Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNNE 290819 kosten verzocht en begroot op 12 uur x € 240,00 + 6% + 21%; niet toegewezen

RBNNE 290819 aansprakelijkheid "werkgever" voor val van vrijwilliger op bouwplaats kan niet worden vastgesteld; geen ruimte voor nadere bewijsvoering
- kosten verzocht en begroot op 12 uur x € 240,00 + 6% + 21%; niet toegewezen

Buitengerechtelijke kosten

7.18.
Het verzoek van [verzoeker] ziet verder op begroting van de buitengerechtelijke kosten die [verzoeker] in het kader van de deelgeschilprocedure heeft gemaakt en veroordeling van Rottinghuis, BNL en Zurich tot betaling van deze kosten.

7.19.
De kantonrechter overweegt dat, ondanks de afwijzing van het verzoek tot vaststelling van de aansprakelijkheid van Rottinghuis en BNL, krachtens artikel 1019aa Rv in beginsel begroting dient plaats te vinden van de kosten die [verzoeker] heeft gemaakt in het kader van de deelgeschilprocedure, tenzij de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Nu dat laatste naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval is, zal de kantonrechter hierna de kosten van de deelgeschilprocedure begroten. Daarbij dient de kantonrechter de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets te hanteren: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn.

7.20.
[verzoeker] vordert met een beroep op voornoemd wetsartikel vergoeding van zijn advocaatkosten. In het minnelijke traject, de onderhandelingen c.q. correspondentie tussen partijen heeft de advocaat van [verzoeker] 6,5 uren aan het dossier besteed. Aan het opstellen van het verzoekschrift is 1,5 uur besteed, terwijl voor het bestuderen van het verweerschrift, het bijwonen van de mondelinge behandeling en het nawerk 4 uren worden begroot. Uitgaande van het door zijn advocaat gehanteerde uurtarief van € 240,00, te vermeerderen met 21% BTW en 6% bureaukosten resulteert dit in een totaalbedrag van € 3.693,89.

7.21.
De kantonrechter is van oordeel dat gelet op de aard en complexiteit van de zaak het gevorderde aantal uren de dubbele redelijkheidstoets doorstaat. De door de advocaat van [verzoeker] gedeclareerde uren zijn, zo blijkt uit het bij het verzoekschrift van [verzoeker] overgelegde kostenoverzicht - dat op een totaal van 8 uren uitkomt - daadwerkelijk besteed aan het onderhavige deelgeschil. Rottinghuis en Zurich hebben de juistheid van dit kostenoverzicht betwist, omdat er optelfouten in dit kostenoverzicht zouden zitten. Naar het oordeel van de kantonrechter snijdt dit bezwaar van Rottinghuis en Zurich tegen het kostenoverzicht echter geen hout. [verzoeker] heeft ter zitting gesteld dat de vermelding van 0:30 op het kostenoverzicht voor een tijdsbesteding van 30 minuten staat. De optelsom onderaan pagina 1 van het kostenoverzicht van 4:30 + 0:30 = 5 uur (en niet de door Rottinghuis en Zurich genoemde 4,6 uur) is dan ook juist. Datzelfde geldt voor de optelsom op pagina 2 van het kostenoverzicht van 7:30 + 0:30 = 8 uur (en niet de door Rottinghuis en Zurich genoemde 7,6 uur). De kantonrechter gaat tegen deze achtergrond uit van de juistheid van de op het kostenoverzicht vermelde 8 uren. Daarnaast acht de kantonrechter de in aanvulling hierop begrote 4 extra uren voor het bestuderen van het verweerschrift, het bijwonen van de mondelinge behandeling en het nawerk redelijk. Aldus zal van een totale tijdsbesteding door de advocaat van [verzoeker] van 12 uren worden uitgegaan. Voorts acht de kantonrechter het door de advocaat van [verzoeker] gehanteerde uurtarief van € 240,00 redelijk.

7.22.
Het vorenstaande betekent dat de kosten van dit deelgeschil zullen worden begroot op € 240,00 x 12 uren, te vermeerderen met 21% BTW en 6% kantoorkosten = € 3.693,89, plus het door [verzoeker] voor de deelgeschilprocedure betaalde griffierecht van € 231,00, hetgeen resulteert in een totaalbedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 3.924,89.

7.23.
Nu de aansprakelijkheid van Rottinghuis en BNL voor het aan [verzoeker] overkomen ongeval in deze procedure niet is vastgesteld, is de door [verzoeker] verzochte veroordeling van Rottinghuis, BNL en Zurich tot betaling van de hiervoor genoemde buitengerechtelijke kosten niet toewijsbaar.

Proceskosten

7.24.
Artikel 1019aa derde lid Rv bepaalt dat artikel 289 Rv - waarin is bepaald dat de beschikking in een verzoekschriftprocedure tevens een veroordeling in de proceskosten kan inhouden - niet van toepassing is. Dit brengt mee dat er in de deelgeschilprocedure in beginsel geen plaats is voor een proceskostenveroordeling van de benadeelde partij. Op dit uitgangspunt kan een uitzondering worden gemaakt in het geval van een kennelijk ten onrechte aanhangig gemaakt deelgeschil (bijvoorbeeld wanneer de voorgelegde kwestie zich duidelijk niet leent voor beslechting als deelgeschil), maar die situatie is naar het oordeel van de kantonrechter in het onderhavige geval niet aan de orde. De door BNL verzochte proceskostenveroordeling ten laste van [verzoeker] zal dan ook worden afgewezen. ECLI:NL:RBNNE:2019:3936