Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 180418 Staat aansprakelijk voor (onder meer) kosten in klacht- en tuchtprocedures tegen (rapporteurs) Raad v.d. Kinderbescherming

RBDHA 180418 Staat aansprakelijk voor (onder meer) kosten in klacht- en tuchtprocedures tegen (rapporteurs) Raad v.d. Kinderbescherming

De beoordeling

Opmerking vooraf

4.1.
Zoals hierboven vermeld is het oorspronkelijke (definitieve) rapport later gerectificeerd en aan het hof toegezonden alvorens het hof heeft beslist, waarbij het gerectificeerde rapport de oorspronkelijke datering en nummering heeft behouden. [eiseres] maakt bij haar stellingname geen (kenbaar) onderscheid tussen het oorspronkelijke rapport en het gerectificeerde rapport. De rechtbank zal de vorderingen van [eiseres] opvatten als betrekking hebbend op het oorspronkelijke rapport en op het gerectificeerde rapport. Het oorspronkelijke rapport en het gerectificeerde rapport zullen samen ‘de raadsrapportage’ worden genoemd.

Centrale vraag

4.2.
In deze zaak staat centraal de vraag of de raad jegens [eiseres] en haar zoon onrechtmatig heeft gehandeld doordat fouten zijn gemaakt bij het opstellen van de raadsrapportage.

4.3.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat, in het geval de raad onrechtmatig heeft gehandeld en daardoor voor [eiseres] en/of haar zoon schade is ontstaan, de Staat daarvoor in beginsel door [eiseres] en haar zoon kan worden aangesproken.

4.4.
De rechtbank stelt voorop dat, in verband met het grote gewicht dat de rechter aan rapportages van de raad pleegt te hechten, en de mogelijk verstrekkende gevolgen die rapportages van de raad voor betrokkenen kunnen hebben, deze rapportages aan hoge zorgvuldigheidseisen moeten voldoen. Daarbij dienen medewerkers van de raad te werken overeenkomstig de wet en mag van hen in het algemeen worden verlangd dat zij conform hun eigen gedragsregels en protocollen werken. Bovendien zijn de door de raad ingeschakelde professionals gebonden aan de voor hen geldende beroepscodes en tuchtrechtelijke regels.

4.5.
[eiseres] heeft betoogd dat de raad zich niet aan opgemelde regels heeft gehouden en dat de raadsrapportage daardoor ondeugdelijk tot stand gekomen is, ten gevolge waarvan zij en [de minderjarige] schade hebben geleden. De raad heeft [eiseres] ‘weggezet’ als een psychiatrisch patiënt die haar kind zou belasten. Hierdoor is zij aangetast in haar eer en goede naam, in haar zelfbeschikkingsrecht en in het recht op familieleven als bedoeld in art. 8 EVRM, waardoor zij en [de minderjarige] ook emotionele schade hebben geleden, nu de natuurlijke moeder/kind hechting is gefrustreerd. [eiseres] maakt de raad in het bijzonder de navolgende verwijten:
1. de raad heeft beweringen van de vader klakkeloos overgenomen zonder gedegen onderzoek te verrichten naar de gegrondheid daarvan;
2. de raad heeft de door [eiseres] verstrekte stukken van de behandelend artsen en de kinderpsychiater niet in het onderzoek betrokken;
3. de raad heeft zijn inzake de psychische gesteldheid van [eiseres] getrokken conclusies niet gemotiveerd;
4. de gedragsdeskundige heeft observaties gedaan over de beleving van gebeurtenissen door [eiseres] en de impact daarvan op [de minderjarige] zonder [eiseres] en/of [de minderjarige] te hebben gehoord of gezien;
5. de raad heeft [eiseres] geadviseerd om hulp te zoeken bij een psycholoog of psychiater terwijl behandelend specialisten daartoe geen aanleiding zien of hebben gezien;
6. het rapport is, in strijd met de voor de raad geldende regels en protocollen, zoals het Kwaliteitskader 2009 en de Werkprocesbeschrijving gezag- en Omgangsonderzoek, niet door een derde gelezen;
7. in strijd met de genoemde regels en protocollen, is eindverantwoordelijke teamleider [teamleider 1] niet betrokken geweest bij het onderzoek, heeft hij het team niet begeleid en hebben teamleiders [teamleider 1] en [teamleider 2] de raadsrapportage niet gefiatteerd en niet ondertekend;
8. de artikelen 12 en 14 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) zijn geschonden, doordat de raad [de minderjarige] ten onrechte niet heeft gehoord.

