Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-NL 230316 dwarslaesie na delay; verzoek voorlopig deskundigenbericht neurochirurg

Rb Midden-NL 230316 dwarslaesie na delay; verzoek voorlopig deskundigenbericht neurochirurg, vraagstelling; 
verzoek deskundigenbericht niet de aangewezen weg voor verzoek overlegging (intern) medisch advies ziekenhuis

2. De vaststaande feiten 

2.1. Centramed is de aansprakelijkheidsverzekeraar van Diakonessenhuis. 

2.2. X is van 12 december 2013 tot en met 20 december 2013 opgenomen geweest in het ziekenhuis van Diakonessenhuis, locatie Zeist. 

2.3. Nadat X op 20 december 2013 is overgeplaatst naar het Universitair Medisch Centrum Utrecht is bij hem een onomkeerbare dwarslaesie vastgesteld. Deze dwarslaesie brengt een groot aantal beperkingen met zich mee, waardoor X schade lijdt en zal lijden. X is sinds de dwarslaesie volledig rolstoelgebonden en is blijvend aangewezen op vrijwel permanente verzorging. 

2.4. Diakonessenhuis c.s. heeft bij prof. dr. Kremer advies ingewonnen, en deze heeft medio december 2014 een rapport uitgebracht (hierna: het rapport-Kremer). 
Diakonessenhuis c.s. heeft het rapport-Kremer niet ter beschikking gesteld aan X. 

2.5. Diakonessenhuis c.s. heeft aansprakelijkheid erkend voor een delay in de behandeling van X van drie dagen, in die zin, dat zij zich op het standpunt stelt dat op 16 december 2013 actie had moeten worden ondernomen, maar dat Diakonessenhuis dat heeft nagelaten. 

3. Het verzoek en het verweer 

3.1. X legt aan zijn verzoek het volgende ten grondslag. Op 14 november 2013 heeft X zich bij zijn huisarts gemeld met klachten van gevoelloosheid in de linkerhand en uitstralingspijn in zijn benen, nadat hij een antibioticabehandeling had ondergaan. Omdat de klachten niet verdwenen, heeft op 29 november 2013 een consult bij dr. D, neuroloog, plaatsgevonden, waarbij een MRI-onderzoek en een EMG is bepaald op 11 december 2013. X heeft tevergeefs verzocht om bespoediging van het MRI-onderzoek. Op 12 december 2013 blijkt uit de MRI-scan een tumor, waarna X wordt opgenomen in het ziekenhuis van Diakonessenhuis. Daar vindt, volgens X onterecht, geen behandeling plaats. Op 17 december 2013 vindt een beenmergpunctie plaats, maar wordt nog geen behandelplan gepresenteerd. In de nacht van woensdag 18 op donderdag 19 december 2013 meldt X veel pijn en is hij bij het naar de wc gaan door zijn heupen gezakt. Op 20 december 2013 onderneemt Diakonessenhuis actie in de vorm van een actieve behandeling, wat volgens X veel te laat geweest is. Bij adequaat medisch handelen, direct vanaf 12 december 2013, had zijn dwarslaesie voorkomen kunnen worden, aldus X. 

3.2. X verzoekt de rechtbank om een deskundige, bij voorkeur prof. dr. J.A. Grotenhuis, neurochirurg, te benoemen die de gang van zaken beoordeeld in de periode van 11 december 2013 tot en met 20 december 2013. Daarnaast verzoekt X afgifte van het rapport-Kremer. 

