Overslaan en naar de inhoud gaan

NIVRE Tuchtcollege 231117 klachten tegen expert mbt onjuist citeren en negatieve en beschadigende uitlatingen over slachtoffer gegrond; waarschuwing

NIVRE Tuchtcollege 231117 klachten tegen expert mbt onjuist citeren en negatieve en beschadigende uitlatingen over slachtoffer gegrond; waarschuwing

3. De klacht en het verweer.
De klacht.
3.1 De kern van de klacht is dat de expert in zijn rapport van 25 januari 2016 aannames doet betreffende (medische) informatie waarbij hij buiten de grenzen van zijn vakgebied is getreden en uitlatingen heeft gedaan waarvan hij weet, of behoort te weten, dat deze onjuist of misleidend (kunnen) zijn. Daarnaast heeft de expert in hetzelfde rapport vergaande negatieve en beschadigende uitlatingen gedaan over de “betrouwbaarheid” van klagers, ondanks dat hij weet, of behoort te weten, dat deze onjuist of misleidend (kunnen) zijn. Hierdoor heeft de expert jegens klagers niet fatsoenlijk, integer en respectvol en daardoor klachtwaardig gehandeld. 

3.2 Klagers hebben dit onder meer nader toegelicht door te stellen (samengevat) dat de expert (op basis van een citaat uit het rapport van I) medische gegevens heeft beoordeeld en op basis daarvan heeft geconcludeerd dat klager sub 1 volledig dan wel nagenoeg volledig arbeidsgeschikt zou zijn, dit terwijl de expert zelf geen medisch adviseur of arbeidsdeskundige is. Daarbij komt dat de expert de vermelding van ‘de fysiotherapeut’ uit de context gehaald heeft waar sprake is van ‘aanhoudende klachten’ waarvan de causaliteit nog niet duidelijk is. De expert heeft gerapporteerd over medische informatie waar hij zelf niet over heeft kunnen beschikken en heeft daarmee ten onrechte onvoldoende terughoudendheid betracht. De uitlatingen inzake de betrouwbaarheid kunnen worden aangemerkt als zware en ongefundeerde beschuldigingen en worden door klagers als schokkend en respectloos ervaren. Dit is te meer verwijtbaar omdat de expert kennis heeft kunnen nemen of aanvullende vragen had kunnen stellen over alle relevante financiële stukken. Het openen van de nieuw (…)winkel ‘op naam van de zoon’ is in goed overleg gedaan met de M-organisatie. Van het omzeilen van een concurrentiebeding is geen sprake. De expert heeft klagers nooit gesproken en derhalve nooit informatie uit de eerste hand ontvangen. Klagers ervaren de handelswijze van de expert hierdoor des te meer als onbegrijpelijk, onbetamelijk en onacceptabel. 

Het verweer.
3.3 De expert heeft samengevat onder meer aangevoerd dat hij zelf geen medische en/of arbeidsdeskundige informatie heeft beoordeeld dan wel op die vlakken conclusies heeft getrokken. Hij heeft juist uitsluitend gewezen op het feit dat dat de door H gedane aannames en zijn daarop gebaseerde conclusies de benodigde medische en arbeidskundige onderbouwing ontberen. Daarnaast heeft hij erop gewezen dat zich in het dossier kennelijk andere informatie bevindt die erop duidt dat de betreffende aannames en conclusies van H niet stroken met de werkelijke situatie. De expert heeft zich daarbij beperkt tot informatie van feitelijke (niet-medische) aard, namelijk inzake de niet meer aanwezige arbeidsongeschiktheid van klager sub 1.

