Overslaan en naar de inhoud gaan

LSA Geschillencommissie 010714 oordeel over bgk; voorgesteld was nabetaling van € 5.000 gevorderd € 21.092 de commissie oordeelt € 13.831 redelijk

LSA Geschillencommissie 010714 oordeel over bgk; voorgesteld was nabetaling van € 5.000  gevorderd € 21.092 de commissie oordeelt € 13.831 redelijk

3. 
Het geschil 

3.1 
Het geschil betreft de vraag welk bedrag de verzekeraar verschuldigd is aan de advocaat ter zake van ten behoeve van zijn cliënt gemaakte (buitengerechtelijke) kosten van rechtsbijstand. 

3.2 
De werkzaamheden hebben (volgens de bij de declaraties behorende urenspecificaties) betrekking op de periode oktober 2005 tot en met augustus 2011. 

3.3 
De verzekeraar heeft het geschil aan de Commissie voorgelegd. Op het moment had de advocaat de verzekeraar acht facturen toegezonden, waarvan de laatste was gedateerd 22 juni 2010. Het totaal van de bij de verzekeraar in rekening gebrachte buitengerechtelijke kosten sloot toen op een bedrag van EUR 27.396,81 inclusief BTW en verschotten. 

3.4 
Bij conclusie van antwoord heeft de advocaat nog een (slot)declaratie ingebracht waarvan hij vergoeding verlangt. Het gaat om een declaratie van 19 november 2013, opgemaakt op de datum van het indienen van de conclusie van antwoord, ter hoogte van EUR 4.761,- inclusief BTW en verschotten. 

3.5. 
De verzekeraar heeft aan de advocaat EUR 11.065,43 betaald en heeft de advocaat een slotbetaling van EUR 5.000 voorgesteld. 

3.6 
De inzet van het onderhavige geschil is het onbetaalde gedeelte van de declaraties van de advocaat. Exclusief de slotdeclaratie gaat het om een bedrag van EUR 16.331,38, inclusief de slotdeclaratie om een bedrag van EUR 21.092,38. Overigens sluit het overzicht van de advocaat op EUR 20.983,13. Waarin het verschil schuilt, is de Commissie niet duidelijk geworden. 

3.7. 
De verzekeraar heeft, naar de Commissie begrijpt, verzocht te bepalen dat de verzekeraar niets (meer) verschuldigd is aan de advocaat, althans dat de door de verzekeraar voorgestelde slotbetaling van EUR 5.000 redelijk is. De advocaat heeft de Commissie gevraagd te bepalen dat de verzekeraar het hiervoor genoemde bedrag van EUR 20.983,13 zal dienen te voldoen, alsmede de door hem in verband met het geschil betaalde administratiekosten. 

4. 
De feiten 

4.1 
De Commissie gaat uit van de volgende feiten. 

4.2 
Op 7 oktober 2005 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij een cliënt van de advocaat letsel heeft opgelopen. De verzekeraar heeft als WAM-verzekeraar aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. 

4.3 
In de periode oktober 2005 tot medio 2011 is de zaak bij de advocaat in behandeling geweest. In mei 2010 heeft de cliënt zich gewend tot een andere advocaat, klaarblijkelijk in het kader van een second opinion. Deze (opvolgend) advocaat heeft de zaak medio 2011 overgenomen (partijen verschillen overigens van oordeel over de vraag op welk moment daadwerkelijk van overname van de zaak kan worden gesproken). In ieder geval hebben beide advocaten in de periode tussen mei 2010 en medio 2011 werkzaamheden in de zaak verricht. 

4.4 
In februari 2011 werd een medisch expertiserapport door de cliënt van de advocaat geblokkeerd. Na de overname van de zaak door de opvolgend advocaat werd het expertiserapport door de cliënt alsnog vrijgegeven. 

