Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 180220 kosten gevorderd: 14 u x € 250,00 + 6% + 21%, begroot op: € 2.501,00 (8 uur x € 250,00 + 21% btw + griffierecht)

RBDHA 180220 gast valt in KFC van trapafstapje en loopt beenbreuk op; geen sprake van gebrekkig trapafstapje of onrechtmatige gevaarzetting;
- kosten gevorderd: 14 u x € 250,00 + 6% + 21%, begroot op: € 2.501,00 (8 uur x € 250,00 + 21% btw + griffierecht)

Kosten deelgeschil

4.16.
Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter de kosten van de deelschilprocedure aan de zijde van de persoon die schade door letsel lijdt begroot, waarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking worden genomen. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn.

4.17.
Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat de kosten van de procedure ook kunnen worden begroot in geval van afwijzing van het verzoek. Begroting kan alleen achterwege blijven, als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval van laatstgenoemde situatie geen sprake is omdat partijen belang hebben bij duidelijkheid over de aansprakelijkheidsvraag. De rechtbank zal dan ook overgaan tot begroting van de kosten.

4.18.
[verzoekster] verzoekt de kosten van dit deelgeschil te begroten met inachtneming van de als bijlage 18 bij het verzoekschrift gevoegde urenlijst te vermeerderen met een geschatte tijdsbesteding voor het voorbereiden en bijwonen van de zitting van drie uur. Uit de urenlijst volgt een tijdsbesteding van 11 uur. Verder is uitgegaan van een uurtarief van € 250,--, 6% kantoorkosten en 21% btw.

4.19.
KFC en Aegon hebben bezwaar gemaakt tegen de kostenopgave van [verzoekster] . Zij hebben in dit verband aangevoerd dat er al een verzoekschrift lag van het vorige deelgeschil en dat ook voor het cliëntcontact en het plegen van telefoontjes het hoge uurtarief is gerekend, terwijl deze werkzaamheden ook tegen een lager tarief kunnen worden uitgevoerd of onder de kantoorkosten kunnen worden geschaard.

4.20.
De rechtbank is met KFC en Aegon van oordeel dat het aantal aan deze procedure bestede uren vrij fors is, in aanmerking genomen dat er reeds eerder een uitgebreid verzoekschrift in een deelgeschil is opgesteld. Mede gelet op de complexiteit van de zaak en de expertise van mr. Solstad (LSA) en mr. Barendregt (aspirant-LSA), acht de rechtbank het redelijk om voor het opstellen van het verzoek rekening te houden met een tijdsbesteding van 5 uur. De overige aan de zaak bestede tijd stelt de rechtbank in redelijkheid op 3 uur. In totaal zal de rechtbank dus rekening houden met een tijdsbesteding van 8 uur voor deze procedure. Hierbij komt het gehanteerde tarief van € 250,-- per uur de rechtbank niet onredelijk voor. De verzochte vergoeding van kantoorkosten wijst de rechtbank bij gebrek aan onderbouwing af. Gelet op de huidige communicatiemiddelen houdt de rechtbank het er zonder concrete toelichting voor dat die kosten niet daadwerkelijk zijn gemaakt, waarmee feitelijk sprake is van een verkapt honorarium.

4.21.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank de kosten van deze procedure in redelijkheid begroten op een bedrag van € 2.501,-- (8 uur x € 250,--, te vermeerderen met 21% btw en met het betaalde griffierecht van € 81,--).

4.22.
Aangezien de aansprakelijkheid van KFC voor de gevolgen van het [verzoekster] overkomen ongeval niet vast staat, is de verzochte veroordeling van KFC tot voldoening van deze kosten niet toewijsbaar. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het begrote bedrag uitsluitend verschuldigd is indien de aansprakelijkheid van KFC alsnog in rechte komt vast te staan. ECLI:NL:RBDHA:2020:1396