Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Utrecht 171012 claimen oude schade onrechtmatig; vergoeding onderzoekskosten

Rb Utrecht 171012 claimen oude schade onrechtmatig; vergoeding onderzoekskosten;

4.  De beoordeling 

4.1.  In de kern komen de stellingen van Interpolis erop neer dat [gedaagde] oude schade heeft geclaimd, hetgeen ten opzichte van haar, als uitkerende verzekeraar van Europcar, onrechtmatig is. Het verweer van [gedaagde] dat hij geen contractuele relatie met Interpolis heeft en daarom niet jegens haar toerekenbaar tekort kan zijn geschoten en dus niet schadeplichtig kan zijn, wordt dan ook als niet relevant gepasseerd. 

4.2.  Het verweer van [gedaagde] dat geen sprake kan zijn van een onrechtmatige daad, omdat hij alleen maar een schadeformulier heeft ingevuld, wordt eveneens gepasseerd. [gedaagde] heeft het aanrijdingsformulier ondertekend. Op dit formulier is Interpolis als verzekeraar van de Fiat vermeld. Verder heeft hij schade bij zijn verzekeraar geclaimd. Naar het oordeel van de kantonrechter wist [gedaagde] onder deze omstandigheden, althans had hij behoren te weten, dat zijn verzekeraar als zij tot uitkering van de door hem geclaimde schade zou overgaan, deze schade bij Interpolis zou verhalen. Als het zo is dat [gedaagde] oude schade claimt, zoals Interpolis stelt, dan leidt dit ertoe dat Interpolis meer schade vergoedt dan waartoe zij gehouden is, hetgeen [gedaagde] had kunnen voorzien. Een zodanige handelwijze moet naar het oordeel van de kantonrechter worden aangemerkt als onzorgvuldig en daarmee toerekenbaar onrechtmatig ten opzichte van Interpolis. 

4.3.  Volgens Interpolis heeft [gedaagde] oude schade (dat wil zeggen schade die al bestond voordat de aanrijding op 27 juli 2010 plaatsvond) geclaimd. Ter onderbouwing hiervan verwijst zij naar de rapporten van ITEB en Achmea Schadeservice (zie r.o. 2.3 en r.o. 2.4). De schade die volgens Interpolis niets met de aanrijding te maken heeft, betreft schade aan: 
-  de achterbumper, 
-  het achterscherm, 
-  een deel van het achterportier, en 
-  de voorruit. 

Tijdens de zitting is namens Interpolis toegelicht waarom het schadebeeld niet in overeenstemming is met de aanrijding. Op de achterkant van de Opel zijn krassen aangetroffen die kris kras door elkaar lopen, terwijl de door de Fiat veroorzaakte krassen in één richting lopen. Als alle krassen aan de achterkant van de Opel het gevolg zouden zijn van de aanrijding door de Fiat, zoals [gedaagde] zegt, zouden zij in één richting moeten lopen, hetgeen niet het geval is. 
Met betrekking tot de voorruit stelt Interpolis dat de Opel door de Fiat is geschampt, waardoor de druk niet op de voorruit heeft gelegen. Volgens haar is de voorruit alleen gebroken, omdat er al sterretjes in zaten. 

4.4.  [gedaagde] betwist dat hij oude schade heeft opgegeven. Hij voert daartoe aan dat de Opel in februari 2009 schade had, maar dat deze volledig is hersteld. Ter onderbouwing hiervan verwijst hij naar een schadeherstelfactuur van Schadex Autoschadebedrijf van 17 februari 2009, waaruit blijkt dat plaat- en spuitwerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Nadien heeft de Opel geen schade gehad, aldus [gedaagde]. Dat blijkt volgens hem uit het feit dat de auto APK-gekeurd is en uit de schriftelijke verklaring van [autobedrijf] van 20 april 2011: 
“Deze auto komt regelmatig voor onderhoud en kleine controle. Wij hebben deze auto op 19- mei- 2010 apk goedgekeurd. Wij hebben geen schade aan de buitenkant gezien het feit dat deze auto een les auto betreft komt deze regelmatig voor controle banden spanning en verlichting .” 