4.5 
In 2013 heeft de opvolgend advocaat de zaak geregeld voor de cliënt tegen een totale schadevergoeding van EUR 103.871,39 exclusief kosten van rechtsbijstand. 

4.6 
Tussen de advocaat en de verzekeraar is geen overeenstemming bereikt over de hoogte van de door de verzekeraar aan de advocaat te vergoeden buitengerechtelijke, kosten. 

4.7 
De verzekeraar heeft de door de opvolgend advocaat bij de verzekeraar gepresenteerde kosten van haar werkzaamheden over de periode 4 mei 2010 tot juli 2013 ter hoogte van EUR 12.127,86 (inclusief BTW en verschotten) volledig voldaan. 

5. 
Het standpunt van de verzekeraar 

5.1 
De verzekeraar stelt dat de omvang van de door de advocaat gedeclareerde kosten en het door hem gehanteerde uurtarief de redelijkheidstoets van art. 6:96 BW niet kunnen doorstaan. Daartoe voert de verzekeraar (naar de kern weergegeven) het volgende aan: 

5.2 
Een redelijke verhouding tussen de omvang van de buitengerechtelijke kosten en de totale schade ontbreekt. De in totaal gedeclareerde kosten van rechtsbijstand beslaan EUR 39.524,67. Dat is 38% van de schadeomvang, waarvan ruim 26% betrekking heeft op de kosten van de advocaat (het restant van de opvolgend advocaat). Aan de advocaat werd al EUR 11.065,43 betaald en hem werd een slotbetaling van EUR 5.000 aangebonden. Met dat voorstel- dat door de advocaat werd verworpen - zouden de kosten buiten rechte voldoende zijn gecompenseerd. 

5.3 
De verzekeraar wijst op de PIV / BGK-staffel. Volgens deze staffel zou een totaalbedrag van EUR 19.040,- aan buitengerechtelijke kosten passend zijn. Het door de advocaat en opvolgend advocaat bij de verzekeraar gepresenteerde bedrag is ruimschoots hoger. 

5.4 
Afgezien van de eerste periode waarin de zaak bij de advocaat in behandeling was, is vanaf medio 2007 geen sprake van actieve schadebehandeling, aldus de verzekeraar. Het medisch expertiserapport werd, vanwege een vertrouwensbreuk tussen de advocaat en zijn cliënt, zelfs geblokkeerd. De advocaat was aanvankelijk slechts bereid het dossier aan de opvolgende advocaat over te dragen onder de voorwaarde dat de verzekeraar in zou staan voor vergoeding van zijn volledige declaraties. 

5.5. 
De inspanningen van de advocaat hebben niet geleid tot een afwikkeling van de schade. De opvolgende belangenbehartiger heeft de zaak vlot getrokken en dat heeft geleid tot een pragmatische afwikkeling, aldus de verzekeraar. 

5.6 
Er bestaat enige discrepantie tussen de door de advocaat in rekening gebrachte bedragen en de onderliggende nota's. 

5.7. 
De advocaat hanteert op zijn gebruikelijke uurtarief een factor 1,25 vanwege zijn specialisatie terwijl dat niet (in ieder geval niet voor alle werkzaamheden) gerechtvaardigd is. Als een dergelijk specialistentarief wel redelijk zou worden geacht, zou een factor 0,6 moeten worden toegepast op eenvoudige werkzaamheden. 

5.8 
De advocaat brengt te veel tijd in rekening voor bepaalde werkzaamheden (zoals e-mailcorrespondentie met de cliënt, het opstellen van een bijlagenoverzicht en een overzicht van medische informatie. Een deel van deze (eenvoudige administratieve) werkzaamheden kunnen ook door een administratief medewerker worden verricht en rechtvaardigen in geen geval een hoog specialistentarief. 

5.9 
Op iedere declaratie worden ten onrechte 'dossierwerkzaamheden' opgenomen, terwijl die bovendien niet zijn gespecificeerd. In totaal gaat dat om 8,9 uur. 

