Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 160420 RB beschouwt het als een verzoek tot benoeming deskundige en wijst het verzoek af; verzoek nadere bevoorschotting ook afgewezen

RBNHO 160420 RB beschouwt het als een verzoek tot benoeming deskundige en wijst het verzoek af; verzoek nadere bevoorschotting ook afgewezen;
- geen begroting van de kosten; deelgeschil volstrekt onnodig en/of onterecht ingesteld
.

2De feiten
2.1.
Op 4 maart 2016 is [verzoeker] betrokken geraakt bij een ongeval, waarbij een auto van de verzekerde bij NN achterop de auto van [verzoeker] is gereden.

2.2.
NN heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.

2.3.
[verzoeker] is zelfstandig ondernemer en werkzaam als dga in een beheersmaatschappij met diverse deelnemingen in onderhouds- en installatiebedrijven.

2.4.
Partijen hebben in onderling overleg de heer Eshuis, bedrijfseconoom, opdracht gegeven het arbeidsvermogen van [verzoeker] in kaart te brengen. Het laatste (aangepaste) conceptrapport dateert van 10 mei 2019.

3Het geschil
3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank – samengevat en na intrekking van een deel van het verzoek – bij beschikking te bepalen dat:

de expertise-aanvragen conform de concepten uit bijlage 38 bij het verzoekschrift kunnen worden verzonden zodat het expertise-traject in gang wordt gezegd door dr. Willems (orthopeed), prof. dr. Hordijk (KNO-arts) en dr. Oosterhoff (neuroloog);

NN zal betalen:

a. rechtstreeks aan [verzoeker] een voorschot onder algemene titel van € 75.000,-, en

b. de kosten van de procedure.

3.2.
Aan zijn verzoek legt [verzoeker] ten grondslag dat NN geen voorschotten meer wil betalen en eenzijdig het bedrijfseconomisch onderzoek naar het verlies van zijn verdienvermogen heeft stop gezet. NN is daarnaast niet bereid akkoord te gaan met het houden van medische expertises.

3.3.
NN voert gemotiveerd verweer. Primair is NN van mening dat de verzoeken van [verzoeker] zich niet lenen voor behandeling in een deelgeschil. NN is bereid om mee te werken aan het benoemen van deskundigen maar partijen zijn het nog niet eens over 1) de persoon van de deskundige, 2) de vraagstelling aan de deskundige en 3) de aan de deskundige te verstrekken stukken. Gelet op deze discussiepunten tussen partijen had het verzoek van [verzoeker] tot het benoemen van deskundigen niet in een deelgeschil gedaan moeten worden.

NN heeft al een bedrag van € 105.000,- aan voorschotten betaald terwijl nog niet duidelijk is of aan de vereisten voor schadevergoeding is voldaan en de omvang van de schade ook onduidelijk is. NN heeft met haar al reeds betaalde voorschot aan haar verplichtingen voldaan. NN kan zich niet vinden in het rapport van de bedrijfseconoom Eshuis waardoor het verlies aan verdienvermogen nog niet vaststaat. Ook het causaal verband tussen het ongeval en de klachten staat nog niet vast. [verzoeker] heeft aan NN nog niet alle gevraagd stukken verstrekt waarom NN heeft verzocht.

3.4.
Op de stellingen en het verweer zal hierna verder worden ingegaan.

4
4. De beoordeling
Deskundigenonderzoek

4.1.
Op grond van artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kan de rechter worden verzocht te beslissen over een geschil in een letselschadezaak waarvan beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. [verzoeker] verzoekt de rechtbank te bepalen dat de expertise-aanvragen aan een orthopeed, een KNO-arts en een neuroloog kunnen worden verzonden zodat de expertise-trajecten in gang kunnen worden gezet. Uit rechtspraak voortkomend uit deelgeschillen kan de conclusie worden getrokken dat enkel het bevel tot medewerking aan een deskundigenonderzoek in een deelgeschil aan de orde kan worden gesteld. Indien het de bedoeling is dat een deskundige wordt benoemd, dient de procedure op grond van artikel 202 Rv in gang te worden gezet. Het is de vraag op welke manier het verzoek van [verzoeker] dient te worden geïnterpreteerd.

4.2.
Uit de stukken en dat wat tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen, blijkt dat partijen overeenstemming hebben over het feit dat medische deskundigen moeten worden benaderd voor onderzoek naar de medische situatie van [verzoeker] . Hoewel NN in het verweerschrift stelt dat partijen van mening verschillen over de te benoemen deskundigen, de vraagstelling en de aan de deskundigen te verstrekken stukken, heeft NN tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat partijen enkel van mening verschillen over welke stukken aan de deskundige verstrekt dienen te worden. In de akte van 4 maart 2020 heeft NN geen verweer gevoerd tegen de door [verzoeker] voorgestelde deskundigen, maar wel twee opmerkingen gemaakt met betrekking tot de door [verzoeker] aangepaste vraagstelling. De rechtbank concludeert hieruit dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de te verstrekken stukken en de vraagstelling.

