Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Amsterdan 240511 vraagstelling voor psychiater bij postwhiplashsyndroom

Hof Amsterdan 240511 vraagstelling voor psychiater bij pws
vervolg op hof-adam-110111-korte-vraagstelling-voor-psychiatrische-expertise

2.1 Het hof blijft bij hetgeen het in zijn tussenarrest van 11 januari 2011 heeft overwogen en beslist.
Uitgangspunten blijven dus
- dat [appellant] vóór het ongeluk van 2 mei 2003 geen gezondheidsklachten had waarop bij de beantwoording van de vraag of hij thans lijdt aan een postwhiplashsyndroom acht zou moeten worden geslagen,
- dat [appellant] kort na 2 mei 2003 serieuze gezondheidsklachten heeft ontwikkeld die kunnen wijzen op een postwhiplash-syndroom,
- dat moet worden onderzocht of toereikende grond bestaat om voor de gezondheidsklachten van [appellant] geheel of gedeeltelijk een andere oorzaak aan te wijzen dan een door het ongeval van 2 mei 2003 veroorzaakt postwhiplashsyndroom,
- dat die vraag het best kan worden onderzocht door een deskundige, een psychiater, in te schakelen, en
- dat [appellant] zich bereid heeft verklaard om mee te werken aan onderzoek door een psychiater.

(...)

2.4 Het hof heeft de psychiater dr. [K.] bereid gevonden het voorgenomen deskundigenonderzoek uit te voeren. Partijen hebben ingestemd met het hierna te noemen door de deskundige verlangde voorschot.
Het hof zal het voorschot op de voet van het bepaalde in artikel 195 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering voorlopig ten laste van de griffier brengen, aangezien [appellant] een toevoeging is verleend.
Dat betekent dat de deskundige met zijn onderzoek zal kunnen beginnen, zodra hij over de benodigde processtukken beschikt.

2.5 Het hof dient in deze zaak uiteindelijk de vraag te beantwoorden of de klachten en afwijkingen waarmee [appellant] na 2 mei 2003 te maken kreeg het gevolg zijn van een door het ongeval van 2 mei 2003 veroorzaakt postwhiplashsyndroom.
Dat betekent, kortweg, dat het hof de vraag onder ogen heeft te zien of mogelijke alternatieve oorzaken kunnen worden uitgesloten. Het hof heeft de expertise van de deskundige in het bijzonder nodig om een beslissing te kunnen nemen over de vraag of de klachten en afwijkingen zijn voortgekomen uit een al dan niet latente psychische stoornis.

2.6 Dat brengt het hof in deze zaak tot de volgende vraagstelling:
a. zijn de klachten en afwijkingen waarmee [appellant] na 2 mei 2003 te maken kreeg en die door het hof zijn vastgesteld in zijn tussenarrest van 21 september 2010, ontstaan door een psychische stoornis?
b. zijn deze klachten en afwijkingen naar uw deskundig oordeel op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest, of op enig moment hadden kunnen ontstaan, als het ongeval van 2 mei 2003 [appellant] niet zou zijn overkomen? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom?
c. kunt u in een geval van een bevestigend antwoord van de vraag onder b. een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen hadden kunnen ontstaan?
d. wilt u uw visie toelichten en deze zoveel mogelijk documenteren, in elk geval waar het mogelijk controversiële elementen van uw oordeelsvorming betreft?

2.7 Bij deze vraagstelling gaat het hof ervan uit dat de deskundige niet zal kunnen adviseren dan nadat hij een toereikende anamnese heeft afgenomen en zich een beeld heeft gevormd van de actuele medische situatie van [appellant].
Het hof laat dat verder aan de deskundige over. LJN BQ9707