6. 
Het standpunt van de advocaat 

6.1 
De advocaat stelt, naar de kern weergegeven, het volgende. 

6.2 
Een deel van de door de verzekeraar aan zijn kantoor betaalde bedragen (circa 10%) heeft betrekking op door hem/zijn kantoor voorgefinancierde verschotten zoals het opvragen van medische informatie en medische adviezen; 

6.3 
De onwil van de verzekeraar tot betaling heeft heeft waarschijnlijk mede te maken met de blokkering van het expertise rapport door de cliënt. Dat aspect mag echter geen rol spelen. In ieder geval niet meer nadat de cliënt het rapport wel heeft vrijgegeven - na inschakeling van de cliënt door een nieuwe belangenbehartiger. 

6.4 
De opvolgend advocaat heeft 'voort kunnen bouwen' op de resultaten van de door de advocaat verrichte werkzaamheden, inclusief de totstandkoming van het expertiserapport. 

6.5 
De verzekeraar heeft de volledige declaratie van de opvolgend advocaat ter hoogte van EUR 12.127,86 wel betaald, zonder enige inhouding of onenigheid;

6.6 
De 'overstap' van de client naar een andere advocaat mag, mede gezien het belang van de zaak, de complexiteit daarvan, maar vooral ook de opstelling van de verzekeraar, er niet toe leiden dat de cliënt een deel van de kosten van de 
werkzaamheden van diens advocaat zelf dient te dragen. 

6.7 
De advocaat wijst op een ·aantal omstandigheden waardoor de behandeling van de zaak volgens hem zowel complex als bewerkelijk was: 
- een cultuur- en taalbarrière; het betrof een cliënt van Turkse komaf; 
- er was sprake van moeilijk objectiveerbaar ('whiplashachtig') letsel; 
- er was causaliteitsproblematiek en als gevoig daarvan omvangrijke discussies; 
- discussies over een medische expertise; 
- het (medisch) dossier was omvangrijk en het verzamelen en verwerken van medische informatie was bewerkelijk; 
- terwijl de cliënt volledig arbeidsongeschikt was geraakt en de schade omvangrijk was, schoot de bevoorschotting ernstig tekort; ook dat leidde tot problemen en discussies; 
- het nalaten van een voortvarende afwikkeling door de verzekeraar. 
De schadeafwikkeling heeft om voormelde redenen 7 jaar en 8 maanden in beslag genomen. 

6.8 
Weliswaar beslaan de door de advocaat gedeclareerde kosten van rechtsbijstand 26% van de schadeomvang, maar dat percentage is (in deze zaak) niet relevant, aldus de advocaat. De PIV-staffel mag volgens de advocaat geen rol spelen bij de beoordeling. Die staffel is volgens de advocaat in strijd met het beginsel van volledige schadevergoeding voor slachtoffers en staat op gespannen voet met de financiële onafhankelijkheid van rechtsbijstandverleners. Ook in de rechtspraak wordt de PIV-staffel niet gevolgd. 

6.9 
De advocaat hanteerde, na toepassing van de factor 1,25, een uurtarief dat over de jaren opliep van EUR 213,75 in 2005 tot EUR 247,50 in 2011. Dat tarief is, gezien zijn ervaring (gedurende de looptijd van de zaak 15 - 20 jaren), de aard van de zaak en het belang van de zaak, redelijk, aldus de advocaat. 

6.10 
De door de verzekeraar betwiste 'dosslerwerkzaarnheden' betreffen volgens de advocaat 'algemeen noodzakelijke werkzaamheden' zoals (onder meer) het opstellen van concept-brieven, het (her)ordenen van het dossier en waar nodig 'het toetsen van het dossier aan jurisprudentie'. Bovendien betreft het overige werkzaamheden die niet expliciet worden opgenomen in de specificatie(s). 

