Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 051007 Spiegelbeelddekking (WAM - AVB) voor een graafmachine. conclusie Spier

HR 051007 De spiegelbeelddekking (WAM - AVB) voor een graafmachine. conclusie Spier
Uit de conclusie:
4.7.1 Alvorens de klachten ten gronde te bespreken, lijkt goed om stil te staan bij de kwestie van de spiegelbeelddekking. Het ligt m.i. immers voor de hand dat art. 3 sub 2 van de toepasselijke voorwaarden ([002]) beoogt een "dubbele dekking" ter zake van één en dezelfde schade te voorkomen.

4.7.2 Met de zogenaamde spiegelbeelddekking beogen verzekeraars te bewerkstelligen dat de dekking ter zake van een bepaald risico op de ene polis het spiegelbeeld vormt van de uitsluiting van dat risico op een andere polis en omgekeerd.(5)
4.8 Het is niet ongebruikelijk dat in algemene aansprakelijkheidsverzekeringen van dekking is uitgesloten de aansprakelijkheid voor motorrijtuigenschade (het 'motorrijtuigenrisico'). De achtergrond daarvan is niet alleen dat het motorrijtuigrisico voor de algemene aansprakelijkheidsverzekering een relatief te hoog risico vormt, maar ook dat voor dat risico aparte verzekeringen met aparte regels en een aparte prijsstelling zijn ontwikkeld. Hierbij valt te denken aan de verplichte WAM-verzekering en ook aan de werkmaterieel of landbouwmateriaalverzekering.(6)

4.9 Een sluitende spiegelbeelddekking ontbreekt wanneer de uitsluiting in de algemene aansprakelijkheidsverzekering niet is gebaseerd op 'schade, veroorzaakt door of met een motorvoertuig', maar in plaats daarvan begrippen bevat die een ruimer causaal verband leggen tussen de schade en het motorrijtuig. Dat geldt in ieder geval bij het gebruik van de term 'verband houdende met'(7), maar ook - zij het in mindere mate - bij dat van de term 'voortvloeiende uit' of 'toegebracht door'.(8)

4.10.1 Letterlijke interpretatie van polisbepaling(en) als het onderhavige art. 3.2 kan er in voorkomende gevallen toe leiden dat geen dekking plaatsvindt onder de AVB-polis. Maar zulk een letterlijke uitleg strookt niet met de rechtspraak van Uw Raad. Ingevolge deze rechtspraak en in overeenstemming met de heersende opvattingen in de doctrine komt het - kort gezegd - aan op de Haviltex-maatstaf.(9) Daarbij valt te bedenken dat de uitleg van overeenkomsten in een concreet geval slechts in beperkte mate in cassatie kan worden getoetst vanwege het feitelijk karakter ervan.(10)

4.10.2 Toepassing van het Haviltex-criterium kan niet in het luchtledige plaatsvinden. Van de rechter kan moeilijk worden verwacht dat hij zich begeeft in sacrale formules die loos zijn zolang geen inhoudelijk debat heeft plaatsgevonder dat het mogelijk maakt deze maatstaf handen en voeten te geven.

4.11.1 In beginsel ligt voor de hand dat een verzekeringnemer slechts belangstelling heeft voor het bestaan van een toereikende dekking. De vraag onder welke polis zij valt, zal hem doorgaans allicht minder belang inboezemen. Dat brengt mee dat een "doorsnee" verzekeringnemer geen belang zal hechten aan, laat staan diepere ideeën zal hebben over de betekenis van een spiegelbeeld-clausule zolang hij daardoor maar niet in de kou komt te staan.(11)

4.11.2 De consequentie van deze opvatting is m.i. dat een partij die een beroep doet op het Haviltex-criterium uit de doeken zal moeten doen wat dat beroep in het concrete betekent en waarom zulks het geval is.(12) Laat zij dat na, dan kan de rechter er niet op ingaan zonder buiten de rechtsstrijd te treden. Hij zou dan immers de feiten moeten gaan aanvullen hetgeen hem niet vrijstaat.

4.12.1 Hier aangekomen, moet worden gewezen op een complicatie die wordt ingegeven door de verzekeringspraktijk. Sommige verzekeraars hanteren een "kale WAM-dekking", andere een ruimere.(13) Bij een "kale WAM-dekking" zal bij een ruime uitleg van een uitsluiting als de litigieuze de verzekerde in de kou kunnen komen te staan. Immers kunnen zich dan situaties voordoe waarin er geen spiegelbeelddekking is. Noch de AVB-polis (vanwege de uitsluiting), noch ook de WAM-polis (vanwege de beperkte insluiting) biedt dan dekking.