3.4 Wat betreft de opmerkingen inzake de betrouwbaarheid van klagers voert de expert aan dat de door hem gebruikte bewoordingen ‘zachter’ zijn dan door klagers wordt gesteld c.q. gesuggereerd. Diverse keren zijn de woorden ‘vermoeden’ en ‘mogelijk’ gebruikt, hetgeen in de klacht niet tot uiting komt. Daarnaast merkt de expert op dat het een feit is dat het niet bijhouden van een administratie van bedrijfsmatige activiteiten erop neer komt dat dat de Belastingdienst en de belastingbetaler op een onwettige wijze tekort gedaan wordt. De expert is in zijn hoedanigheid van bedrijfseconoom – in combinatie met zijn ervaring als schaderegelaar – op grond van de toepasselijke gedragsregels gehouden om richting zijn opdrachtgever een en ander te benoemen als uit zijn onderzoek blijkt dat er informatie en stukken – financieel dan wel anderszins – in het dossier zitten waarvan de inhoud en/of strekking mogelijk niet overeenkomen met de werkelijkheid. De expert wenst te benadrukken dat hij in het kader van het voorgaande goed heeft nagedacht over de formulering. In dit verband heeft hij bijvoorbeeld bewust het woord ‘fraude’ vermeden aangezien voer de definitie van dat woord verschillend kan worden gedacht.

4. De ontvankelijkheid van de klacht.
De expert was ten tijde van de expertise en de op 11 juli 2016 tegen hem ingediende klacht als expert in het register van het NIVRE ingeschreven. Derhalve dient de klacht jegens de expert ontvankelijk verklaard te worden, ook al is hij daarna per september 2016 uitgeschreven. 

5. De beoordeling.
5.1 Voorop gesteld wordt dat een expert in de uitoefening van zijn beroep dient te handelen conform de Gedragsregels, de Statuten en Reglementen van het NIVRE, alsmede conform al hetgeen overigens bij een goede beroepsuitoefening betamelijk is. Zo dient de expert zich te gedragen zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend expert betaamt, waarbij men dient te voldoen aan de eisen van betrouwbaarheid, professionaliteit, integriteit en collegialiteit, zoals nader omschreven in de gedragsregels van het NIVRE. Deze gedragsregels zijn bedoeld, zo blijkt uit de inleiding daarvan, als een norm voor de verwachtingen die mensen hebben over het gedrag en de intentie van een NIVRE-expert. 

5.2 Het Tuchtcollege overweegt voorts ten aanzien van deze klacht in het bijzonder als volgt. De klacht richt zich kort gezegd tegen een tweetal passages in het rapport van de expert van 25 januari 2016 zoals hiervoor geciteerd onder 2.5. Wat betreft het eerste (‘medische en arbeidskundige onderbouwing’) kan het Tuchtcollege zich wel iets voorstellen bij het verweer van de expert dat hij juist heeft willen wijzen op het gebrek aan medische en arbeidskundige onderbouwing in het rapport van H. Hij schrijft immers in de laatste alinea van die passage dat ‘enige terughoudendheid’ voor de hand gelegen had. Van belang hierbij is echter dat H deze terughoudendheid wel degelijk lijkt te hebben toegepast, hetgeen blijkt uit de hierboven aangehaalde passage onder 2.3 – met daarin de verwijzing naar (kennelijk nog te verrichten) arbeidsdeskundig onderzoek.

5.3 Daar komt bij dat de expert H niet goed, althans niet volledig, geciteerd lijkt te hebben. In het rapport van H staat: ‘Het is vooralsnog een redelijke verwachting dat de ondernemers, in de situatie dat hen het ongeval niet was overkomen, de arbeidsproductiviteit in 2012 en 2013 op het hoge niveau zouden hebben kunnen houden en de twee winkels niet verkocht zouden hebben.’ De expert haalt echter een ander citaat van H aan, dat in de conclusies van het rapport van H niet terug te vinden is: ‘het is een redelijke verwachting dat de verkoop van de winkels en de daaruit voortvloeiende schade een direct gevolg zijn van het ongeval omdat voor die verkoop In het bedrijfseconomisch onderzoek geen andere aanleiding kon/kan worden gevonden.’ In het laatste citaat komt het woord ‘vooralsnog’ niet voor, terwijl H in de conclusies dit woord in ieder geval wel gebruikt heeft. Hierdoor is het verwijt dat door de expert aan H gemaakt is inzake de in acht te nemen terughoudendheid te meer moeilijk te plaatsen. 

