Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem 140910 tractor komt met front op linkerhelft wegdek, en daar in aanraking met inhalende automobilist; tractor aansprakelijk

Hof Arnhem 140910 tractor komt met frontgewicht op linkerhelft wegdek, en daar in aanraking met inhalende automobilist; tractor aansprakelijk
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel. recht
zaaknummer gerechtshof 200.040.801
(zaaknummer rechtbank 556766)
arrest van de vijfde civiele kamer van 14 september 2010
inzake
G.,
wonende te D.
appellant.
advocaat: mr. IX.C. Peters.
tegen:
de Staat der Nederlanden, Ministerie van LNV (Plantenziektenkundige Dienst),
zetelende te 's-Gravenhage,
geïntimeerde.
advocaat mr. F.A.M. Knüppe.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Voor de procedure in eerste aanleg en het verloop van het geding in hoger beroep wordt verwezen naar het tussenarrest van dit hof van 22 september 2009. Daarbij heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie is gehouden op 8 december 2009; het daarvan opgemaakte proces- verbaal maakt deel uit van de stukken.
1.2 Bij memorie van grieven heeft Van der G. vier grieven, waarvan er twee genummerd zijn met 3. aangevoerd en toegelicht. heeft hij nieuwe producties in het geding gebracht en bewijs aangeboden. Hij heeft geconcludeerd dat het hof bij arrest. voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad. het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw recht doende:
primair de oorspronkelijke vordering za] afwijzen. hetzij door De Staat niet-ontvankelijk te verklaren, hetzij dOOI hem de vordering te ontzeggen;
subsidiair de schade over Van der G. en De Staat zal verdelen, zodanig dat de schade zoals gevorderd voor rekening blijft van De Staat, althans zodanig als het hof in goede justitie zal beoordelen,
met veroordeling van De Staat in de kosten van beide instanties.

BIJ Bij memorie van antwoord heeft De Staat de grieven bestreden, bewijs aangeboden en nieuwe producties in het geding gebracht. Hij heeft geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad. zonodig onder aanvulling en/of verbetering van de gronden het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van Van der Grtft in de proceskosten van (bedoeld zal zijn.) het hoger beroep. te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten met ingang van twee weken na de dag waarop arrest zal worden gewezen tot de dag der algehele voldoening.


1.4 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2. De grieven
Van der G. heeft de volgende grieven aangevoerd. Het hof leest voor "rechtbank Utrecht" telkens "de kantonrechter".
Grief 1
Ten onrechte heeft de kantonrechter overwogen dat een deel van het voertuig van Van der G. ten tijde van het ongeval op de Utrechtse straatweg stond.
Grief 2
Ten onrechte heeft de kantonrechter overwogen dat Van W. van de gehele breedte van de weg gebruik mocht maken.
Grief 3
Ten onrechte heeft de kantonrechter geoordeeld dat Van der G. een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens Van W. en derhalve aansprakelijk is tegenover de Staat.
Grief 4
Voor zover de kantonrechter terecht zou hebben geoordeeld dat Van der G. aansprakelijk is jegens de Staat, dient rekening te worden gehouden met de (aanmerkelijke) eigen schuld van de zijde van Van W. en dient op die grond de gehele, althans een (belangrijk) deel van de schade voor rekening te blijven van de Staat.
3. De vaststaande feiten
3.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist, staan de volgende feiten vast.
3.2 Op 28 september 2005 omstreeks 07.00 uur reed mevrouw A.M. van W. (hierna te noemen: Van W.), werkzaam bij de Plantenziektenkundige Dienst, in een auto die in eigendom toebehoorde aan De Staat over de Utrechtsestraatweg, komend vanuit de richting van De Meern en gaande in de richting van Harmelen. De Utrechtsestraatweg is een
provinciale weg, waarvoor destijds een maximum snelheid van 80 kilometer per uur gold.
Ter plaatse was inhalen toegestaan. Ter hoogte van de Utrechtsestraatweg 36a te Harmelen stond op dat moment een kraanwagen stil. Daarachter stonden een vrachtwagen en twee personenwagens. Van W. is deze auto's gaan inhalen er. heeft daarvoor gebruik gemaakt van de linker rijbaan. Zij is daarbij in botsing gekomen met (het frontgewicht) van een
tractor met daarachter een aanhanger, bestuurd door Van der G.. Deze tractor bevond zich op de uitrit van het terrein van de firma Benschop aan de Utrechtsestraatweg 36a te Hamieten. Als gevolg van deze botsing is Van W. met haar auto in aanraking gekomen met de kraanwagen. De auto waarin Van W. reed is daarbij beschadigd. De hoogte van deze schade staat vast tussen partijen. Toen de politie op de plaats van het ongeval arriveerde, waren de bij de aanrijding betrokken tractor en kraanwagen niet verplaatst.
4. De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 In de procedure in eerste aanleg is de kantonrechter tot het oordeel gekomen dat het voertuig van Van der G. zich voor een deel op de Utrechtsestraatweg bevond. Daaruit heeft de kantonrechter de gevolgtrekking gemaakt dat Van der G. in strijd met het voorschrift van artikel 54 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (hierna: RVV) en derhalve jegens Van W. onrechtmatig heeft gehandeld. De kantonrechter heeft de hoofdsom, welke door De Staat is beperkt tot € 5000,-, vermeerderd met wettelijke rente toegewezen.
4.2 Met de grieven legt Van der G. het geschil in volle omvang aan het hof voor.
Zakelijk weergegeven betoogt Van der G.: dat hij gestopt is voor de streep die de scheiding tussen de uitrit en de openbare weg markeert en dat Van W. met haar auto die streep heeft overschreden en op de uitrit tegen het voertuig van Van der G. is aangereden;
dat Van W. niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en dat het haar, gesteld al dat bet voertuig van Van der G. op de openbare weg stond, niet vrijstond om daartegen aan te botsen;
dat hij geen rekening behoefde te houden met de inhaalmanoeuvre van Van W.; dat Van W. verkeersovertredingen heeft begaan door slingerend, te hard en roekeloos te rijden en de gevolgen van de aanrijding wegens de eigen schuld van Van W. geheel of grotendeel voor rekening van haar/De Staat moeten blijven.
4.3 Door De Staat is bij inleidende dagvaarding overgelegd het door verbalisanten B. van Swieten en E.M. Rademaker ter zake van het ongeval opgemaakte proces-verbaal. Volgens dit proces-verbaal heeft Van der G., rijdend vanuit de uitrit, Van W. niet voor laten gaan en is daardoor de aanrijding ontstaan. Volgens de in het proces-verbaal opgenomen
situatieschets bevond de voorzijde van het door Van der G. bestuurde voertuig zich op de openbare weg. Door Van de G. is in eerste aanleg noch in hoger beroep de juistheid van de inhoud van dit proces-verbaal en de juistheid van de daarin opgenomen situatieschets gemotiveerd weersproken, terwijl vaststaat dat de tractor en de kraanwagen na de aanrijding
en tot het moment waarop de verbalisanten arriveerden, niet zijn verplaatst. In het procesverbaal worden T. van O. en J. P. a1s getuigen genoemd.
Voorts heeft De Staat bij inleidende dagvaarding overgelegd een getuigenverklaring van J.W. van G., de bestuurder van de kraanwagen. Van Garneren verklaart dat de tractor doende was de weg op te rijden. Volgens de in de verklaring opgenomen situatieschets bevond de voorzijde van het door Van der G. bestuurde voertuig zich ten tijde van de
aanrijding op de openbare weg. De inhoud van de verklaring van Van Gameren en de juistheid van de in die verklaring opgenomen situatieschets zijn door Van der G. in eerste aanleg en in hoger beroep niet gemotiveerd weersproken.
Voorafgaande 1WI de comparitie bij de kantonrechter heeft De Staat een getuigenverklaring van J. P. overgelegd. In deze verklaring is een situatieschets opgenomen volgens welke de voorzijde van de door Van der G. bestuurde tractor zich ten tijde van de aanrijding op de openbare weg bevond. Ook deze verklaring met bijbehorende situatieschets is door Van der
G. niet gemotiveerd weersproken.

