Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 140911 orthopedisch chirurg en anesthesioloog ingeschakeld voor oordeel over medisch handelen orthopedisch chirurg en anesthesioloog, vraagstelling

Rb Arnhem 140911 orthopedisch chirurg en anesthesioloog ingeschakeld voor oordeel over medisch handelen orthopedisch chirurg en anesthesioloog, vraagstelling

De verdere beoordeling 
2.1.  De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraagstelling, de discipline(s) en de perso(o)n(en) van de te benoemen deskundige(n) (r.o. 4.11. en 4.12. tussenvonnis 30 maart 2011). Hierop hebben beide partijen een akte genomen. 

2.2.  [gedaagde] heeft in afwijking van het voorstel van de rechtbank verzocht om eerst een neuroloog tot deskundige te benoemen (die dient vast te stellen waar het letsel van [gedaagde] exact zit), en pas daarna een anesthesioloog en/of een orthopedisch chirurg. De kliniek heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd. De rechtbank overweegt als volgt. Ter beantwoording van de aan de rechtbank voorliggende vraag of de behandelend artsen (een orthopedisch chirurg en een anesthesioloog) onder de gegeven omstandigheden hebben gehandeld als redelijk handelende en redelijke bekwame artsen, heeft de rechtbank behoefte aan voorlichting door een deskundige. Voorop gesteld dient daarbij te worden dat het handelen van een arts beoordeeld dient te worden door een beroepsgenoot van dezelfde discipline, teneinde het handelen van die beroepsgenoot zo deskundig mogelijk te kunnen beoordelen. De rechtbank heeft in dat kader behoefte aan voorlichting door een orthopedisch chirurg en een anesthesioloog. Dat sprake is van letsel aan de nervus saphenus rechts staat gezien het onderzoek door neurochirurg dr. Verhagen (r.o. 2.4. tussenvonnis 30 maart 2011) vast. De rechtbank acht (voorshands) onvoldoende aanwijzingen aanwezig dat een te benoemen neuroloog daarover meer duidelijkheid zal kunnen verkrijgen dan dr. Verhagen. De vraag waar het letsel van [gedaagde] zich exact bevindt behoeft bovendien, mede in het kader van de bevindingen van dr. Verhagen, voor de beantwoording van de hierboven weergegeven door de rechtbank te beantwoorden vraag geen (poging tot) nadere beantwoording. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding nu een deskundigenbericht door een neuroloog te bevelen. 

2.3.  De rechtbank stelt vast dat partijen voor wat betreft de te benoemen anesthesioloog het eens zijn over de persoon van de heer prof. dr. J.Th.A. Knape, verbonden aan het UMC Utrecht. Hij heeft zich bereid verklaard om als deskundige op te treden en heeft desgevraagd aangegeven geen banden te hebben met één van de partijen, zodat hij tot deskundige zal worden benoemd. 

2.4.  Nu partijen kennelijk geen overeenstemming hebben bereikt over de persoon van de te benoemen orthopedisch chirurg zal de rechtbank zelfstandig tot benoeming van de heer prof. dr. C.N. van Dijk, verbonden aan het AMC Amsterdam, overgaan. Hij heeft zich bereid verklaard om als deskundige op te treden en heeft desgevraagd aangegeven geen banden te hebben met één van de partijen. 

2.5.  Voor wat betreft de aan de deskundigen voor te leggen vragen geldt het volgende. [gedaagde] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de door de rechtbank voorgestelde vraagstelling. De kliniek heeft een vijftal vragen voorgesteld, welke vragen inhoudelijk veelal neerkomen op een herformulering en hergroepering van de door de rechtbank voorgestelde vragen. Rekening houdend met de door de kliniek geformuleerde vraagstelling zal de rechtbank de in het dictum opgenomen vragen aan de deskundigen voorleggen. 

2.6.  Aan de hand van de opgave van de deskundigen wordt het voorschot op loon en kosten, inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting, bepaald op € 2.000,00 incl. BTW voor prof. Knape en op € 3.332,00 incl. BTW voor prof. Van Dijk, dus in totaal op € 5.332,00. Conform de hoofdregel van artikel 195 Rv, dient het voorschot ter griffie te worden gedeponeerd door [gedaagde]. 

2.7.  Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. 

3.  De beslissing 
De rechtbank, 

3.1.   beveelt een onderzoek door twee deskundigen ter beantwoording van de volgende vragen, waarbij ieder van de deskundigen vanuit het eigen vakgebied de navolgende vragen beantwoordt: 

1.  Wat is de oorzaak of zijn de mogelijke oorzaken – binnen of buiten de operatie gelegen - binnen uw vakgebied (orthopedische chirurgie / anesthesiologie) van de beschadiging van de nervus saphenus? Met welke mate van zekerheid kunt u daarover uitspraken doen? 

2.  [gedaagde] ervaart pijnklachten aan de mediale zijde van de rechterknie. Kunt u aangeven waardoor deze pijnklachten worden veroorzaakt? Wilt u hierbij ingaan op de volgende mogelijke oorzaken van de pijn: 
a.  een beschadiging van de nervus saphenus; 
b.  een stenose op niveau L4-L5; 
c.  pre-existente pijnklachten van [gedaagde]; 
Kunt u aangeven in welke mate deze oorzaken aan de pijnklachten bijdragen en kunt u daarbij aangeven met welke mate van zekerheid u daarover uitspraken kunt doen? 

3.  Heeft de betrokken orthopedisch chirurg [A] / anesthesioloog [B] bij de behandeling van [gedaagde] naar uw mening gehandeld conform de ten tijde van de ingreep geldende professionele standaard binnen uw vakgebied (orthopedische chirurgie / anesthesiologie ), in die zin dat bij de behandeling van [gedaagde] de zorg is betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend orthopedisch chirurg / anesthesioloog onder dezelfde omstandigheden zou hebben betaamd? Wilt u daarbij (voorzover dit valt binnen uw vakgebied), indien relevant, aandacht besteden aan de vraag of, 
a.  de bloedleegte band te strak heeft gezeten; 
b.  de operateur de zenuw heeft doorgenomen; 
c.  de zenuwbeschadiging het gevolg is van het femorale blok, 
en wilt u daarbij steeds aangeven of, zo ja, dat verwijtbaar is en waarom? Wilt u uw antwoord uitvoerig toelichten en daarbij zo mogelijk relevante literatuur vermelden? 

4.  Heeft u overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling van belang kunnen zijn? LJN BT6494