Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Utrecht 231209 Vrachtwagen uit uitrit. Fietser op stoep. 25% eigen schuld fietser. billijkheid eist 10%.

Rb Utrecht 231209 Vrachtwagen uit uitrit. Fietser op stoep. 25% eigen schuld fietser. billijkheid eist 10%.
4.  De beoordeling
4.1.  [eiseres] stelt ter onderbouwing van haar vordering dat Delta Lloyd op grond van artikel 185 WVW aansprakelijk is voor de door haar geleden schade, nu [A] in een motorrijtuig reed en betrokken is geweest bij een verkeersongeval waardoor schade is toegebracht aan een niet door het motorrijtuig vervoerde persoon. Volgens [eiseres] is niet aannemelijk dat het ongeval te wijten is aan overmacht. Het ongeval is volgens [eiseres] namelijk in overwegende mate ontstaan door het verkeersgedrag van [A]. [A] was bovendien bekend in de buurt en wist dat naast de uitrit die hij verliet een leer-/werkbedrijf van UW Reïntegratie was gevestigd. Hij had daardoor extra voorzichtig moeten zijn, zeker nu hij een professionele weggebruiker is. Hij had bijvoorbeeld naar voren moeten buigen of moeten gaan staan om te controleren of er zich niemand voor de vrachtauto bevond.

4.2.  [eiseres] wijst er verder op dat [A] strafrechtelijk is veroordeeld wegens overtreding van artikel 5 WVW. Het vonnis is in kracht van gewijsde gegaan en heeft daarom dwingende bewijskracht. Daarbij stelt [eiseres] dat [A] ten onrechte geen voorrang heeft verleend bij het verlaten van de uitrit van het Backershuys , waardoor hij artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) heeft overtreden.

4.3.  Delta Lloyd erkent aansprakelijkheid voor het ongeval op grond van artikel 185 WVW. Voorts erkent zij dat [A] heeft verzuimd [eiseres] voorrang te geven. Volgens Delta Lloyd is haar schadevergoedingsplicht echter beperkt, omdat het ongeval deels aan [eiseres] is toe te rekenen. [eiseres] is namelijk niet via de uitrit van UW naar de weg gereden, maar zij is vanuit de uitrit van UW over de stoep gaan rijden naar de uitrit van het Backershuys. Vervolgens is zij vlak voor de vrachtwagen langs gereden, terwijl voor haar kenbaar was dat zij daarbij voor [A] niet zichtbaar zou zijn. Zodoende heeft [eiseres] – aldus nog steeds Delta Lloyd – roekeloos gehandeld. Het had daarbij ter voorkoming van het ongeval niet hebben uitgemaakt of [A] sterk naar voren zou hebben gebogen of zou zijn gaan staan. Een dergelijke maatregel zou alleen zin hebben gehad om een voetganger te signaleren. Een fietser rijdt echter sneller, zodat deze niet tijdig gesignaleerd zou zijn. Delta Lloyd stelt zich daarom op het standpunt dat het eigen schuldpercentage op 50% moet worden gesteld, zodat Delta Lloyd slechts voor 50% aansprakelijk is voor de ontstane schade.

4.4.  Tussen partijen is niet in geschil dat Delta Lloyd op grond van artikel 185 WVW in beginsel aansprakelijk is voor de schade die bij het ongeval is toegebracht aan [eiseres]. Delta Lloyd beroept zich voorts niet op overmacht. Wel beroept Delta Lloyd zich op de eigen schuld van [eiseres], zoals bedoeld in artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor de toepassing van artikel 6:101 BW heeft de Hoge Raad in het geval een voetganger of fietser vanaf de leeftijd van 15 jaar het slachtoffer is van een verkeersongeval met een motorrijtuig de zogenaamde “50%- regel” aanvaard. Deze regel houdt in dat indien overmacht van de bestuurder van het motorvoertuig niet aannemelijk is gemaakt, doch er wel een fout van de fietser of voetganger is, de billijkheid eist dat bij de verdeling van de schade over de betrokkenen ten minste 50% van de schade ten laste van het motorvoertuig wordt gebracht. Deze regel lijdt uitzondering in geval er sprake is van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid aan de zijde van de voetganger of fietser, in welk geval minder dan 50% van de schade ten laste van het motorvoertuig gebracht kan worden. Op deze uitzondering beroept Delta Lloyd zich echter niet. Derhalve dient allereerst beoordeeld te worden of [eiseres] een verkeersfout heeft gemaakt en of zij daardoor eigen schuld heeft aan het ontstaan van het ongeval.

4.5.  Tijdens de comparitie van partijen heeft [eiseres] ontkend dat zij een verkeersfout heeft gemaakt. Volgens haar reed zij niet op een stoep, omdat er voor UW en het Backershuys niet echt een stoep is. Er stond ook niet aangegeven dat er een stoep was. De rechtbank volgt [eiseres] niet in dit standpunt. Zowel uit het door [eiseres] zelf overgelegde Proces-verbaal Verkeersongeval Analyse (in het bijzonder de foto’s 2 tot en met 6 en 31) als uit de door Delta Lloyd overgelegde foto’s 1 tot en met 3 en 5 tot en met 7 volgt dat er voor de percelen van UW en het Backershuys een stoep ligt. Deze stoep wordt gekruist door de uitritten van UW en het Backershuys. Door van de uitrit van UW over de stoep naar de uitrit van het Backershuys te rijden, heeft [eiseres] niet gehandeld overeenkomstig artikel 5 RVV, waarin is voorgeschreven dat een fietser op een fietspad of – bij gebreke daarvan – op de rijbaan dient te rijden. Door over de stoep te rijden heeft [eiseres] derhalve een verkeersfout gemaakt.

4.6.  De volgende vraag is of deze verkeersfout met zich brengt dat Delta Lloyd niet de (gehele) door [eiseres] geleden schade aan haar hoeft te vergoeden. De rechtbank overweegt daartoe dat zowel de verkeersfout van [A] als de verkeersfout van [eiseres] hebben bijgedragen aan het ontstaan van de schade. De verkeersfout van [eiseres] is echter in geringere mate aan te wijzen als oorzaak van het ongeval dan de verkeersfout van [A]. [A] had als professionele verkeersdeelnemer en als bestuurder van een vrachtwagencombinatie immers beter moeten opletten of hij de uitrit van het Backershuys veilig uit kon rijden. Als het zicht vanuit de cabine hiertoe onvoldoende was, had hij zich op andere wijze moeten vergewissen dat hij het perceel van het Backershuys veilig kon verlaten. Daartegenover staat [eiseres] niet op de stoep voor de uitrit van het Backershuys had horen te rijden. De rechtbank ziet hierin aanleiding de causale bijdragen vast te stellen op 75% aan de zijde van [A]/Delta Lloyd en 25% aan de zijde van [eiseres]. Vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, de ernst van het letsel van [eiseres] en het feit dat [A] verzekerd is voor schade als de onderhavige, is de rechtbank van oordeel dat een billijkheidscorrectie op zijn plaats is. De rechtbank is daarom van oordeel dat Delta Lloyd 90% van de door [eiseres] als gevolg van het ongeval geleden en te lijden schade dient te vergoeden.
LJN BK 7592