4.6.
Naar de rechtbank begrijpt hebben de verwijten 1 tot en met 5 betrekking op de passage in het oorspronkelijke rapport waarin [eiseres] is geadviseerd hulpverlening voor zichzelf in te schakelen (hierna: de gewraakte passage), welke passage in het gerectificeerde rapport is verwijderd. De verwijten 6 tot en met 8 hebben betrekking op de gehele raadsrapportage.

4.7.
Vaststaat dat de raad de gewraakte passage heeft verwijderd nadat [eiseres] daartegen een gegronde klacht had ingediend. De Staat heeft in dit geding terecht erkend dat de verwijten 3 tot en met 5 juist zijn. Reeds hieruit volgt dat de raad bij het opstellen van het oorspronkelijke rapport de op hem rustende, hoge, zorgvuldigheidsnormen heeft geschonden. Anders dan de Staat meent komt aan het oorspronkelijke rapport niet het onrechtmatige karakter te ontvallen, doordat de raad nadien het gerectificeerde rapport aan het hof heeft toegezonden. Immers, op de raad rustte van de aanvang af de verplichting zorgvuldig te rapporteren en het oorspronkelijke rapport was al definitief vastgesteld. Dit onzorgvuldig handelen kan ook aan de raad worden toegerekend, nu dit is te wijten is aan zijn schuld. De door [eiseres] gevorderde verklaring voor recht is voor wat het oorspronkelijke rapport, jegens [eiseres] en [de minderjarige] , toewijsbaar.

4.8.
Voorts is in beginsel toewijsbaar de schade die is geleden doordat [eiseres] het oorspronkelijke rapport heeft moeten bestrijden. Gesteld noch gebleken is dat [de minderjarige] in dit verband kosten heeft gemaakt, zodat van materiële schade van [de minderjarige] niet kan worden uitgegaan. In redelijkheid in dit verband door [eiseres] gemaakte kosten zal de Staat wel aan haar moeten vergoeden. [eiseres] heeft een klachtprocedure moeten aanspannen bij de raad en de externe klachtencommissie moeten adiëren, alvorens de raad het oorspronkelijke rapport heeft gerectificeerd en aan het hof heeft toegezonden. De raad heeft (nog) geen concreet aanbod gedaan om [eiseres] in de, in verband hiermee gemaakte, kosten tegemoet te komen. Deze kosten kunnen - anders dan de Staat ter zitting heeft betoogd - niet worden beschouwd als onderdeel van het normaal maatschappelijk risico van [eiseres] of als sequeel van de omstandigheid dat zij een gezag- en omgangsprocedure aanhangig heeft gemaakt. Het lag immers op de weg van de raad om zorgvuldig te rapporteren en [eiseres] behoefde er geen rekening mee houden dat de raad dit niet zou doen. De met de klachtprocedures verband houdende kosten komen in beginsel voor vergoeding in aanmerking.

4.9.
[eiseres] heeft in de eerste tuchtprocedure een tuchtklacht ingediend tegen de bij de raadsrapportage betrokken gedragsdeskundige. Deze tuchtklacht is gegrond verklaard; de gedragsdeskundige is berispt. [eiseres] kon er, ter vaststelling van de aansprakelijkheid van de raad en ter beperking van schade die het oorspronkelijke rapport mogelijk verder zou kunnen veroorzaken, in redelijkheid voor kiezen om het tuchtcollege het gedrag van de gedragsdeskundige te laten beoordelen. Ook de hiermee gemoeide, in redelijkheid gemaakte, kosten komen (ingevolge artikel 6:96 lid 2 sub b Burgerlijk Wetboek) voor vergoeding in aanmerking.

4.10.
Voor zover [eiseres] stelt dat zij en [de minderjarige] ten gevolge van het oorspronkelijke rapport immateriële schade te hebben geleden, geldt dat de Staat dit heeft betwist en dat hiervan niet kan worden uitgegaan. Het oorspronkelijke rapport, met de gewraakte zinsnede, was immers louter bestemd ter voorlichting van het hof. Het is bovendien nadien gerectificeerd, waarna door het hof, na eigen onderzoek, een beslissing is genomen.

