Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Haag 181207 geen eigen schuld psychiatrisch patiënte die suïcidepoging ondernam

Hof Den Haag 181207 geen eigen schuld psychiatrisch patiënte die suïcidepoging ondernam
25. Het hof stelt voorop dat het beroep op eigen schuld door [het ziekenhuis] slechts de mogelijke eigen schuld van [appellante] kan betreffen. Voorzover [het ziekenhuis] wijst op mogelijke (mede)schuld van [de huisarts], kan dit niet aan [appellante] worden toegerekend en behoeft dit derhalve in deze procedure geen verdere bespreking.

26. In r.o. 2.7 van haar tussenvonnis van 6 september 2001 heeft de rechtbank, ten aanzien van het beroep van [het ziekenhuis] op eigen schuld van [appellante], overwogen dat het feit dat [appellante] op zeker moment is weggelopen van [de psychologe] en in de richting van de spoorlijn is gelopen alwaar zij zich voor een rijdende trein heeft geworpen, omstandigheden zijn die in beginsel aan [appellante] kunnen worden toegerekend en die tot de schade hebben bijgedragen. Vervolgens heeft de rechtbank [appellante] in de gelegenheid gesteld om nog op het - door [het ziekenhuis] eerst bij conclusie na aanvullend deskundigenbericht gedane - beroep op eigen schuld te reageren. Het hof begrijpt hieruit dat de rechtbank slechts een voorlopig oordeel heeft gegeven. Van een bindende eindbeslissing, waar ook het hof van zou dienen uit te gaan, is derhalve geen sprake.

27. Het hof overweegt dat het feit dat [appellante] op zeker moment is weggelopen van [de psychologe] en in de richting van de spoorlijn is gelopen alwaar zij zich voor een rijdende trein heeft geworpen, weliswaar omstandigheden zijn die tot de schade hebben bijgedragen, doch dat deze omstandigheden in het onderhavige geval slechts in zeer geringe mate aan [appellante] kunnen worden toegerekend in de zin van art. 6:101 BW. Voldoende aannemelijk is dat de suïcidepoging van [appellante] plaats vond onder invloed van haar psychiatrische ziekte, gevoegd bij een op dat moment bij [appellante] aanwezige hevige emotionele gemoedstoestand. Van deze beide aspecten waren [het hoofd medische dienst] en [de psychologe] op de hoogte. Zij waren - althans moesten dat redelijkerwijs zijn - eveneens op de hoogte van de verhoogde kans dat [appellante] onder deze omstandigheden een suïcidepoging zou doen, doch hebben nagelaten maatregelen te nemen om [appellante] tegen zichzelf te beschermen. Nu [appellante] op het moment van haar suïcidepoging aan de zorg van [het ziekenhuis] was toevertrouwd, en [het ziekenhuis] (in de personen van [het hoofd medische dienst] en [de psychologe]) ernstig in die zorg is tekort geschoten, is het hof van oordeel dat voorzover al sprake is van enige mate van eigen schuld bij [appellante], de billijkheid in dit geval eist dat de vergoedingsplicht van [het ziekenhuis] geheel in stand blijft. Het beroep op eigen schuld wordt derhalve verworpen.
LJN BC1132