Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Haag 030314 passagier zonder gordel bij verkeersongeval in Tanzania; geen overmacht ex 7:504 reisorganisatie; eigen schuld 40%, na billijkheidscorrectie 25%

Rb Den Haag 030314 passagier zonder gordel bij verkeersongeval in Tanzania; geen overmacht ex 7:504 reisorganisatie; eigen schuld 40%, na billijkheidscorrectie 25%;
- gevorderd 20:42 uur x € 215,00 + 6%, totaal € 5.982,21; toegewezen 75% ivm eigen schuld; nakosten afgewezen

Causaliteitsafweging

4.10.
Van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 lid 1 BW is sprake indien de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde ([verzoeker]) kan worden toegerekend. Indien dat het geval is, wordt de schade over de benadeelde en de aansprakelijke partij (ShapShap) verdeeld in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen.

4.11.
Vast staat dat [verzoeker] op het moment dat het ongeval plaatsvond geen gordel droeg, ondanks dat haar genoegzaam bekend was dat het dragen van de gordel van groot belang is bij een avontuurlijke reis als deze en niet is betwist dat haar dat bij de aanvang van de reis ook door de organisatie is medegedeeld. Zij heeft naar haar zeggen de gordel slechts even losgemaakt om wat extra kleding te pakken, daar het als gevolg van de regen koud werd in de truck. Niet in geschil is dat de andere inzittenden op het moment van het ongeval wel hun gordel droegen. [verzoeker] heeft ter zitting erkend dat het feit dat alleen zij ernstig letsel heeft opgelopen met name het gevolg is van het niet dragen van de gordel, waardoor zij bij het kiepen van de truck door de truck is gevallen. Desgevraagd heeft [verzoeker] aangegeven dat zij niet (ook) letsel heeft opgelopen door rondvliegende bagage. Daarmee acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat het niet dragen van de gordel heeft bijgedragen aan de (letsel)schade die [verzoeker] heeft opgelopen als gevolg van het ongeval.

4.12.
Bij weging van de (inschattings)fouten van de chauffeur enerzijds (zie rov. 4.7.) en [verzoeker] anderzijds is de rechtbank van oordeel dat de (letsel)schade die [verzoeker] heeft opgelopen ten gevolge van het ongeval voor een belangrijk deel te wijten is aan het feit dat [verzoeker] geen gordel droeg. Naar het oordeel van de rechtbank moet op grond van de hoofdregel van artikel 6:101 BW de mate waarin de aan de chauffeur en [verzoeker] toe te rekenen omstandigheden hebben bijgedragen aan het ontstaan van de schade worden gesteld op 40% voor [verzoeker] en 60% voor de chauffeur (lees: ShapShap). Bij deze causaliteitsafweging kan het feit dat [verzoeker] naar haar zeggen de gordel slechts even losdeed geen rol spelen. Juist nu zij zich bewust was, althans had behoren te zijn, van de gevaarlijke weer- en rijomstandigheden had zij de gordel niet, ook niet even, los behoren te doen. Dat klemt te meer daar gesteld noch gebleken is dat zij de chauffeur voordien op enig moment had verzocht even te stoppen teneinde veilig haar kleding te kunnen pakken, hetgeen voor de hand had gelegen.

Billijkheidscorrectie
4.13.
Ter zitting heeft [verzoeker] een beroep gedaan op de billijkheidscorrectie zodat vervolgens de vraag voorligt of, wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten en/of de andere omstandigheden van het geval, waaronder de aard en inhoud van de tussen partijen bestaande contractuele verhouding, het toepassen van een billijkheidscorrectie gerechtvaardigd is.

4.14.
Ter zake heeft [verzoeker] aangevoerd dat gelet op de ernst van haar letsel een billijkheidscorrectie dient te worden toegepast zodat het percentage eigen schuld uitkomt op nihil.

4.15.
De rechtbank is van oordeel dat een billijkheidscorrectie op zijn plaats is. Daarbij is allereerst van belang dat de verkeersfout van de chauffeur als ernstiger moet worden aangemerkt dan de inschattingsfout van [verzoeker]. Daarnaast heeft de rechtbank aan de zijde van [verzoeker] acht geslagen op de ernst van het door het ongeval ontstane letsel en de als gevolg daarvan bestaande klachten en beperkingen op zowel lichamelijk als psychisch gebied. Eén en ander blijkt in voldoende mate uit de door [verzoeker] overgelegde medische informatie bestaande uit de brieven zoals beschreven in ro. 2.15. tot en met 2.22. Uit die voorhanden medische informatie blijkt dat [verzoeker] in ieder geval tot april 2013 in behandeling was voor zowel haar lichamelijke als psychische klachten. Ter zitting heeft zij nog aangegeven dat vanwege de wachtlijsten voor deze behandeling, zij pas in januari 2014 is begonnen met de EMDR-behandeling voor verwerking van het trauma. Voorts heeft [verzoeker] ter zitting aangegeven dat zij nog regelmatig naar de pijnpoli gaat voor zogenaamde inspuitingen in de rug, hetgeen helpt tegen de (zenuw)pijn. Tot slot heeft zij aangegeven nog last te hebben van oorsuizen, hoofdpijn door de niet aangegroeide nekwervel en een gat in haar been.

4.16.
Aan de zijde van ShapShap c.s. houdt de rechtbank er rekening mee dat sprake is van een risicoaansprakelijkheid, waarvoor Shapshap c.s. niet verzekerd blijken te zijn.

4.17.
Alles afwegende komt de rechtbank tot een billijkheidscorrectie van 15%, hetgeen er toe leidt dat ShapShap c.s. gehouden zijn voor 75% bij te dragen in de schade van [verzoeker]. Dat betekent dat 25% van de totale (letsel)schade derhalve op grond van eigen schuld voor rekening van [verzoeker] dient te blijven.

Conclusie
4.18.
De rechtbank zal, gezien het voorgaande, voor recht verklaren dat ShapShap, [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2], hoofdelijk, voor 75% aansprakelijk zijn voor de schade van [verzoeker] die het gevolg is van het haar overkomen ongeval. Overigens hebben ShapShap c.s., nadat de rechtbank ter zitting mondeling te kennen had gegeven het overmacht verweer te zullen verwerpen, vooruitlopend op de verdere onderhandelingen naast het reeds betaalde bedrag van € 5.000,00 een aanvullend voorschot van € 20.000,00 aangeboden.

ECLI:NL:RBDHA:2014:2753