Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Leeuwarden 091012 enkelletsel na schop tijdens werkzaamheden in jeugdinrichting; verstekzaak, vordering tegen schopper toegewezen

Hof Leeuwarden 091012 enkelletsel na schop tijdens werkzaamheden in jeugdinrichting; verstekzaak, vordering tegen schopper toegewezen

De beoordeling 
De vaststaande feiten   
1.  Als enerzijds gesteld en anderzijds niet bestreden, gaat het hof uit van de volgende feiten. 
1.1  [appellante] heeft een dienstverband gehad bij [Stichting] Het Poortje Justitiële Jeugdinrichting te [woonplaats] (hierna: het Poortje). Het dienstverband is tot een einde gekomen wegens een ontbinding door de rechter met ingang van 15 mei 2007. 
1.2  Op 7 mei 2006 heeft zich tijdens het werk een incident voorgedaan, waarbij [appellante] van [geïntimeerde] een schop tegen haar enkel heeft kregen. 
1.3  [appellante] heeft het Poortje aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade en een procedure ingesteld bij de rechtbank [woonplaats], sector kanton, locatie [woonplaats] (hierna te noemen: de kantonrechter). 
1.4  De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 17 november 2011 de vorderingen van [appellante] afgewezen omdat naar het oordeel van de kantonrechter het Poortje ten aanzien van [appellante] aan haar zorgplicht heeft voldaan. Het is niet bekend of [appellante] tegen dit vonnis beroep heeft ingesteld. 

Het geschil in eerste aanleg 
2.  [appellante] heeft op 27 september 2011 [geïntimeerde] gedagvaard voor de rechtbank [woonplaats]. Zij heeft gevorderd voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] jegens [appellante] gehouden is tot het vergoeding van de schade die zij heeft geleden en zal lijden naar aanleiding van het onrechtmatig dan wel wanpresterend handelen zijdens [geïntimeerde], en/of [geïntimeerde] te veroordelen tot het vergoeden van de schade nader op te maken bij staat en vereffend volgens de wet. 

3.  De rechtbank heeft tegen [geïntimeerde] verstek verleend. In haar vonnis van 8 februari 2012 heeft de rechtbank de vorderingen van [appellante] afgewezen, omdat [appellante] naar het oordeel van de rechtbank niet aan haar stelplicht heeft voldaan. 

Bespreking van de grieven 
4.  [appellante] heeft tegen dit vonnis drie grieven opgeworpen. Met grieven 1 en 2 komt [appellante] op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij niet aan de op haar rustende stelplicht heeft voldaan. Grief 3 betreft de afwijzing van de vordering. 

5.  Het hof stelt voorop dat het hier om een verstekzaak gaat. Het uitgangspunt in verstekzaken is dat een vordering wordt toegewezen, tenzij deze de rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De grieven leggen het hof de vraag voor of de rechtbank met haar eisen aan de stelplicht van [appellante] in een verstekzaak niet te streng is geweest. 

6.  Die vraag moet bevestigend worden beantwoord. Het hof is van oordeel dat de vorderingen van [appellante] niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen. Daartoe is het volgende redengevend. 

7.  Aan haar vordering heeft [appellante] ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] een onrechtmatige daad jegens haar heeft gepleegd waaraan [appellante] fysieke en psychische klachten heeft overgehouden. Met betrekking tot de onrechtmatige daad is door [appellante] gesteld dat zij tijdens een incident op het werk door [geïntimeerde] tegen haar linkerenkel werd geschopt. Door [appellante] zijn stukken in het geding gebracht, waaronder een rapport van de toedracht van het incident (bijlage 2 inleidende dagvaarding) en brieven van haar huisarts en psychiater (bijlage 3 inleidende dagvaarding), waaruit blijkt dat zij door [geïntimeerde] is getrapt en daardoor (enig) letstel is ontstaan. Bij het ontbreken van verweer is dit voldoende voor toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht, als hierna geformuleerd, en verwijzing naar de schadestaat. 

De slotsom. 
6.  De grieven slagen. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd met veroordeling van [geïntimeerde], als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het geding in beide instanties.  LJN BY4620