Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Oost-NL 210313 kosten gevorderd en begroot op € 4.821,81 obv uurtarief € 255,00

Rb Oost-NL 210313 onvoldoende inspanning ter vaststelling identiteit aansprakelijke partij; afwijzing vordering op WBF;
- kosten gevorderd en begroot op € 4.821,81 obv uurtarief € 255,00

4.8. Dan de kostenbegroting. Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt. Daarbij geldt een dubbele redelijkheidstoets: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn (MvT, Kamerstukken II, 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 18).

4.9. [Verzoekster] heeft verzocht haar kosten van het deelgeschil te begroten op € 3.534,81 te [Verzoekster]deren met het griffierecht, de nog te maken kosten in verband met de mondelinge behandeling, de daarmee gemoeide reistijd (2 uur) en de voorbereiding van de mondelinge behandeling (1 uur) tegen een uurtarief van € 255,00 en het Waarborgfonds te veroordelen tot betaling van dit bedrag. Het Waarborgfonds heeft tegen de verzochte kostenbegroting geen verweer gevoerd. Conform het verzoek worden de kosten begroot op € 3.534,81 + 6 1.020,00 (kosten in verband met mondelinge behandeling) + 6 267,00 (griffierecht). [Verzoekster] heeft tevens verzocht het Waarborgfonds in de aldus begrote kosten (totaal € 4.821,81) te veroordelen. Daarvoor bestaat gelet op het ontbreken van aansprakelijkheid aan de zijde van het Waarborgfonds geen grondslag. Dat verzoek is dan ook niet toewijsbaar. PIV-siteook op rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBONE:2013:3324