3.3. Diakonessenhuis c.s. verzet zich tegen het verzoek en voert het volgende aan. De vraagstelling zoals X die heeft voorgesteld, ziet op de periode vanaf 11 december 2013, of althans vanaf een eerder moment dan 16 december 2013. zijnde de dag van aanvang van het delay waarvoor Diakonessenhuis c.s. aansprakelijkheid heeft erkend. Bij toewijzing van de door X opgestelde vraagstelling is het volgens Diakonessenhuis c.s. noodzakelijk om die vragen te laten beoordelen door deskundigen van dezelfde disciplines als die, welke X destijds hebben behandeld, te weten een neuroloog, een internist/oncoloog cq internist hematoloog en een radioloog. Volgens Diakonessenhuis c.s. kan een neurochirurg, zoals prof. dr. Grotenhuis, wel oordelen over de gevolgen van de gebeurtenissen waarvoor aansprakelijkheid is erkend of gebeurtenissen waarvoor in een later stadium aan de hand van adequaat onderzoek eventueel aansprakelijkheid komt vast te staan. Diakonessenhuis c.s. stelt voor, als tussenoplossing, dat wordt gestart met het deskundigenonderzoek door een neurochirurg, zoals prof. dr. Grotenhuis, die de gevolgen van het delay vanaf 16 december 2013 onderzoekt. Op basis van het uit te brengen rapport kan vervolgens besloten worden tot nader deskundigenonderzoek, aldus Diakonessenhuis c.s. 

3.4. Diakonessenhuis c.s. voert verweer tegen de afgifte van het rapport-Kremer. 

3.5. Op hetgeen partijen aanvoeren zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan. 

4. Beoordeling van het verzoek 

4.1. De rechtbank stelt voorop dat de wettelijke regeling van het voorlopig deskundigen bericht er toe strekt om een partij in de gelegenheid te stellen zekerheid te verkrijgen omtrent feiten en omstandigheden die voor zijn bewijspositie in een eventuele procedure relevant kunnen zijn. Een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht moet in beginsel door de rechtbank worden toegewezen. Dit is slechts anders indien het verzoek in strijd is met een goede procesorde, de bevoegdheid misbruikt wordt of het verzoek afstuit op een ander door de rechtbank zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van dergelijke afwijzingsgronden, zodat het verzoek tot bepaling van een voorlopig deskundigenonderzoek zal worden toegewezen, met inachtneming van het volgende. 

4.2. De rechtbank acht het aangewezen om eerst het deskundigenonderzoek te laten zien op de gevolgen van het delay, waarvoor Diakonessenhuis c.s. al aansprakelijkheid heeft aanvaard. Indien daaruit kan worden geconcludeerd dat de gezondheidsschade van X door het delay is veroorzaakt, zou in beginsel geen verder onderzoek nodig zijn en kunnen partijen verder de schadeafhandeling ter hand nemen. Indien dat verband niet uit het deskundigenonderzoek blijkt, zal aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn. X heeft, zoals hij terecht aanvoert, belang bij het zo spoedig mogelijk duidelijk krijgen wat zijn dwarslaesie heeft veroorzaakt. De bij deze beschikking te bepalen werkwijze komt daaraan tegemoet, doordat valt te voorzien dat het eerste onderzoek op een kortere termijn zou kunnen worden afgerond dan wanneer direct de door X verzochte periode wordt onderzocht. Daarbij zullen immers meerdere disciplines zullen moeten worden betrokken, waarbij het afstemmen tussen die disciplines tijd zal vergen. 

4.3. Het verzoek tot afgifte van het rapport-Kremer zal worden afgewezen, omdat het rapport-Kremer voor dit eerste onderzoek niet noodzakelijk is voor de te benoemen deskundige en daarnaast de onderhavige procedure niet is aangewezen voor een dergelijk verzoek. 

4.4. De hierna te benoemen deskundige wordt verzocht een gemotiveerd antwoord te geven op de navolgende vragen: 

1. De situatie met incident 

Anamnese 
1a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? 
Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? 
Wilt u in de anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied X aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven, loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby's, bezigheden in de recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid? 

Medische gegevens 
1b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de X een beschrijving geven van: 
- de medische voorgeschiedenis van de X op uw vakgebied; 
- de medische behandeling van het letsel van de X en het resultaat daarvan. 

Medisch onderzoek 
1c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek? 

Consistentie 
1d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de X zelf, de feiten zoals die uit het medisch onderzoek naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek? 
1e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt ti dan aangeven wat de reactie was van de X op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt? 

Diagnose 
If. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaal diagnostische overweging geven? 

Invaliditeit 
1g. Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de AMA (guides zesde druk) aangevuld met de richtlijnen van uw eigen beroepsvereniglng? 

Beperkingen 
1h. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de X in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het incident? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven en op semikwantitatieve wijze weergeven? 

