Overslaan en naar de inhoud gaan

TGZCTG 160118 klacht tzv dossierbeheer extern medisch adviesbureau ongegrond

TGZCTG 160118 klacht tzv dossierbeheer extern medisch adviesbureau ongegrond

2.              Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2.      De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Klager, geboren op 11 februari 1963, is op 11 april 2009 betrokken geweest bij een ernstig verkeersongeval. Hij was voor arbeidsongeschiktheid verzekerd bij F.. en heeft na het ongeval een beroep gedaan op de verzekering.

2.2.      Verweerder is tot 1 november 2014 werkzaam geweest als medisch adviseur bij G.. F. maakt voor de medische advisering gebruik van de medisch adviseurs van G..

2.3.      Op 2 februari 2011 heeft verweerder een schriftelijk advies uitgebracht aan F..

2.4.      In 2013 heeft F. besloten om naast de medisch adviseurs verbonden aan G. ook gebruik te maken van het bureau H. voor verzekeringsgeneeskundige onderzoeken naar arbeids(on)geschiktheid. In september 2014 heeft F. besloten tot een heronderzoek bij klager en daartoe een verzekeringsgeneeskundig onderzoek aangevraagd bij H. Het medisch secretariaat van F. beheert de medische gegevens van klager. De medische gegevens van klager zijn door het medisch secretariaat aan de verzekeringsarts van H. gestuurd. 

2.5.      Op 6 januari 2015 heeft de verzekeringsarts van H. schriftelijk gerapporteerd over de arbeidsongeschiktheid van klager. Uit het rapport blijkt dat de verzekeringsarts beschikte over een aantal stukken met medische informatie over klager, waaronder het rapport van verweerder d.d. 2 februari 2011.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met zijn wettelijke geheimhoudingplicht en in strijd met de Beroepscode GAV zonder toestemming van klager het medisch dossier van klager, waarover verweerder beschikte, heeft afgegeven of doen afgeven aan de verzekeringsarts van H. Verweerder had volgens klager diens medische gegevens niet mogen onderbrengen bij F.. Mocht het zo zijn dat verweerder, zoals hij aanvoert, als medisch adviseur verantwoordelijk blijft voor de verwerking van de medische gegevens, dan had verweerder het niet onder zijn verantwoordelijkheid mogen laten gebeuren dat zonder toestemming van klager medische informatie aan de verzekeringsarts van H. werd verstrekt. Bovendien had verweerder eerst zelf onderzoek moeten doen of een herbeoordeling mocht worden gedaan, aldus klager.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder voert daartegen het volgende aan. De hiervoor onder 2.4. beschreven gang van zaken rond de medische gegevens van klager is gebruikelijk. Verweerder heeft zijn geheimhoudingsplicht niet geschonden doordat medische informatie over klager aan de verzekeringsarts van H. is verstrekt. De gegevens zijn niet in handen gekomen van F.. Ook strookt de gevolgde werkwijze met artikel 8 lid 4 van de Beroepscode GAV, waarin staat dat de medisch adviseur in het kader van het medisch traject een andere arts kan verzoeken een geneeskundig onderzoek voor hem te verrichten of een advies met betrekking tot de gezondheidstoestand van een verzekerde uit te brengen en dat de medisch adviseur aan die arts alle beschikbare gegevens, die voor de vraagstelling van belang zijn, zal verstrekken.  In dit geval is het verzoek, met de medische gegevens, onder verantwoordelijkheid van verweerder aan de verzekeringsarts van H. gezonden en gelet op de aard van de gevraagde herbeoordeling was het niet aan de orde dat verweerder eerst zelf nog informatie bij klager zou opvragen, aldus nog steeds verweerder. Verder voert verweerder aan dat hij niet heeft gehandeld in strijd met de verplichting uit artikel 9 lid 8b van de Beroepscode GAV dat hij als zelfstandig medisch adviseur zelf moet zorgdragen voor de inrichting van een medisch archief dat voldoet aan de wettelijke voorschriften. Hij wijst erop dat bij F. destijds een protocol medische gegevens gold.