Tijdens de zitting heeft [gedaagde] toegelicht dat de Opel als les- en examenauto wordt gebruikt en daarmee als ‘uithangbord’ van zijn rijschool beschouwd kan worden. Daarom kan hij het zich niet veroorloven met een beschadigde auto te rijden. Daar komt volgens [gedaagde] bij dat een examinator opmerkingen maakt als examen wordt afgelegd in een beschadigde auto. 
Verder stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat het rapport van [D] van Achmea Schadeservice (zie r.o. 2.4) niet deugt. De plaats waar de Opel volgens [D] geparkeerd stond, klopt niet. Volgens [gedaagde] kwam [A] uit de Bataviastraat rijden en nam hij de bocht naar links de Weltevredenstraat in te ruim, waardoor hij tegen de Opel is gebotst. 
De stelling van Interpolis dat de in r.o. 4.3 genoemde schade aan de achterkant niet door deze aanrijding is veroorzaakt, kan volgens [gedaagde] niet kloppen. In deze visie zou de Fiat dan om onverklaarbare redenen tijdens de botsing plotseling zijn gestopt, hetgeen onwaarschijnlijk is. De schade aan de achterbumper is volgens [gedaagde] veroorzaakt door het feit dat zijn Opel naar achteren is geduwd tegen de trekhaak van de daar geparkeerde auto aan. 
[gedaagde] stelt verder dat hij de schade aan de voorruit niet heeft willen claimen. Dit blijkt uit de brief van 16 september 2010 van [assurantiekantoor] (zie r.o. 2.5). Ook wijst [gedaagde] erop dat deze schade niet door hem is opgegeven op het aanrijdingsformulier. De schade aan de voorruit is ontdekt door [autobedrijf] en door hem ten onrechte bij de schatting van het schadebedrag van € 4.750,- betrokken (zie r.o. 2.1). Verder betwist [gedaagde] dat sprake was van steenslag. Als er al steenslag was, dan is de voorruit daardoor in elk geval niet gebroken. 

4.5.  De kantonrechter oordeelt als volgt. Aangenomen moet worden dat de situatieschets in het rapport van Achmea Schadeservice in zoverre niet correct is dat de Fiat vanuit de Bataviastraat de Weltevredenstraat is ingereden en niet, zoals Interpolis stelt, op de Weltevredenstaat reed en een flauwe bocht naar rechts maakte. Dit leidt er echter niet zonder meer toe dat andere conclusies aan het rapport verbonden moeten worden, zoals [gedaagde] tijdens de comparitie heeft aangevoerd. 
Tijdens de zitting heeft Interpolis toegelicht dat de krassen die door de aanrijding zijn veroorzaakt – gelet op de aard van de aanrijding – in één richting moeten lopen. Deze toelichting is niet nader door [gedaagde] weersproken. Hierom – en mede gelet op het feit dat [gedaagde] niet heeft toegelicht dat het schadebeeld anders zou moeten zijn als de Fiat vanuit de Bataviastraat kwam – gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de stellingen van Interpolis op dit punt. 

4.6.  Op de van het rapport van Achmea Schadeservice deel uitmakende foto’s 14 en 15 is duidelijk te zien dat de krassen op de achterkant van de Opel niet in één richting lopen, hetgeen – gelet op het voorgaande – de conclusie rechtvaardigt dat deze krassen niet door de aanrijding van 27 juli 2010 kunnen zijn veroorzaakt. Het enkele feit dat de Opel op 19 mei 2010 is goedgekeurd en dat toen door [autobedrijf] geen schade is waargenomen, maakt dit niet anders, omdat het goed mogelijk is dat de Opel in de periode tussen 19 mei 2010 en 27 juli 2010 is beschadigd. 
[gedaagde] kan verder niet gevolgd worden in zijn redenering dat de stellingen van Interpolis erop neerkomen dat de Fiat tijdens de botsing plotseling is gestopt. Interpolis betwist namelijk niet dat de Fiat ook de achterkant van de Opel heeft geraakt, maar stelt zich op het standpunt dat sommige krassen op de achterkant niet door de aanrijding kunnen zijn veroorzaakt. 

4.7.  Verder kan [gedaagde] niet gevolgd worden in zijn verweer dat hij de voorruitschade niet heeft geclaimd of willen claimen. Als niet weersproken staat vast dat [gedaagde] [autobedrijf] heeft ingeschakeld om de schade als gevolg van de aanrijding te schatten. [autobedrijf] heeft de schade geschat op € 4.750,-, waarbij de schade aan de voorruit is betrokken. [gedaagde] heeft dit schadebedrag vervolgens doorgegeven aan zijn tussenpersoon, zodat deze opgave voor zijn rekening en risico komt. Daarbij komt dat [gedaagde] nog op 17 september 2010 op de nadere vragenlijst de beschadigde voorruit opgeeft als zijnde schade als gevolg van de aanrijding (zie r.o. 2.6). 

4.8.  Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] zijn verweer dat hij geen oude schade heeft geclaimd in het licht van de stellingen van Interpolis in onvoldoende mate heeft onderbouwd. Zijn verweer wordt dan ook verworpen. Dit oordeel leidt ertoe dat er rechtens van uit moet worden gegaan dat [gedaagde] oude schade heeft geclaimd, hetgeen onrechtmatig is ten opzichte van Interpolis. Hij is dan ook gehouden de daaruit voortvloeiende schade aan Interpolis te vergoeden. 
Het verweer dat de schade aan de achterbumper is veroorzaakt doordat de Opel tegen een daar achter geparkeerde auto is doorgedrukt, hoeft dan ook niet verder te worden besproken. 