7. 
Ontvankelijkheid m.b.t. de (slot)declaratie van 19 november 2013 

7.1 
De Commissie zal eerst een beslissing nemen omtrent de ontvankelijkheid van de advocaat ter zake diens slotdeclaratie van 19 november 2013. De Commissie is van oordeel dat de advocaat deze declaratie in een te laat stadium onderdeel van de onderhavige procedure heeft gemaakt. De werkzaamheden van de slotdeclaratie hebben betrekking op de jaren 2011 en 2012. De advocaat heeft - althans zo begrijpt de Commissie - de verzekeraar niet eerder met de kosten daarvan geconfronteerd. Hij heeft de betreffende werkzaamheden pas na aanvang van de onderhavige procedure gedeclareerd en de verzekeraar zich niet bovendien niet kunnen uitlaten over dit deel van de vordering. Daarom zal de Commissie de advocaat niet- ontvankelijk verklaren in dit deel van zijn vordering. 

8. 
Beoordeling van het geschil 

a. Beoordelingsmaatstaf 

8.1 
De Commissie stelt voorop dat de (hoogte van de) door de verzekeraar te vergoeden buitengerechtelijke kosten- conform vast gebruik van de Commissie wordt beoordeeld aan de hand van de criteria van art. 6:96 BW. De Commissie laat de declaraties op zich in stand, omdat de Commissie niet oordeelt over het bedrag dat de advocaat aan zijn cliënt in rekening brengt, doch uitsluitend oordeelt over de vraag welke kosten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid door de verzekeraar dienen te worden vergoed. 

8.2
De Commissie acht zich door de schriftelijke stukken die partijen hebben ingediend voldoende geïnformeerd om te kunnen beslissen. 

b. Inhoudelijke beoordeling 

8.3 
In geschil zijn de redelijkheid van (I.) de hoogte van het door de advocaat gehanteerde tarief en (11.) de omvang van de door de advocaat geschreven tijd. 

I. Het uurtarief 

8.4. 
De Commissie acht het in deze zaak door de advocaat gehanteerde uurtarief van aanvankelijk EUR 213,75, in de jaren daarna oplopend tot EUR 247,50, te vermeerderen met kantoorkosten en BTW redelijk, mede gezien de aard en complexiteit van de zaak, de ervaringsjaren van de advocaat (15-20 jaren) en de hoogte van de totale schade. Daarbij speelt tevens een rol dat de verzekeraar aan de opvolgend advocaat (die, naar de Commissie begrijpt, minder ervaringsjaren had) een hoger uurtarief heeft vergoed. 

II. De tijdsbesteding 

8.5 
De onderhavige zaak heeft betrekking op een ongeval uit 2005. Daarbij liep de cliënt van de advocaat moeilijk objectiveerbaar letsel op. Daarnaast was sprake van psychische klachten. De cliënt raakte arbeidsongeschikt. In de periode vanaf het ongeval in 2005 tot het regelen van de schade in 2013 (een periode van acht jaren) is tussen partijen uitvoerig gedebatteerd over de aard en omvang van de door de cliënt ondervonden klachten en het medisch en juridisch causaal verband tussen deze klachten en het ongeval. Bovendien hebben (niet zelden uitvoerige) discussies plaatsgevonden over (het verzamelen van) medische informatie (ook omtrent pre- existente klachten), over een medische expertise, over arbeidsdeskundige begeleiding en over de hoogte van de schade. De daarmee gemoeide werkzaamheden zijn ongevalsgevolg. Uit de overgelegde stukken is aannemelijk geworden dat de werkzaamheden tevens in redelijkheid nodig, althans nuttig, waren om de omvang van de ongevalsgerelateerde schade vast te stellen. 

8.6 
De door de advocaat in rekening gebrachte werkzaamheden als zodanig zijn door de verzekeraar niet (althans onvoldoende) betwist. 

