Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Bosch 190509 kbr niet redelijk want niet in verhouding tot schade

Hof Den Bosch 190509 kbr niet redelijk want niet in verhouding tot schade
4.2 Het gaat in dit hoger beroep, kort samengevat, om het volgende.

a) [benadeelde] heeft op 21 december 2001 bij een zaalvoetbalwedstrijd letsel opgelopen aan zijn enkel. Hiervoor heeft hij zich gewend tot de afdeling Spoedeisende Hulp van Amphia.

b) Volgens [benadeelde] hebben de afdeling Spoedeisende Hulp en de nadien behandelend orthopeden van Amphia een breuk van de enkel niet (tijdig) opgemerkt. Na een operatie op 28 juni 2002 is [benadeelde] op 19 september 2002 genezen verklaard.

c) [benadeelde] heeft zich op 23 augustus 2002 met het oog op een eventuele schadevergoeding vanwege deze gang van zaken voor bijstand gewend tot letselschadebureau Europrotector. Bij brief van 25 maart 2003 heeft Europrotector Amphia namens [benadeelde] aansprakelijk gesteld.

d) Amphia heeft de aansprakelijkstelling doorgestuurd naar haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar MediRisk die op 1 april 2003 de ontvangst ervan aan Protector heeft bevestigd.

e) Tussen Europrotector en MediRisk heeft zich een uitvoerige en langdurige discussie ontsponnen die uiteindelijk, na inschakeling van een orthopedisch chirurg als externe deskundige, heeft geleid tot een schikking, MediRisk is op 19 december 2005 akkoord gegaan met betaling van € 1.000,= als vergoeding van alle schade van [benadeelde], afgezien van de buitengerechtelijke kosten. Als vergoeding voor alle buitengerechtelijke kosten heeft MediRisk een bedrag van € 750,= betaald.

f) Europrotector is met dit laatste bedrag niet akkoord gegaan. Door Europrotector is aan buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 3.890,17gedeclareerd. Het verschil tussen dit bedrag en het door MediRisk betaalde bedrag van € 750,= (€ 3.140,17) weigert Amphia te betalen.

4.3 In deze procedure vordert [benadeelde] veroordeling van Amphia tot betaling van het bedrag van € 3.140,17, vermeerderd mat de wettelijke rente vanaf 11 december 2005 althans de dag der dagvaarding. Amphia heeft deze vordering gemotiveerd betwist. Volgens haar is het reeds betaalde bedrag in overeenstemming sist de dubbele redelijkheidstoets die bij toepassing van artikel 6: 96 lid 2 sub b BW aangelegd dient te worden. Ook betwist Amphia dat het om daadwerkelijk gemaakte kosten gaat alsmede de tarieven en de berekeningen die aan de declaratie ten grondslag liggen.

4.4 In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter onder verwijzing naar de daarin vermelde briefwisseling tussen de verschillende betrokkenen geoordeeld dat Amphia enige briefwisseling had kunnen voor konten en daarmee [benadeelde] enige kosten had kannen besparen, mms dat verder niet is gebleken van een onredelijke en/of vertragende opstelling van Amphia en/of MediRisk. Verder heeft de kantonrechter overwogen dat het om een relatief eenvoudige schade zaak gaat en dit het niet aan Amphia is toe te rekenen dat Europrotector is blijven doordiscussiëren en dat langere tijd onzekerheid bestond over de vraag of een medische eindtoestand was bereikt. Deze omstandigheden komen naar het oordeel van de kantonrechter voor risico van Europrotector en [benadeelde]. De kantonrechter achtte € 900,= een redelijke en passende vergoeding, zodat na aftrek van het reeds betaalde bedrag van € 750,= een bedrag van e 150,=, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 december 2005 toegewezen werd. [benadeelde] werd verwezen in de kosten van de procedure.

4.5 Tegen deze proceskostenveroordeling komt [benadeelde] op met grief 6 in het principaal appel. Tegen de overige beslissingen en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen, zoals hiervoor onder 4.4 samengevat, richten zich zijn overige vijf grieven. Rode draad in het betoog van Europrotector is dat de kantonrechter de aard van de zaak en de (negatieve) houding daarin van Amphia en MediRisk te veel heeft gerelativeerd.