5.         De beoordeling

5.1.      Het college stelt voorop dat op grond van artikel 9 van de Beroepscode GAV de arts die als medisch adviseur voor een verzekeraar optreedt verantwoordelijk is voor het juiste beheer van alle medische gegevens die onder de geheimhoudingsplicht van de arts vallen. Hij kan toegang verlenen tot die gegevens aan de medische dienst van een verzekeraar, waarbij de leden van de medische dienst een afgeleide geheimhoudingsplicht hebben. Aan derden mogen alleen medische gegevens verstrekt worden met schriftelijke toestemming van de verzekerde. Uit artikel 8 lid 4 van de Beroepscode GAV volgt dat de medisch adviseur wel zonder toestemming van de verzekerde aan een andere arts medische gegevens mag verstrekken, voor zover die van belang zijn.

5.2.      In dit geval is het college met verweerder van oordeel dat de gang van zaken rond de herbeoordeling van klager in de praktijk gebruikelijk is en niet in strijd is met deze bepalingen van de Beroepscode GAV of enige wettelijke bepaling.

5.3.      Om te beginnen heeft verweerder het medisch dossier van klager mogen onderbrengen bij het medisch secretariaat van F.. De medewerkers van dit secretariaat hebben een afgeleide geheimhoudingsplicht. Vervolgens heeft F. besloten tot een herbeoordeling van klager door een verzekeringsarts van H. Volgens verweerder is F. daartoe bevoegd op grond van de polisvoorwaarden. Klager heeft niet onderbouwd gesteld dat F. die bevoegdheid in het geval van klager niet had, zodat verweerder in zijn standpunt wordt gevolgd.

5.4.      Uit hetgeen verweerder heeft aangevoerd leidt het college af dat verweerder geen directe betrokkenheid heeft gehad bij het verzoek tot herbeoordeling van F. aan de verzekeringsarts van H. en de verstrekking van medische gegevens van klager door het medisch secretariaat van F. aan die verzekeringsarts. Anders dan klager meent betekent dit niet dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Onder zijn verantwoordelijkheid mocht het medisch secretariaat met inachtneming van de geheimhoudingsplicht aan de verzekeringsarts van H. medische gegevens van klager verstrekken. Klager impliceert dat dit alleen door tussenkomst van en na toetsing door verweerder mogelijk was, maar verweerder voert terecht aan dat, gegeven het uitgangspunt dat F. krachtens de polisvoorwaarden de bevoegdheid had om van klager een herbeoordeling te verlangen, het medisch secretariaat van F. ook zonder directe inmenging van verweerder aan de verzekeringsarts van H. medische gegevens van klager mocht verstrekken.  De aard van een herbeoordeling voor een verzekeraar brengt immers met zich mee dat de arts die de herbeoordeling moet verrichten, kan beschikken over een eerder advies van een medisch adviseur en over de van belang zijnde medische gegevens van de verzekerde. Die bescheiden hoeven niet door de medisch adviseur zelf te worden verstrekt; het is voldoende dat die onder zijn verantwoordelijkheid en met inachtneming van de geheimhoudingsplicht worden verstrekt. 

5.5.      Dat derden en met name een medewerker van F. die geen afgeleide geheimhoudingsplicht had, in het kader van de herbeoordeling de beschikking hebben gehad over medische gegevens van klager is door klager wel gesuggereerd, maar tegenover de betwisting van verweerder niet onderbouwd. Daarom wordt aan deze suggestie van klager voorbijgegaan.

5.6.      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3.              Vaststaande feiten en omstandigheden

3.1. Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

3.2.In aanvulling op deze feiten gaat het Centraal Tuchtcollege uit van het volgende:

Het medisch secretariaat van F. beheerde in de voor deze zaak relevante periode de medische dossiers.  F.  zelf heeft geen toegang tot die medische dossiers. Deze worden bewaard door het medisch secretariaat onder verantwoordelijkheid van de arts die indertijd leiding gaf aan de op het medisch secretariaat werkzame vaste medewerksters. Deze medewerksters hadden een van de arts afgeleide geheimhoudingsplicht. Alleen de arts en de op het medisch secretariaat werkzame medewerksters hadden toegang tot de medische dossiers. Dit geldt voor zowel de op papier als in digitale vorm vastgelegde medische dossiers.

3.3. Deze dossiers waren geschoond in die zin dat zij alleen de gegevens bevatten die in geval van herkeuring van belang waren. In geval van de zijde van F. bericht kwam dat een herkeuring van een verzekerde diende plaats te vinden, werd het medisch dossier in een gesloten couvert dan wel digitaal versleuteld door het medisch secretariaat naar de daartoe aangewezen arts verzonden. Ook in het geval van klager is de medische informatie namens de arts op die wijze aan de verzekeringsarts van H. gestuurd.