Medische eindsituatie 
1i. Acht u de huidige toestand van de X zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het incident mogelijk is, ofverwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel? 
1j. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? 
Ik. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? 
1.l. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de functionele invaliditeit en beperkingen als bedoeld in vraag 1g en 1h? 

2. De situatie zonder incident 

Klachten, afwijkingen en beperkingen voor het incident 
2a. Bestonden voor het incident bij de X reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die X thans nog heeft? 
2b. Zo ja kunt u dan aangeven welke beperkingen en welk percentage functionele invaliditeit voor het incident uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit dezelfde klachten en afwijkingen voortvloeien? 

Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder incident 
2c. Zijn er op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het incident X niet was overkomen? 
2d. Zo ja, kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan? 
2e. Kunt u aangeven welke beperkingen en welk percentage functionele invaliditeit uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid? 
2f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet-incident gerelateerde klachten en afwijkingen? 
2g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? 
2h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? 
2i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen en de functionele invaliditeit bedoeld in vraag 2e? 

3. Gevolgen van het delay 

3a. Hoe zou de behandeling naar uw mening geweest zijn bij ingrijpen op 16 december 2013? 
3b. Wat zou het te verwachten ziektebeloop zijn geweest indien de behandeling die 11 onder vraag 3a. hebt beschreven zou zijn ingesteld? 
3c. Welke complicaties spelen hierbij een rol en hoe groot is de kans op het optreden op deze complicaties? 
3d. In hoeverre zou deze behandeling verschillen met de behandeling zoals die vanaf 19 december heeft plaatsgevonden? 
3e. Hoe groot schat u de kans, aangegeven in een percentage, dat bij een behandeling op 16 december 2013, zoals door u hierboven aangegeven, een definitieve dwarsleasie C5-Th2 zou zijn ontstaan? 

4. Overige 

4a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak? 

4.5. Beide partijen dienen de deskundige te voorzien van de processtukken. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen de deskundige inzage zullen geven in alle bescheiden die hij voor de uitvoering van zijn opdracht van belang acht. Indien een partij schriftelijke opmerkingen aan de deskundige doet toekomen, verstrekt zij daarvan terstond een afschrift aan de wederpartij. 

4.6. Tot deskundige zal worden benoemd prof. dr. J.A. Grotenhuis. De rechtbank is ermee bekend dat dr. Grotenhuis afwezig is van 6 april 2016 tot 21 mei 2016 en niet eerder dan begin juni 2016 met het onderzoek zal kunnen beginnen. De rechtbank overweegt echter dat deze vertraging, gezien het feit dat beide partijen het over de persoon van de deskundige eens zijn en daarin hun vertrouwen hebben uitgesproken, te rechtvaardigen is. 

4.7. De rechtbank overweegt ambtshalve dat aangezien het onderzoek door de deskundige een medisch onderzoek betreft waarvoor geen contractuele relatie bestaat, aan verzoeker het inzage- en blokkeringsrecht toekomt als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 sub b BW. Dit betekent dat verzoeker als eerste het conceptrapport van de deskundige dient te ontvangen en vervolgens, indien hij bij dat rapport zijn blokkeringsrecht niet heeft uitgeoefend, als eerste het definitieve rapport van de deskundige. De deskundige zal daarom dienen te handelen als hierna is weergegeven. De rechtbank wijst er overigens op dat, indien verzoeker van zijn blokkeringsrecht gebruik maakt, de rechtbank daaruit de gevolgtrekking kan maken die zij in de gegeven omstandigheden geraden acht. 

4.8. Diakonessenhuis c.s. heeft haar aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen van het delay vanaf 16 december 2013. Omdat het deskundigenbericht onder andere ziet op die gevolgen, ziet de rechtbank aanleiding om van de hoofdregel van artikel 195 Rv af te wijken en te bepalen dat de kosten van het deskundigenbericht voorshands door Diakonessenhuis c.s. gedragen moeten worden. 

4.9. Omdat de advocaat van Diakonessenhuis c.s. van de griffier van deze rechtbank een afschrift van deze beschikking zal ontvangen, is X niet gehouden Diakonessenhuis c.s. op de voet van artikel 206 Rv een afschrift van deze beschikking te zenden. 

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2016/rb-midden-nl-230316