4.4 Naar het oordeel van het hof had bracht het gemotiveerde betoog van De Staat en de onderbouwing van dat betoog met de in rechtsoverweging 4.3 genoemde stukken, voor Van der G. mee dat hij de inhoud van de genoemde stukken en de juistheid van de daarin opgenomen situatieschetsen gemotiveerd zou betwisten en feiten en/of omstandigheden zou aanvoeren, die meebrengen dat het ongeval zich niet op de openbare weg heeft voorgedaan.
Nu een dergelijke gemotiveerde betwisting door Van der G. achterwege is gebleven en noch in de verklaring van r.Th.A. Benschop. die zich ten tijde van het ongeval niet als getuige bij de verbalisanten heeft gemeld, noch in het betoog van Van der G. zelf een voldoende onderbouwing is te vinden voor zijn betoog dat het ongeval niet op de openbare weg, maar op de oprit heeft plaatsgevonden, heeft Van der G. naar het oordeel van het hof de door De Staat gestelde feiten onvoldoende gemotiveerd betwist Hij zal daarom niet worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs.
4.5 Naar het oordeel van het hof diende Van der G., gelet op het feit dat er auto's op de provinciale weg stilstonden en in aanmerking genomen dat ter plaatse inhalen was toegestaan, er rekening mee te houden dat de bestuurder van een auto de stilstaande auto's zou gaan inhalen.
4.6 Van der G. heeft overigens geen feiten gesteld ter onderbouwing van zijn betoog dat Van W. slingerend, te hard of roekeloos reed, terwijl hij ook niet met feiten heeft onderbouwd dat Van W. zich anderszins zodanig op de weg heeft gedragen dat daardoor gevaar werd veroorzaakt. Niet gebleken is dat de schade mede een gevolg is van omstandigheden die aan Van W. zijn toe te rekenen.
4.7 De slotsom is dat het hoger beroep geen succes heeft. De grieven behoeven derhalve geen nadere bespreking. Van der G. dient als de in het ongelijk gestelde partij in de Kosten van bet hoger beroep te worden veroordeeld.
5. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep: bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) van 4 maart 2009;
veroordeelt Van der G. in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van De Staat begroot op € 1.264,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op€ 262,~ voor griffierecht, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en
• voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
verklaart dit arrest. 'Voor zover het de proceskosten veroordeling betreft. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A Katz-Soeterbock, H. Wammes en W. Duitemejjer en is
in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 september 2010. (overigens ongepubliceerd; met dank aan mr. W.A.E. Meuris, Bureau Schade Afwikkeling voor het inzenden van deze uitspraak)