8.7 
De verzekeraar heeft gewezen op een in haar ogen bestaande wanverhouding tussen de gepresenteerde buitengerechtelijke kosten en de omvang van de totale schade; 38%, waarvan 26% betrekking heeft op de werkzaamheden van de 
advocaat. Die verhouding (BGK I totale schade) is evenwel niet doorslaggevend. Los van de omvang van de totale schade kan het redelijk zijn onderzoek te doen naar schade, medisch en juridisch causaal verband en kan het redelijk zijn om die kostenvoor rekening van de aansprakelijke partij te brengen. 

8.8 
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat de bevoorschotting door de verzekeraar 'stroef' verliep. In 2007 heeft de verzekeraar het voorstel gedaan de zaak te regelen tegen een slotbetaling van EUR 17.500,- terwijl op dat moment 
volgens de brief van de verzekeraar EUR 7.500,- was bevoorschot. Uiteindelijk is de zaak, circa zes jaren later, geregeld voor een (totaal)bedrag van EUR 103.871,-, aldus het viervoudige. Gelet op de overlegde stukken acht de Commissie het aannemelijk dat, zoals de advocaat stelt, het uiteindelijke resultaat mede een gevolg is van zijn inspanningen en dat de opvolgend advocaat, zoals hij stelt, heeft kunnen 'voortbouwen' op zijn werkzaamheden. 

8.9 
De Commissie heeft niet kunnen vaststellen dat de advocaat te veel tijd in rekening zou hebben gebracht voor bepaalde zaakgerelateerde werkzaamheden. 

8.10 
Wel volgt de Commissie het betoog van de verzekeraar over de door de advocaat in rekening gebrachte, ongespecificeerde, dossierwerkzaamheden. De door de advocaat daaromtrent gegeven uitleg acht de Commissie, mede in het licht 
van de overige opgevoerde werkzaamheden, onvoldoende, terwijl een deel van de door hem genoemde werkzaamheden (zoals 'herordenen van het dossier') niet ten laste van de verzekeraar kunnen worden gebracht. De declaraties van de advocaat zullen in verband daarmee met een bedrag van (afgerond) EUR 2.500,-- inclusief BTW worden verminderd. 

8.11 
Voor het overige is het de Commissie niet gebleken dat de advocaat werkzaamheden heeft verricht waarvan het niet redelijk zou zijn deze in rekening te brengen bij de verzekeraar. 

8.12 
Aldus acht de Commissie het redelijk dat EUR 27.396,81 minus EUR 2.500,- derhalve EUR 24.896,81 (inclusief BTW en verschotten) door de verzekeraar aan buitengerechtelijke kosten aan de advocaat wordt vergoed. Omdat daarvan EUR 11.065,43 is betaald, resteert een nog te betalen bedrag van EUR 13.831,38. 

8.13 
Het is redelijk dat de verzekeraar, als grotendeels in het ongelijk gestelde partij, de door de advocaat voldane administratiekosten voor haar rekening neemt. 

9. 
De uitspraak

9.1 
De Commissie verklaart de advocaat niet-ontvankelijk in zijn vordering ter zake zijn (slot)declaratie van 19 november 2013.

9.2 
De commissie acht het redelijk dat de door de advocaat gevorderde kosten van rechtsbijstand tot een bedrag van EUR 24.896,81 (inclusief BTW, kantoorkosten en verschotten) voor rekening van de verzekeraar komen. De verzekeraar dient daarvan nog EUR 13.831,38 (inclusief kantoorkosten, verschotten en BTW) aan de advocaat te voldoen.

9.3 
De door de advocaat betaalde administratiekosten van dit geschil ten bedrage van EUR 636,- komen voor rekening van de verzekeraar, die deze aan de advocaat heeft te voldoen.

9.4 
Het meer of anders gevorderde wijst de Commissie af.

Met dank aan mr. drs. C.M. Visser, Advocatenkantoor Visser c.s. , voor het inzenden van deze uitspraak. Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2018/lsa-geschillencommissie-10714