4.9.  De door Interpolis gevorderde schade betreft onderzoekskosten van € 1.001,32. De kantonrechter begrijpt de vordering van Interpolis aldus dat zij deze schade op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) vergoed wenst te zien. 
[gedaagde] betwist de hoogte van de door Interpolis gestelde schade en voert daartoe onder meer aan dat Interpolis deze schade niet specificeert. Voorafgaand aan de comparitie heeft Interpolis evenwel een specificatie van de onderzoekskosten en een schermprint van de betaling ervan aan Achmea Schadeservice in het geding gebracht, zodat zij aan de op haar rustende nadere stelplicht heeft voldaan. Het [gedaagde] zal dan ook worden gepasseerd. 

4.10.  Ook stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat het onderzoek niet door een derde maar door een medewerker van Interpolis zelf is gedaan, zodat het gewone werkzaamheden betreft. Verder voert [gedaagde] aan dat een dergelijk onderzoek altijd wordt uitgevoerd, zodat er geen causaal verband is tussen het onderzoek en zijn opgave van de schade. Ter onderbouwing van dit verweer is tijdens de comparitie namens [gedaagde] de stelling betrokken dat het onderzoek is gedaan voordat de schade door hem was opgegeven. 

4.11.  In reactie hierop heeft Interpolis tijdens de zitting toegelicht dat onderzoeken als de onderhavige door haar worden uitbesteed aan Achmea Schadeservice; dat is een aparte gespecialiseerde entiteit en als een derde te beschouwen. Omdat deze onderneming tot hetzelfde concern behoort als Interpolis, is een lager, maar kostendekkend, uurtarief afgesproken dan in rekening wordt gebracht door een onderneming die niet tot het eigen concern behoort. Interpolis heeft voorts toegelicht dat dergelijke onderzoeken niet altijd plaatsvinden. Pas nadat [gedaagde] een schade van € 4.750,- had opgegeven en zij dit bedrag aan de hoge kant vond, besloot Interpolis onderzoek te laten doen. 

4.12.  Gelet op de door Interpolis gegeven toelichting is de kantonrechter van oordeel dat de door haar aan Achmea Schadeservice betaalde onderzoekskosten schade zijn in de zin van artikel 6:96 lid 2 onder b BW. Immers betreft het kosten die gemaakt zijn ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Voorts heeft Interpolis in het licht van het verweer genoegzaam nader toegelicht dat het onderhavige onderzoek heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de schadeopgave door [gedaagde]. In het bijzonder kan [gedaagde] niet gevolgd worden in zijn verweer dat het onderzoek heeft plaatsgevonden voordat hij de schade aan de Opel opgaf. Immers, [gedaagde] gaf de schade op 27 juli 2010 op, terwijl het onderzoek door Achmea Schadeservice op 4 augustus 2010 plaatsvond. 
Voor zover [gedaagde] bedoelt te zeggen dat de kosten qua omvang niet redelijk zijn, is de kantonrechter van oordeel dat hij dit verweer onvoldoende heeft onderbouwd, in het bijzonder omdat hij de toelichting door Interpolis niet nader heeft weersproken dat het door Achmea Schadeservice gehanteerde uurtarief lager ligt dan de commerciële tarieven die andere partijen in rekening brengen. 

4.13.  Ten slotte beroept [gedaagde] zich op het bepaalde in artikel 6:100 BW. [gedaagde] stelt dat Interpolis voordeel heeft genoten, omdat zij door zijn opgave van de schade niets aan zijn verzekeraar heeft uitgekeerd. Met dit verweer miskent [gedaagde] dat niet sprake is van één gebeurtenis die zowel schade als voordeel heeft opgeleverd. De mogelijke verplichting van Interpolis tot vergoeding van de schade aan de gesubrogeerde verzekeraar van [gedaagde] vloeit voort uit de aanrijding, terwijl het ‘voordeel’ van Interpolis voortvloeit uit de onware opgave van de schade door [gedaagde]. Onder deze omstandigheden is artikel 6:100 BW niet van toepassing. 

4.14.  De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [gedaagde] gehouden is het bedrag van € 1.001,32 aan Interpolis te voldoen. 

4.15.  [gedaagde] heeft tegen de gevorderde rente geen gemotiveerd verweer gevoerd, zodat deze zal worden toegewezen. 

4.16.  De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso)kosten zal – mede gelet op de door de kantonrechter gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II – worden afgewezen. Uit de door Interpolis gegeven omschrijving van de verrichte werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele herhaalde aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan Interpolis vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten. LJN BY1124