Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 030714 beperkingen deels aan ongeval toe te rekenen; deskundigenonderzoek zonder meer gerechtvaardigd; ass dient de kosten te dragen

Rb Amsterdam 030714 beperkingen deels aan ongeval toe te rekenen; deskundigenonderzoek zonder meer gerechtvaardigd; ass dient de kosten te dragen

1 De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van deze rechtbank van 13 juni 2013, waarbij prof. dr. [deskundige] (hierna: de deskundige) tot deskundige is benoemd.

1.2.
De deskundige heeft een (voorlopig) deskundigenbericht uitgebracht.

1.3.
Bij brief van 13 mei 2014 heeft de griffier partijen verzocht de rechtbank mede te delen of tussen partijen inmiddels een geding aanhangig is, zodat de rechtbank indien nodig een beschikking kan geven als bedoeld in artikel 205 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Partijen hebben de rechtbank medegedeeld dat geen bodemprocedure aanhangig is.

2 De beoordeling

2.1.
Omdat het loon van de deskundige op grond van artikel 199 lid 3 Rv door de griffier ten laste van ’s Rijks kas is gebracht, dient op grond van artikel 205 lid 2 Rv te worden vastgesteld welk deel van het loon van de deskundige door elk van de partijen dient te worden gedragen. Het loon van de deskundige bedraagt € 6.050,00.

2.2.
In hun brieven van 23 mei 2014 ([verzoeker]) en 26 mei 2014 (NN) hebben partijen hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.3.
Mr. Molenaar heeft zich namens [verzoeker] op het standpunt gesteld dat NN het loon van de deskundige dient te dragen. [verzoeker] voert daartoe, kort gezegd, aan dat NN de aansprakelijkheid voor de ongevalsgevolgen van [verzoeker] vanaf 12 maart 2003 al in 2003 heeft erkend. Uit het deskundigenrapport blijkt voorts dat [verzoeker] nog steeds beperkingen heeft ten gevolge van het ongeval in 2003. Op bladzijde 12 van het deskundigenrapport komt de deskundige tot de conclusie dat de beperkingen voor een kwart zijn toe te schrijven aan het ongeval in 2003. Het uitvoeren van het voorlopig deskundigenonderzoek is daarmee gerechtvaardigd, aldus steeds [verzoeker].

2.4.
Mr. Van Kersbergen heeft zich namens NN primair op het standpunt gesteld dat de kosten moeten worden verdeeld. Subsidiair geldt dat hooguit een kwart van de kosten voor rekening van NN kan worden gebracht omdat de deskundige heeft geoordeeld dat de beperkingen die [verzoeker] door zijn stoornis ervaart slechts voor een kwart zijn toe te schrijven aan de emotionele problemen met het verwerken van de gevolgen van het ongeval in 2003. Meer subsidiair refereert NN zich aan het oordeel van de rechtbank omtrent de verdeling van de kosten.

2.5.
Op grond van artikel 6:96 BW is iemand die een onrechtmatige daad heeft gepleegd in beginsel aansprakelijk voor alle schade die de benadeelde als gevolg daarvan heeft geleden, daaronder begrepen de (redelijke) kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. In de onderhavige zaak heeft NN, als WAM-verzekeraar van de bestuurder die de aanrijding heeft veroorzaakt, de aansprakelijkheid voor de ongevalsgevolgen van [verzoeker] van het ongeval van 12 maart 2003 erkend. Partijen verschilden echter van mening over onder meer de omvang van de ongevalsschade. In dit verband heeft de rechtbank op verzoek van [verzoeker] een voorlopig deskundigenonderzoek bevolen. Aan de deskundige is onder meer de vraag voorgelegd in hoeverre de beperkingen (schade) van [verzoeker] zijn toe te rekenen aan het ongeval in 2003. De deskundige heeft vastgesteld dat de beperkingen van [verzoeker] deels zijn toe te rekenen aan het ongeval. Dit betekent zonder meer dat het deskundigenonderzoek gerechtvaardigd was en dat NN de kosten van het deskundigenrapport (op grond van artikel 6:98 in samenhang gelezen met artikel 6:96 BW) voor haar rekening dient te nemen.

2.6.
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing. ECLI:NL:RBAMS:2014:4050