Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 220120 verzocht en onbestreden, toegewezen € 4.065,60 (16 uur x € 210,00 +21%)

RBGEL 220120 motorfiets rijdt te hard, passeert vluchtheuvel links; snorfietser steekt over en loopt knieletsel op; geen ES snorfietser
- verzocht en onbestreden, toegewezen € 4.065,60 (16 uur x € 210,00 +21%)

4.4.1.

[verzoeker] heeft verzocht de kosten van het deelgeschil te begroten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1019aa Rv. Hierbij geldt de dubbele redelijkheidstoets in die zin dat het redelijk dient te zijn dat deze kosten gemaakt zijn en dat de hoogte van die kosten eveneens redelijk is. Dat betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Van deze laatste situatie is in dit geval geen sprake.

4.4.2.
[verzoeker] heeft zijn kosten begroot op een bedrag van € 4.065,60 (16 uur x € 210,00 per uur, te vermeerderen met 21% BTW). Univé heeft geen verweer gevoerd tegen de opgevoerde uren en het gehanteerde uurtarief.

De door [verzoeker] opgevoerde kosten kunnen de dubbele redelijkheidstoets naar het oordeel van de rechtbank doorstaan. Dit betekent dat de kosten van de deelgeschilprocedure worden begroot op € 4.065,60 (inclusief 21% btw). Tevens zal een bedrag van € 297,00 aan griffierecht in aanmerking worden genomen, zodat het totaal aan kosten voor het deelgeschil neerkomt op een bedrag van € 4.362,60.

Nu de aansprakelijkheid vast staat, zal Univé worden veroordeeld tot betaling van deze kosten. De verzochte wettelijke rente over deze kosten zal, als op de wet gegrond, eveneens worden toegewezen.

4.4.3.
[verzoeker] heeft verzocht dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Alhoewel artikel 288 Rv bepaalt dat eindbeschikkingen uitvoerbaar bij voorraad kunnen worden verklaard, is de rechtbank van oordeel dat de aard van de deelgeschilprocedure zich verzet tegen het verzoek. Artikel 1019bb Rv bepaalt immers dat tegen de beschikking op het verzoek geen voorziening openstaat omdat het openstellen van zo’n voorziening niet strookt met de ratio van de deelgeschilprocedure, kort gezegd beslissen op een geschilpunt dat partijen verdeeld houdt om ze in staat te stellen de onderhandelingen weer op te pakken. Dat de mogelijkheid van hoger beroep feitelijk kan worden gecreëerd in een bodemprocedure, acht de rechtbank in dit verband onvoldoende. Het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beschikking ten aanzien van de proceskostenveroordeling heeft in het licht van de doelstelling van deze procedure ook geen toegevoegde waarde zodat [verzoeker] daarbij geen (voldoende) belang heeft. Het verzoek van [verzoeker] wordt afgewezen. ECLI:NL:RBGEL:2020:424