klachten – is het hof van mening dat de billijkheid een andere verdeling met zich brengt, te weten dat de vergoedingsplicht van Speelruimte [vestigingsnaam] met 25% dient te worden verminderd.

3.23.
De conclusie is dat Speelruimte [vestigingsnaam] aansprakelijk is voor 75% van de door [appellant] geleden en nog te lijden schade. De zaak zal daartoe, zoals gevorderd, naar de schadestaat worden verwezen. Het debat in deze procedure heeft zich namelijk goeddeels beperkt tot de aansprakelijkheidsvraag.

3.24.
Uit het voorgaande volgt dat het hof aan bewijslevering niet toekomt.

3.25.
Dit alles leidt ertoe dat het beroepen vonnis voor zover daarbij de vorderingen jegens Speelruimte [vestigingsnaam] zijn afgewezen, moet worden vernietigd. Grief 16 slaagt gedeeltelijk. Om pragmatische redenen zal het hof het hele vonnis vernietigen. De vorderingen jegens Speelruimte [vestigingsnaam] zullen worden toegewezen en de overige vorderingen worden afgewezen.

ECLI:NL:GHSHE:2020:1701