4.6 Het hof overweegt hierover het volgende. Bij de beantwoording van de vraag of de door [benadeelde] opgevoerde buitengerechtelijke kosten voor vergoeding door Amphia in aanmerking konen dient de dubbele redelijkheidstoets te worden aangelegd, zowel het maken van de kosten als de omvang van de gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Daarbij spelen verschillende factoren een rol. Die zijn slechts tot op zekere hoogte in algemene termen aan te geven bepalend zijn uiteindelijk alle omstandigheden van het geval.

4.7 Een uitgangspunt dat in de jurisprudentie in letselzaken wordt gehanteerd is in ieder geval wel dat tussen hat schadebedrag en de gemaakte kosten een aanvaardbare verhouding dient te bestaan, Wanneer de gemaakte kosten het schadebedrag benaderen of evenaren kan sprake zijn van een onaanvaardbare, dus onredelijke verhouding tussen het schadebedrag en de kosten waarvan vergoeding wordt gevorderd.

4.8 Daarvan is in dit geval sprake, waarbij het hof mede in de beoordeling betrekt dat

- het een eenvoudige casus betreft;

- [benadeelde] in september 2002 genezen was;

- de eigen medisch adviseur van [benadeelde] reeds op 10 maart 2003, derhalve voorafgaande aan de aansprakelijkstelling van Amphia, concludeerde: "Gelukkig lijkt vervolgens geen sprake van blijvende klachten en/of beperkingen;

- er dus geen onderzoek diende plaats te vinden naar blijvend letsel, dientengevolge ontstane beperkingen en/of de gevolgen daarvan, maar slechts naar de vraag of Amphia een fout viel te verwijten;

- er kennelijk geen materiële schade is en er alleen vergoeding van langer geleden pijn wordt gevorderd.

In het onderhavige geval belopen de gemaakte kosten bijna vier keer het schadebedrag: dat betekent gelet op de hiervoor aangegeven omstandigheden dat daartussen een onredelijke verhouding bestaat. De feiten en omstandigheden die door [benadeelde] zijn aangevoerd bieden onvoldoende grondslag voor een ander oordeel.

4.9 De communicatie tussen Europrotector en MediRisk is, zo blijkt uit de door de kantonrechter aangehaalde correspondentie, bepaald niet altijd voorspoedig verlopen. Echter, uit het verloop en de inhoud daarvan zoals deze ook blijkt uit de bijbehorende producties kan naar het oordeel van het hof niet worden afgeleid dat MediRisk en/of Amphia zich onredelijk en/of vertragend hebben op gesteld of dat de trage behandeling van de kwestie in overwegende mate is te wijten aan het handelen of nalaten van MediRisk en/of Amphia.

4.10 Het is aan [benadeelde] en het door hen ingeschakelde Europrotector om bij het maken van verdere buitengerechtelijke kosten de verhouding van die kosten net het eventueel te verwachten schadebedrag in het oog te houden en tijdig tot beheersing van de kosten over te gaan. Zij kunnen immers redelijkerwijs niet verwachten dat uiteindelijk de volledige nota in zijn geheel zal worden voldaan, ook niet wanneer uitsluitend werkzaamheden worden uitgevoerd die in de ogen van [benadeelde] en Europrotector noodzakelijk zijn tot de vaststelling van een schadebedrag te komen. Een andere opvatting doet afbreuk aan de eerder verstelde dubbele redelijkheidstoets. Wat buiten het bedrag valt dat na het aanleggen van die toets bij de wederpartij in rekening gebracht kan worden, blijft voor eigen rekening.

4.11 uitgaande van bovenstaande overwegingen kan het hof zich vinden, in het door de kantonrechter vastgestelde bedrag van € 900,= voor de buitengerechtelijke kosten. Met dit bedrag is naar het oordeel van het hof sprake van een toekenning die in overeenstemming is net de dubbele redelijkheidstoets, met de uitgangspunten die In een zaak als deze gehanteerd dienen te worden en met de omstandigheden van het geval.

4.12 De consequentie hiervan is dat de grieven 1 tot en met 5 in het principaal appel worden verworpen. Met de toewijzing van € 150,= en de verwerping van de argumenten van [benadeelde] om te komen tot een volledige betaling van de declaratie van Europrotector zoals door [benadeelde] gevorderd, heeft [benadeelde] te gelden ais de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Zoals de kantonrechter heeft beslist, dient [benadeelde] de kosten van de eerste aanleg te dragen. Grief 6, die hierop ziet, wordt eveneens verworpen.

4.13 Nu alle grieven in het principaal appel zijn verworpen, wordt het vonnis waarvan beroep bekrachtigd. [benadeelde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het principaal appel. PIV-site