Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 181109 causaal verband en schade bepaling na vastgestelde fout huisarts; Expertise: vraagstelling voor neuro-oncoloog

Rb Arnhem 181109 causaal verband en schade bepaling na vastgestelde fout huisarts; vraagstelling voor neuro-oncoloog
2.1.  De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 29 juli 2009, waarbij zij blijft, geoordeeld dat [gedaagde] niet de zorg van een redelijk bekwaam en redelijk handelend huisarts heeft betracht ter zake van de in r.ov. 2.26 van dat tussenvonnis beschreven gebeurtenissen. Zij heeft verder geoordeeld dat een deskundigenbericht noodzakelijk is waarin zij wordt voorgelicht over het causaal verband tussen beroepsfout en schade van [eiseres]. Zij heeft de aan de deskundige(n) te stellen vragen in concept aan partijen voorgelegd en hun gevraagd daarop commentaar te leveren en suggesties te doen voor de te benoemden deskundige(n). Beide partijen hebben aan die uitnodiging gevolg gegeven.

2.2.  [eiseres] kan zich vinden in de door de rechtbank voorgestelde vragen. [gedaagde] heeft een aantal suggesties gedaan. Hij stelt voor aan vraag 1 een verwijzing toe te voegen naar de in het dossier beschikbare gegevens over de behandeling van [eiseres] in het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis na haar opname wegens een dwarslaesie. Die suggestie wordt overgenomen. Vraag 2 staat volgens [gedaagde] in de verkeerde volgorde. Hij ziet liever dat eerst de algemene vragen worden geformuleerd en daarna een op de onderscheiden data toegespitste vraag. De rechtbank zal ook deze suggestie overnemen, waardoor de nummering wordt aangepast. Naar aanleiding van [gedaagde]’s commentaar is vraag 5 aangepast. Hieronder zal blijken dat de rechtbank een neuro-oncoloog tot deskundige zal benoemen zodat ook met [gedaagde]’s suggestie over vraag 7 rekening wordt gehouden. Anders dan [gedaagde], oordeelt de rechtbank dat de omkeringsregel geldt voor alle aspecten van het causaal verband tussen beroepsfout en schade (vragen 4a t/m e). [gedaagde] wordt verweten dat hij op de relevante data heeft nagelaten [eiseres] te verwijzen naar hetzij een neuroloog, hetzij een internist teneinde het bestaan van een tumor ter hoogte van de 12e thoracale wervel te onderzoeken. De vragen zijn in de uiteindelijke formulering weergegeven in het dictum.

2.3.  [eiseres] is er een voorstander dat het onderzoek wordt verricht door een internist en een neuroloog gezamenlijk, waarbij de internist oncologisch geïnteresseerd zou moeten zijn. Zij heeft voor beide specialismen namen voorgesteld. [gedaagde] is er een voorstander van dat een internist als deskundige wordt benoemd en dat ter beantwoording van vraag 5 nadien een neuroloog tot deskundige wordt benoemd. Hij stelt een internist voor die ervaring heeft in ziekenhuis dat vergelijkbaar is met het ziekenhuis Velp.

2.4.  De rechtbank zal een neuro-oncoloog tot deskundige benoemen, omdat die bij uitstek in staat is te onderzoeken of een ruimte innemend proces inderdaad de oorzaak is geweest van de dwarslaesie bij [eiseres] en wat er zou zijn gebeurd bij een eerdere verwijzing. Zoals gebruikelijk is een deskundige uit een academisch ziekenhuis aangezocht en benoemd. Door haar brede vakkennis is zij in staat te beoordelen en te onderzoeken, wat er zou zijn gebeurd als [eiseres] eerder naar een internist of een neuroloog zou zijn verwezen, een en ander bezien vanuit het perspectief van een redelijk handelend en vakbekwaam medisch specialist. De rechtbank heeft met de deskundige besproken dat als zij het nodig vindt op een enkel punt informatie in te winnen bij een internist, zij daarvan melding maakt in het verslag. Als deskundige om dit onderzoek te verrichten zal de hierna te noemen persoon benoemd worden.

2.5.  Aan de hand van de opgave van de deskundige wordt het voorschot op haar loon en kosten, inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting, bepaald op € 8.000,00. Dit bedrag dient, gezien de toepasselijkheid van de omkeringsregel, ter griffie te worden gedeponeerd door [gedaagde].

2.6.  Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.  De beslissing
De rechtbank

beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1.  Wat is uiteindelijk als oorzaak voor de dwarslaesie bij [eiseres] vastgesteld en met welke mate van zekerheid? Wilt u bij uw onderzoek in ieder geval de brieven van het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis van 28 september 1992 en 13 november 1992 (producties 4 en 5 conclusie van antwoord) betrekken?
2  In hoeverre zouden de uitkomsten van het onderzoek naar een carcinoom, sarcoom of lymfoom, als zij zouden zijn uitgevoerd vóór het ontstaan van de dwarslaesie, aanleiding zijn geweest voor een vervolgonderzoek?
3.  Hoeveel tijd zou daarmee gemoeid zijn en wat zou het advies aan [eiseres] geweest zijn gedurende het onderzoek?
4.  Zou het ontstaan van de dwarslaesie zijn voorkomen als [gedaagde]
a.  op 5 augustus 1992 met [arts] zou hebben afgesproken dat deze een internist zou inschakelen, of
b.  [eiseres] op 27 augustus,
c.  2 september, respectievelijk
d.  10 september 1992 alsnog zou hebben verwezen naar een neuroloog en/of internist?
e.  Wilt u bij de beantwoording betrekken de stappen in het onderzoek die nodig zijn geweest om na het ontstaan van de dwarslaesie de oorzaak ervan vast te stellen en de duur daarvan?
5.  Als de dwarslaesie niet zou zijn voorkomen, zouden de gevolgen van de dwarslaesie minder ernstig zijn geweest, als [gedaagde] [eiseres] op de onderscheiden in vraag 4 genoemde tijdstippen had verwezen en zo ja in welke mate?
6.  Met welke mate van zekerheid kunt u de vragen 4 en 5 beantwoorden? Kunt u dit uitdrukken in een percentage?
7.  Als [gedaagde] [eiseres] op 10 september 1992 zou hebben verwezen naar een neuroloog van het Ziekenhuis Rijnstate, zou deze [eiseres] nog hebben gezien vóór zaterdagavond 12 september 1992 en zou dat hebben geleid tot een behandeling die het ontstaan van de dwarslaesie had voorkomen of de gevolgen ervan had verminderd?
8.  Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?

benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
mevrouw dr. [deskundige], als neuro-oncoloog verbonden aan het Erasmus MC/Daniël den Hoed-kliniek, Afdeling neuro-oncologie, Postbus 5201, 3008 AE Rotterdam, tel. 010 - 7041415, fax 010 - 7041031, e-mail neuro-oncologie@erasmusmc.nl Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien. ,
LJN BK5573