4.11.
Hoezeer [eiseres] , blijkens de uitkomst daarvan, óók de tweede tuchtprocedure terecht heeft aangespannen, de daardoor voor haar (of [de minderjarige] ) ontstane kosten komen niet voor vergoeding door de raad/de Staat in aanmerking. Immers, de deskundige is benoemd door het hof, na een eigen afweging van dit college. Causaal verband tussen de raadsrapportage en deze kosten ontbreekt daarmee.

4.12.
Overigens kan de rechtbank in deze procedure niet verifiëren wat de deskundige precies aan het hof heeft bericht: het deskundigenbericht is niet overgelegd. Voor zover uit het oordeel van het College van Beroep van het Instituut voor Psychologen moet worden afgeleid dat de deskundige, hetgeen in het oorspronkelijke raadsrapport was vermeld, zonder eigen onderzoek tot uitgangspunt heeft genomen, is dat toe te rekenen aan een eigen fout van de deskundige, die niet voor rekening van de raad kan worden gebracht. Dit klemt temeer omdat, op het moment dat de deskundige aan het hof rapporteerde, de raad zijn rapport al (een aantal maanden) had gerectificeerd en de deskundige daarvan (onder meer via [eiseres] ) kennis had kunnen nemen.

4.13.
De Staat heeft bestreden dat de raad in strijd met de in de verwijten 6 tot en met 8 genoemde regels heeft gewerkt. Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.

4.14.
Zoals vooropgesteld mag van medewerkers van de raad in het algemeen worden verlangd dat zij werken conform hun eigen protocollen. De rechtbank kan niet met zekerheid vaststellen dat dat hier, voor wat betreft de door [eiseres] genoemde regels, ook is gebeurd. Zo de verwijten 6 en 7 gegrond zijn, betekent dit echter niet zonder meer dat de Staat jegens [eiseres] aansprakelijk is. Daarvoor zijn alle omstandigheden van het geval beslissend. Er bestaat in dit geval geen twijfel over wie van de raad bij de opstelling van het rapport betrokken zijn geweest. Verder hebben de teamleiders [teamleider 1] en [teamleider 2] , als eindverantwoordelijken, de raadsrapportage voor hun rekening genomen. Gesteld noch gebleken is dat, als de genoemde regels geheel waren nageleefd, dit in dit geval tot een inhoudelijk andere raadsrapportage, met een ander advies, zou hebben geleid. Dit is ook onwaarschijnlijk. Immers, in de raadsrapportage is vermeld dat [eiseres] en de vader gelijkelijk geschikt zijn als opvoeders van [de minderjarige] en dat het met [de minderjarige] goed gaat. Vervolgens heeft de raad, vanuit de bestaande situatie, geadviseerd. De verwijten 6 en 7 kunnen [eiseres] niet baten.

4.15.
Daarbij komt nog dat causaal verband tussen de raadsrapportage en de overigens door [eiseres] gevorderde schadevergoeding ontbreekt. Daartoe is doorslaggevend dat het hof zelfstandig heeft beslist over de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] en de omgangsregeling tussen [eiseres] en [de minderjarige] . Gesteld noch gebleken is dat het hof zijn beslissing louter heeft gebaseerd op de (oorspronkelijke) raadsrapportage. In tegendeel, uit de processen-verbaal en beschikkingen van het hof volgt dat het hof zijn beslissing heeft genomen na meermalen gesproken te hebben met [eiseres] , de vader en een medewerker van de raad, en na kennisgenomen te hebben van de (gerectificeerde) raadsrapportage en van het deskundigenbericht. Dit betekent dat de (advies- en proces)kosten gemoeid met de procedure bij het hof, en de eventuele materiële en emotionele schade, veroorzaakt doordat het hof de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de man heeft bepaald en de omgangsregeling met [eiseres] heeft bepaald, zoals deze thans luidt, niet wegens onzorgvuldig rapporteren door de raad bij de Staat in rekening kunnen worden gebracht.