4.3.
De rechtbank is op grond van deze omstandigheden van oordeel dat het verzoek van [verzoeker] aldus dient te worden begrepen dat het ziet op het benoemen van een deskundige en niet als een verzoek NN te bevelen medewerking te verlenen aan het opstarten van deskundigenonderzoeken. Partijen lijken weliswaar overeenstemming te hebben over de te benoemen deskundigen, maar over de vraagstelling en de stukken die aan de deskundige moeten worden verstrekt verschillen zij van mening. De procedure op grond van artikel 202 Rv leent zich bij uitstek voor het beantwoorden van deze vragen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verzoeker] dit verzoek niet in het kader van een deelgeschil aan de rechter had dienen voor te leggen. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen.

Bevoorschotting

4.4.
Het tweede verzoek van [verzoeker] ziet op toewijzing van een voorschot op de schadevergoeding. Toewijzing van een dergelijk verzoek vereist dat vast staat dat [verzoeker] minimaal ter hoogte van het toe te wijzen bedrag, en rekening houdend met de reeds uitgekeerde voorschotten, schade heeft geleden dan wel zal lijden.

4.5.
Ter onderbouwing van dit verzoek verwijst [verzoeker] naar zijn schade-inventarisatie. Deze als productie 26 bij het verzoekschrift gevoegde inventarisatie dateert van 29 november 2018. De grootste kostenposten betreffen de post “diversen” van € 65.959,38, waaronder de kosten van de luchtgeveerde auto die [verzoeker] heeft aangeschaft, en de post “verlies aan verdienvermogen” van € 75.000,-. Beide posten betreffen posten waarover Eshuis zich als deskundige kan uitlaten, maar dat (nog) niet heeft gedaan. Voor beide posten is voorts van belang dat de medische causaliteit vaststaat. Daarvoor dienen echter eerst medisch deskundigen te worden benaderd, wat thans nog niet gebeurd is.

4.6.
Los van de vraag of het verzoek om een nader voorschot zich leent voor behandeling in een deelgeschil, is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker] zijn verzoek onvoldoende heeft onderbouwd. Het rapport van Eshuis geeft wel een indicatie van de schade die [verzoeker] als gevolg van het ongeval heeft geleden. Maar het rapport is nog niet definitief en biedt onvoldoende onderbouwing voor het verzoek van [verzoeker] . Dit wringt met name omdat reeds een bedrag van € 105.000,- aan voorschotten aan [verzoeker] is betaald. Dat NN reeds ruim heeft bevoorschot is geen reden om van NN te verwachten of haar verplichten daarmee door te gaan: op een gegeven moment moet de schade wel te relateren zijn aan het ongeval. De rechtbank zal het verzoek te bepalen dat NN aan [verzoeker] een voorschot van € 75.000,- dient te betalen dan ook afwijzen.

Kosten van de procedure

4.7.
De rechter dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen. Dit dient ook te gebeuren als verzoeken in een deelgeschilprocedure worden afgewezen. Bij de begroting van de kosten dient de rechter de dubbele redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.

4.8.
Zoals hiervoor reeds is overwogen komt het eerste door [verzoeker] ingediende verzoek in wezen neer op een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht. Uit jurisprudentie is reeds naar voren gekomen dat de deelgeschilprocedure niet bedoeld is voor een verzoek tot het gelasten van een deskundigenonderzoek. Met de aanwending van de deelgeschilprocedure in plaats van de procedure tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht heeft [verzoeker] een reëel risico genomen dat zijn verzoek zou worden afgewezen.

Het tweede verzoek van [verzoeker] is onvoldoende onderbouwd, met name ook gelet op het reeds betaalde voorschot op de schadevergoeding van [verzoeker] . Afwijzing van dit verzoek lag derhalve ook voor de hand.

4.9.
Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het indienen van de verzoeken als volstrekt onnodig en onterecht dient te worden geoordeeld. De kosten van de behandeling van de verzoeken komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking. Begroting van deze kosten kan derhalve achterwege blijven.

Ten overvloede

4.10.
De rechtbank wil nog het volgende aan partijen kwijt. Tussen partijen is een langdurige discussie gaande over welke stukken door [verzoeker] aan NN dienen te worden verstrekt en daarmee hangt samen de discussie welke stukken aan de deskundigen dienen te worden verstrekt. Deze discussie is het gevolg van de slechte communicatie tussen partijen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank partijen daar ook al op gewezen. De mondelinge behandeling is in overleg met partijen aangehouden zodat zij iets aan de communicatie konden doen. De rechter heeft partijen daarbij aangespoord de medisch adviseurs van partijen onderling rechtstreeks contact met elkaar te laten hebben. Uit de stukken die de rechtbank na de mondelinge behandeling van partijen heeft gehad, is gebleken dat dit niet is gelukt. Dit bevreemdt de rechtbank. De rechtbank geeft partijen derhalve nogmaals dringend in overweging iets aan de communicatie (tussen de medisch adviseurs van partijen) te doen en te trachten alsnog in onderlinge overeenstemming te komen tot het aanzoeken van de deskundigen. Al is het maar dat daarmee weer kosten kunnen worden bespaard voor een mogelijk verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht. ECLI:NL:RBNHO:2020:2914