4.              Beoordeling van het beroep

4.1. Klager beoogt met zijn beroep het geschil in volle omvang voor te leggen. Kern van de klacht is:

* schending van het beroepsgeheim omdat het medisch dossier van klager zonder zijn toestemming aan derden is verstrekt;

* schending van de archiefverplichtingen van art. 9 lid 8b van de GAV Beroepscode.

4.2. De arts heeft verweer gevoerd, dat voor zover nodig, besproken zal worden.

4.3. Art 9 lid 8b van de GAV (de Nederlandse Vereniging voor Geneeskundig Adviseurs in particuliere Verzekeringszaken) Beroepscode houdt in:

“De zelfstandig, niet in dienstverband werkende, medisch adviseur dient zelf zorg te dragen voor de inrichting van een medisch archief dat voldoet aan de wettelijke voorschriften en is rechtstreeks verantwoordelijk voor een juist beheer daarvan.”

4.4. Gelet op de hiervoor onder 3, in het bijzonder onder 3.2, weergegeven vaststaande feiten kan het Centraal Tuchtcollege niet vaststellen dat de arts is tekortgeschoten in de archivering en het beheer van het medisch dossier van klager. Dat medewerkers van F., in het bijzonder mevrouw I. van de schadeafdeling, toegang hadden tot medische informatie vervat in dossiers beheerd onder verantwoordelijkheid van de arts, is in het geheel niet aannemelijk geworden. De stelling van klager dat de arts als medisch adviseur het medisch dossier aan derden (lees: F.) in beheer heeft gegeven, vindt evenmin steun in de feiten.

4.5. De vraag of F. op basis van de polisvoorwaarden al dan niet gerechtigd was een periodieke herbeoordeling te vorderen staat niet ter beoordeling van het Centraal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege neemt als gegeven aan dat F. ingevolge de toepasselijke polisvoorwaarden opdracht heeft gegeven aan een verzekeringsarts, een ander dan de arts, klager te herbeoordelen. Voor zover uitgegaan wordt van een andere opvatting, faalt de klacht.

4.6. Klager betoogt dat indien een periodieke herbeoordeling aan de orde is, de medisch adviseur ingevolge de toepasselijke beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zelfstandig dient te beoordelen of een medische herkeuring nodig is en zo ja, hoe deze vorm kan worden gegeven op de voor de verzekerde minst bezwarende wijze.

Dit betoog miskent dat de taak van de arts in het kader van de herbeoordeling beperkt was tot die van beheerder van het archief. Op hem rustte in dit stadium geen regierol. Hem kwam ook geen inhoudelijke toets inzake de proportionaliteit en subsidiariteit van de gevraagde herkeuring toe.

4.7. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is niet aannemelijk geworden dat de arts is tekortgeschoten in de op hem rustende verplichtingen inzake de overdracht van het medisch dossier van klager. Naar aanleiding van de opdracht tot herbeoordeling van klager is door het medisch secretariaat in overeenstemming met de gestandaardiseerde werkwijze het geschoonde dossier in gesloten couvert naar de verzekeringsarts gezonden. Dat de arts daar niet separaat, per individueel dossier toestemming voor geeft, vormt geen grond voor enig tuchtrechtelijk verwijt aan de arts. De arts heeft onweersproken gesteld dat de medewerksters werkzaam op het medisch secretariaat reeds jaren daar werkzaam zijn (5 jaar of meer) en overeenkomstig zijn instructies op grond van een vaste werkwijze met inachtneming van de geheimhoudingsplicht handelen. Ook in dit geval is op deze wijze gehandeld. Het medisch dossier is derhalve onder verantwoordelijkheid van de arts vanuit het onder zijn verantwoordelijkheid beheerde archief naar een andere arts gegaan zonder dat onbevoegden daar toegang toe hebben gehad. Van een schending van het medisch beroepsgeheim is geen sprake geweest.  

4.8. Klager heeft geen belang bij zijn klacht dat hij door het Regionaal Tuchtcollege niet in de gelegenheid is gesteld te reageren op het bij brief van 10 oktober 2016 door de arts toegezonden Protocol medische gegevens, aangezien hij dit protocol in beroep heeft kunnen bespreken en derhalve niet in zijn belangen geschaad is.

4.9. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de klacht ongegrond is. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen. De overige verweren van de arts behoeven bij gebrek aan belang geen bespreking.   ECLI:NL:TGZCTG:2018:18