Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 120913 kosten deskundigenberichten; na schikking zonder afspraken omtrent kosten draagt ieder de helft daarvan

Rb Amsterdam 120913 kosten deskundigenberichten; na schikking zonder afspraken omtrent kosten draagt ieder de helft daarvan

2 De beoordeling
2.1.
Omdat het loon van de deskundigen op grond van artikel 199 lid 3 Rv door de griffier ten laste van ’s Rijks kas is gebracht, dient op grond van artikel 205 lid 2 Rv te worden vastgesteld welk deel van het loon van de deskundigen door elk van de partijen dient te worden gedragen. Het loon van de deskundigen bedraagt € 4.620,18 (deskundige Kruithof) en € 5.849,84 (deskundige Artoos), in totaal derhalve € 10.470,02.

2.2.
In hun brieven van 1 november 2012 respectievelijk 16 november 2012 hebben partijen hun standpunt kenbaar gemaakt. [verzoeker] heeft daarbij naar voren gebracht dat Achmea, gelet op de inhoud van de tussen partijen getroffen schikking, als de in het ongelijk gestelde partij is te beschouwen en dat Achmea om die reden met de kosten van de deskundigen dient te worden belast. Achmea voert op haar beurt aan dat [verzoeker], gelet op de inhoud van de tussen partijen getroffen regeling, hooguit als gedeeltelijk in het gelijk gesteld is te beschouwen en dat daarin aanleiding voor compensatie van kosten kan worden gevonden.

2.3.
Omdat partijen ter beëindiging van hun geschil een minnelijke regeling hebben getroffen, kan – anders dan partijen kennelijk menen – in artikel 237 Rv geen basis worden gevonden voor een beslissing van de rechtbank over de vraag door wie de kosten van de deskundigen dienen te worden gedragen. De rechtbank wordt immers geen inhoudelijk oordeel gevraagd over de kwestie die partijen verdeeld hield maar die zij in onderling overleg hebben geregeld, zodat van een “in het ongelijk gestelde” of “verliezende” partij niet kan worden gesproken. Wel dient de rechtbank op de voet van artikel 205 lid 2 Rv vast te stellen welk deel van de kosten van de deskundigen elk van partijen moet dragen. De rechtbank is daarbij niet gebonden aan haar eerdere beslissing dat de kosten – zoals in dit geval – door de verzoekende partij moesten worden voorgeschoten. Gelet op het feit dat partijen een schikking hebben getroffen en niet is gesteld of gebleken dat partijen omtrent de kosten van de deskundigen een andersluidende afspraak hebben gemaakt, ligt het meest in de rede dat ieder van partijen belast wordt met de helft van de kosten van de deskundigen. De rechtbank zal dan ook dienovereenkomstig bepalen dat elk van partijen de helft van de kosten van de deskundigen aan de griffier moeten voldoen. ECLI:NL:RBAMS:2013:9770