4.16.
[eiseres] beroept zich in verwijt 8 op schending van het bepaalde in de artikelen 12 en 14 van het IVRK. Dit verwijt is ongegrond. Uit het IVRK vloeit op dit punt niet meer of anders voort dan dat de raad [de minderjarige] in de gelegenheid moest stellen zijn mening te uiten op een wijze die in overeenstemming is met zijn leeftijd en rijpheid. [de minderjarige] was ten tijde van het opstellen van het oorspronkelijke rapport en het gerectificeerde rapport nog erg jong (nog geen vier jaar oud). Ter vergelijking zij verwezen naar het bepaalde in art. 809 Rv, dat inhoudt dat de rechter, in zaken betreffende minderjarigen, eerst verplicht is de minderjarige vanaf de leeftijd van twaalf jaar in de gelegenheid te stellen zijn mening kenbaar te maken en daartoe kan besluiten in het geval het een minderjarige van jonger dan 12 jaar betreft. Uit het raadsrapport blijkt verder dat de raadsonderzoeker [de minderjarige] , op twee achtereenvolgende dagen (28 augustus 2012 en 29 augustus 2012), bij [eiseres] thuis en bij de vader thuis heeft bezocht. De raadsonderzoeker heeft toen ook geprobeerd [de minderjarige] een paar vragen te stellen maar hij gaf daar geen antwoord op. Op deze wijze heeft de raad [de minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening te uiten op een wijze die in overeenstemming is met zijn leeftijd en rijpheid. Daarmee is aan het bepaalde in het IVRK voldaan. Bovendien ontbreekt, zoals hiervoor al overwogen, causaal verband tussen de raadsrapportage en de overigens door [eiseres] gevorderde schadevergoeding. Ook verwijt 8 kan [eiseres] niet baten.

Ten overvloede

4.17.
Ten overvloede wordt overwogen dat de beslissing van het hof, in de gegeven omstandigheden, niet opzienbarend was. Voor wat betreft de hoofdverblijfplaats was doorslaggevend dat [de minderjarige] , toen vier jaar en vier maanden oud, inmiddels vier jaar bij zijn vader in [plaats 2] woonde, omgang en een goede band had met zijn moeder en dat het goed ging met hem. [eiseres] heeft ter zitting bevestigd dat zij in de procedure bij het hof ook niet heeft gesteld dat het met [de minderjarige] (bij de vader) niet goed ging. Het hof achtte het niet in het belang van [de minderjarige] om de status quo te wijzigen. Voor de bepaling van de omvang van de omgangsregeling was, zo blijkt uit de eindbeschikking, van belang 1. dat [eiseres] in [plaats 1] woont en de vader in [plaats 2] , 2. dat [de minderjarige] inmiddels de schoolgaande leeftijd had bereikt en 3. dat [de minderjarige] gewend is aan het reizen tussen [plaats 2] en [plaats 1] . [eiseres] kan, gezien al het voorgaande, niet worden gevolgd in haar betoog dat, als de procedure juist was gevolgd, de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij haar, zijn moeder, in [plaats 1] zou zijn bepaald, dan wel een ruimere omgangsregeling zou zijn vastgelegd.

Persoonlijke aansprakelijkheid medewerkers raad

4.18.
Nu [eiseres] alleen de Staat in rechte heeft betrokken, kan het omtrent de eventuele persoonlijke aansprakelijkheid van de medewerkers van de raad gestelde hier verder onbesproken blijven.

Begroting schade

4.19.
De rechtbank ziet aanleiding de schadevergoeding in deze procedure te begroten. Er kan immers vanuit worden gegaan dat ter zake de in beginsel voor vergoeding in aanmerking komende kosten een eindtoestand is bereikt. Aannemelijk is dat [eiseres] tijd heeft moeten besteden aan het lezen van protocollen, het schrijven van brieven en het bijwonen van zittingen. Voorstelbaar is dat zij advies heeft ingewonnen bij deskundigen. Het debat over de omvang van de schade is nog niet voldragen. [eiseres] zal daarom in de gelegenheid worden gesteld bij akte (alleen) de kosten gemoeid met de bestrijding van het oorspronkelijke rapport en de kosten gemoeid met de eerste tuchtprocedure te specificeren en met bewijsstukken te onderbouwen. De Staat zal hierop bij akte mogen reageren. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. ECLI:NL:RBDHA:2018:6825