Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-Nederland 140916 kosten gevorderd en begroot op 17:45 uren x € 255,00

Rb Midden-Nederland 140916 letsel met 26 operaties en 16% bi maakt actieve 75-jarige blijvend gehandicapt; € 45.000,00, leeftijd heeft geen invloed 
- kosten gevorderd en begroot op 17:45 uren x € 255,00

Kosten deelgeschil

4.6.
De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet wordt toegewezen. Bij de begroting van de kosten dient de rechtbank de dubbele redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
[verzoekster] maakt aanspraak op een bedrag van € 5.761,09 inclusief kantoorkosten en btw.
Univé voert aan dat het aantal aan het opstellen van het verzoekschrift bestede uren (bijna 13 uren) bovenmatig is gezien de eenvoud van het verzoek: het gaat alleen om de hoogte van het smartengeld. Univé vindt dat met 6 uren voor het opstellen van het verzoekschrift moet worden volstaan. Ook het gehanteerde uurtarief vindt Univé bovenmatig, zeker gelet op de eenvoud van de discussie. Een uurtarief van € 225,00 volstaat volgens Univé.
Met Univé is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige zaak een voor wat betreft de omvang en complexiteit ervan een beperkt en overzichtelijk deelgeschil is. Echter, bij de beoordeling van de vraag wat redelijke kosten zijn, neemt de rechtbank ook in aanmerking dat [verzoekster] de Nederlandse taal niet machtig is en de omstandigheid dat de advocaat van [verzoekster] het verzoek mede plaatst in het kader van de in de literatuur gevoerde discussie over de hoogte van het smartengeld, waarin juist op partijen een appel wordt gedaan de rechter aanknopingspunten aan te reiken door inzichtelijk en invoelbaar te maken waarom een smartengeld van een bepaalde omvang op zijn plaats is. Dat laatste heeft de advocaat van [verzoekster] in deze zaak gedaan, waaraan dan inherent is dat daarmee (meer) tijd gemoeid is.
In totaal zijn bijna 18 uren besteed aan het deelgeschil. In het licht van de hiervoor genoemde bijkomende omstandigheden kan dit als een redelijke tijdsbesteding worden aangemerkt. Ten aanzien van het gehanteerde uurtarief heeft de rechtbank bij de huidige stand van zaken een tamelijk marginale toetsingsbevoegdheid gelet op de bestaande veronderstelling dat het gevorderde uurtarief correspondeert met een achterliggende overeenkomst tussen de benadeelde en de advocaat. Geen van partijen heeft de (on)redelijkheid van het door de advocaat van [verzoekster] in rekening gebrachte uurtarief respectievelijk de (on)redelijkheid van het door Univé voorgestane uurtarief nader gemotiveerd dan wel gemotiveerd betwist. Ook hebben partijen geen aandacht besteed aan de vraag of er al buitengerechtelijke kosten in deze zaak door Univé zijn betaald, en zo ja tegen welk tarief. Gelet op de aard van de te verrichten toetsing en het ontbreken van een inhoudelijk gemotiveerd debat over de hoogte van het uurtarief ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om af te wijken van het gevorderde uurtarief. De met de opstelling van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak gemoeide, redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zullen door de rechtbank dan ook worden begroot overeenkomstig het verzochte bedrag, derhalve op 17:45 uren x € 255,00 exclusief kantoorkosten en btw, derhalve op € 5.761,09 inclusief kantoorkosten en btw, te vermeerderen met het door [verzoekster] betaalde griffierecht van € 885,00. Univé zal tot betaling daarvan aan [verzoekster] worden veroordeeld. ECLI:NL:RBMNE:2016:5346