5.4 De expert schreef tevens in de bewuste passage dat klager sub 1 volgens de fysiotherapeut zijn ‘normale’ werk weer kon verrichten. Het woord ‘normaal’ komt in dat verband echter niet voor in het rapport van I. Dat maakt wel verschil want de expert gaat vervolgens ook zover dat hij stelt dat klager sub 1 feitelijk (nagenoeg volledig) arbeidsgeschikt was. Klagers hebben op dit punt naar het oordeel van het Tuchtcollege terecht aangevoerd dat de expert met de verwijzing naar de fysiotherapeut selectief (en buiten context) gebruik gemaakt heeft van de hem ter beschikking staande informatie. Het verwijt dat de expert daarbij buiten de grenzen van zijn vakgebied gegaan is lijkt op zich wel aannemelijk, maar de expert heeft toch niet zelfstandig medische informatie beoordeeld of zelf een medisch oordeel gegeven. Hij heeft kennelijk gemeend een feitelijke arbeidsgeschiktheid uit het rapport van I te kunnen aflezen – terwijl dat niet als zodanig volgt uit dat rapport. Het ongenoegen daarover aan de zijde van klagers is daarom wel begrijpelijk. De expert had hier juist zelf ook terughoudender kunnen en moeten formuleren. 

5.5 Ten aanzien van de door de expert gemaakte opmerkingen in zijn rapport zoals boven aangehaald onder 2.5 onder ‘Tot slot’ merkt het Tuchtcollege het volgende op. Het Tuchtcollege kan zich niet vinden in de stelling van de expert dat hij ‘zachte’ termen gebruikt heeft. De verdenkingen en termen die in deze passage op schrift zijn gesteld, zijn zeer expliciet en worden bij gedeelten wel degelijk als feit gepresenteerd (zoals ‘zwarte’ handel en ‘valse voorwendselen’ bij het omzeilen van een concurrentiebeding). En dat wordt dan gevolgd door de vraag of er‘überhaupt’ waarde moet worden gehecht aan de stelling van klagers dat de winkels om ongevalsgerelateerde redenen zijn verkocht. Het Tuchtcollege is in zijn algemeenheid van oordeel dat dergelijke verdenkingen met een zekere terughoudendheid gemaakt moeten worden, hetgeen hier niet, althans niet – zeker in cumulatieve zin – goed genoeg, gebeurd is. 

5.6 Indien een expert aanleiding ziet om – buiten zijn primaire opdracht om – mogelijke onregelmatigheden in een dossier te rapporteren (wat op zichzelf niet ondenkbaar is) zal hij dat terughoudend moeten doen en zal hij in de gegeven omstandigheden verder moeten adviseren tot nader onderzoek. Dat laatste zal in ieder geval nodig zijn als hij zelf niet de mogelijkheid heeft om (in het kader van hoor en wederhoor) de zienswijze van betrokkenen in zijn overwegingen te betrekken. Nu hebben klagers zich helemaal niet kunnen verweren. Een expert zal in een rapportage er mede daarom voor moeten zorgdragen dat hij zo objectief en neutraal mogelijk blijft formuleren, rekening houdende met de impact die zijn rapportage op de opdrachtgever zal hebben. De expert heeft in dit geval naar het oordeel van het Tuchtcollege op basis van het voorgaande meer richtinggevend gerapporteerd dan op basis van de hem ter beschikking staande stukken geoorloofd was. Het Tuchtcollege ziet echter niet dat hij dit bewust gedaan heeft, wetende dat deze informatie onjuist was en/of ten einde de opdrachtgever te misleiden. De klacht wordt daarom wel gegrond geacht, maar niet in de volle omvang zoals voorgestaan door klagers. Het Tuchtcollege acht de maatregel van waarschuwing aangewezen. Voor een veroordeling in de kosten van de procedure en/of betaling van een redelijke vergoeding in de kosten van klagers aan de zijde van de expert ziet het Tuchtcollege geen aanleiding. 

6. De beslissing.
6.1 Het Tuchtcollege verklaart de klacht jegens de expert gegrond en legt hem de maatregel van waarschuwing op. Nivre.nl