Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Haag 060913 gevorderd obv 32 uur x € 250,-- toegewezen obv 50% x 16 uur x € 250,--, totaal € 2.702,20

Rb Den Haag 060913 auto botst bij mistig weer tegen stilstaande aanhanger; geen gordel, voorruit niet ijsvrij en snelheid te hoog; eigen schuld 70%, na billijkheidscorr 50%;
- geen stilzwijgende instemming met eigen schuldverdeling van 50/50;
- gevorderd obv 32 uur x € 250,-- toegewezen obv 50% x 16 uur x € 250,--, totaal € 2.702,20

Kosten deelgeschil

4.27.
Ingevolge artikel 1019aa Rv dient de rechtbank de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt te begroten. Ook daarbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 12).

4.28.
Gelet op de verwerping van het primaire verweer van Aegon dat partijen gebonden zijn aan een schuldverdeling van 50/50 en op de uitkomst van deze procedure, welke uitkomst [verzoekster] niet al op voorhand duidelijk had moeten zijn, gaat de rechtbank aan het standpunt van Aegon dat deze procedure onterecht en onnodig is ingesteld voorbij. De rechtbank neemt derhalve tot uitgangspunt dat het op zichzelf redelijk is dat aan de zijde van [verzoekster] kosten in verband met het onderhavige deelgeschil zijn gemaakt. Gelet hierop zal de rechtbank overgaan tot begroting van de kosten.

4.29.
Mr. Enneking-Vermeer stelt een bedrag van € 8.480,-- aan kosten te hebben gemaakt. Daarbij is zij uitgegaan van 32 uur, een uurtarief van € 250,-- en 6% kantoorkosten. Dat bedrag dient nog te worden vermeerderd met 21% BTW en het griffierecht van € 274,--.

4.30.
Aegon maakt bezwaar tegen het aantal opgevoerde uren en het gehanteerde uurtarief. Aegon acht zowel het gestelde aantal aan de zaak bestede uren als het in rekening gebrachte uurtarief buitenproportioneel.

4.31.
De rechtbank acht het door mr. Enneking-Vermeer gehanteerde uurtarief in een zaak als de onderhavige redelijk. Wel is de rechtbank met Aegon van oordeel dat het aantal opgevoerde uren, gezien de omvang en inhoud van het verzoekschrift en de mate van complexiteit van het deelgeschil, bovenmatig is. Hierbij heeft de rechtbank tevens acht geslagen op de omstandigheid dat mr. Enneking-Vermeer deze zaak reeds sinds 2008 behandelt. De rechtbank acht het redelijk om het aantal aan de zaak bestede uren te matigen tot 16 uur in totaal. Gezien het voorgaande zal de rechtbank de kosten begroten op een totaalbedrag van € 5.404,40 (16 uur x € 250,--, vermeerderd met kantooropslag van 6% en BTW van 21% en voorts vermeerderd met het betaalde griffierecht van € 274,--).

4.32.
Hetgeen in rechtsoverweging 4.26. onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 21 september 2007 is overwogen geldt ook voor de kosten van de behandeling van het deelgeschil, nu deze kosten op grond van artikel 1019aa lid 2 Rv hebben te gelden als kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Aegon zal derhalve worden veroordeeld tot betaling van de helft van de begrote kosten, zijnde een bedrag van € 2.702,20.

4.33.
De wettelijke rente over de hiervoor genoemde kosten zal als niet weersproken worden toegewezen als door [verzoekster] verzocht. ECLI:NL:RBDHA:2013:15014