4.12.2 Verzekeraars weten dat ongetwijfeld.(14) De "doorsnee-verzekeringnemer" weet zulks allicht niet, tenzij hij wordt bijgestaan door een professionele tussenpersoon wiens kennis aan hem moet worden toegerekend. Maar daaromtrent heeft het Hof niets overwogen of vastgesteld.

4.13 Bij deze stand van zaken kan men in theorie twee kanten op:
a. iedere zaak afhandelen op de eigen merites. Daarvoor pleit dat het (veelal) zal aankomen op de concrete omstandigheden van een afzonderlijke zaak. Zo zou van belang kunnen zijn (en in voorkomende gevallen zelfs beslissend kunnen zijn) of de verzekeringnemer, naar de verzekeraar weet, is bijgestaan door een professionele tussenpersoon en of deze laatste zowel de AVB- als de WAM-dekking heeft verzorgd. Zeker in dat laatste geval ligt voor de hand dat deze tussenpersoon (die, namen we aan, professioneel is) zal zorgen voor een sluitende dekking. In dit scenario doet het onder 4.12.2 geschetste perspectief niet (meer) ter zake en zal de clausule op eigen merites kunnen worden beoordeeld;
b. proberen vuistregels te formuleren.

4.14 In het arrest NN/Dritty(15) heeft Uw Raad, naar ik meen, de casuïstische benadering gevolgd. Het ging daar om WAM-verzekering voor schade veroorzaakt met of door het motorrijtuig. Niets was gesteld of gebleken over omstandigheden als onder 4.13 sub a bedoeld. Het geven van een ruime uitleg aan de uitsluiting in de AVB-polis zou meebrengen dat er in het geheel geen dekking zou bestaan. Dat ligt niet voor de hand en zou ook een onbillijke uitkomst zijn. In zo'n situatie is het bewandelen van de onder 4.12.2 genoemde weg (de verzekeraar weet dat gaten in een dekking kunnen ontstaan en daarom moet een uitsluiting die verwijst naar een andere, mogelijk niet bestaande, dekking beperkt worden uitgelegd) aangewezen. In de hier genoemde zaak had het Hof deze benadering gevolgd. Dat oordeel houdt in cassatie stand als feitelijk en niet onbegrijpelijk.

4.15.1 Alvorens in te gaan op de klachten lijkt nog goed (ook) ambtshalve aandacht te besteden aan het - ook, maar in ander verband, in de parallel-procedure besproken - arrest Zürich/Siemen.(16) Het ging in die zaak om graafwerkzaamheden waarbij een elektriciteitskabel werd beschadigd. De werkzaamheden werden uitgevoerd met behulp van een door Siemen van Rijsdijk gehuurde graafmachine; Siemen had ook de bestuurder Kooiman "gehuurd". Siemen meende te zijn meeverzekerd onder de door Zürich afgegeven (uitgebreide) WAM-polis van Rijsdijk. Deze polis bood dekking voor schade veroorzaakt met of door een motorrijtuig.

4.15.2 In cassatie klaagde Zürich er onder meer over dat het Hof niet was ingegaan op haar stelling dat - kort gezegd - de schade niet was gelegen in enig gebruik van een motorrijtuig maar in het op onzorgvuldige wijze verstrekken door Siemen van aanwijzingen omtrent de ligging van de kabels. Hoewel juist dat het Hof aan deze stelling voorbij was gegaan, spon Zürich geen garen bij haar klacht:
"Ingevolge (..) de polisvoorwaarden dekt de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid van de verzekerde voor schade toegebracht met of door graafmachine. Anders dan het middel tot uitgangspunt neemt, laat zulks geen andere conclusie toe dan dat daaronder ook aansprakelijkheid valt voor schade, die met of door de graafmachine wordt toegebracht, wanneer die aansprakelijkheid het gevolg is van een onrechtmatig handelen of nalaten van een houder als Siemen (..). De strekking van de polis is onmiskenbaar aansprakelijkheid te dekken die kan voortvloeien uit het gebruik van de machine, ongeacht of die schade is veroorzaakt door een gebrek van de machine of een fout van de bestuurder dan wel van iemand op wiens aanwijzingen de machine gebruikt werd."(17)

4.15.3 De afdelingen Algemene aansprakelijkheid, motorrijtuigen en Transport van het Verbond van verzekeraars hebben zich bij deze opvatting aangesloten.(18) (...)
LJN BB3317