Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 151211 whiplash; na neurologisch en neuropsychologisch onderzoek volgt psychiatrisch en reumatologisch onderzoek; voorschot voor rekening ass.

Rb Amsterdam 151211 whiplash; na neurologisch en neuropsychologisch onderzoek volgt psychiatrisch en reumatologisch onderzoek; voorschot voor rekening ass. 

2.  De feiten 
2.1.  [verzoekster] is op 11 oktober 1999 betrokken geraakt bij een verkeersongeval. Zij is zijdelings aangereden door een verzekerde van (een rechtsvoorgangster van) Amlin. 

2.2.  [verzoekster] is naar het Atrium Medisch Centrum te Heerlen gebracht alwaar zij anderhalve dag heeft doorgebracht ter observatie. De arts op de spoedeisende hulp heeft geen amnesie na het ongeval geconstateerd. Op 21 oktober 1999 heeft [verzoekster] zich voor het eerst tot haar huisarts gewend met nekklachten, hoofdpijn en duizeligheid. 

2.3.  Amlin heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. 

2.4.  Psycholoog drs. [A] en klinisch psycholoog drs. [B] hebben op (eenzijdig) verzoek van [verzoekster] een neuropsychologisch onderzoek verricht bij [verzoekster]. Het bijbehorende rapport, gedateerd 25 oktober 2000, vermeldt, voor zover hier van belang: 
“(…) Samenvatting en conclusies 
Pt. [Rb: patiënt] is een op ruim bovengemiddeld intelligentieniveau functionerende vrouw. Er zijn geen aanwijzingen voor ernstig of gegeneraliseerd verlies van inzicht en redeneervermogen. 

Bij verder neuropsychologisch onderzoek vinden wij geen harde afwijkingen. Wel is er een duidelijke moeite met langdurig concentreren (…) en heeft zowel visuele aanbieding alsook informatie-overload een lichte negatieve invloed op haar geheugenfuncties. (…)” 

2.5.  Neuroloog dr. [C] heeft [verzoekster] op haar (eenzijdige) verzoek onderzocht en zijn rapport, gedateerd 10 juni 2005, vermeldt, voor zover hier van belang: 
“(…) Beschouwing 
Ik vind bij mijn neurologisch onderzoek geen aanwijzingen voor een gestoorde functie van de cervicale wervelkolom waardoor de diagnose postwhiplash syndroom niet gesteld kan worden. Ook zijn er mijns inziens onvoldoende objectieve criteria om tot de diagnose commotio cerebri te komen gezien het feit dat het EHBO formulier duidelijk vermeldt dat er geen amnesie of misselijkheid aanwezig was na het ongeval, twee uiterst wezenlijke criteria voor de diagnose commotio cerebri. In deze zin door redenerend kan ook niet gesproken worden van een postcommotioneel syndroom. (…) 
Neurologisch onderzoek liet verder wel tijdens de anamnese oedeem van het rechter boven ooglid zien met tranenvloed van het rechter oog tijdens een periode waarbij betrokkene aangaf hoofdpijn te krijgen. Deze hoofdpijnvorm zou zeer wel kunnen passen bij een paroxysmale hemicrania of hemicrania continua. De hoofdpijnklachten met misselijkheid en braken zijn te beschouwen als migraine aanvallen (…) De relatie van deze hoofdpijnklachten met het ongeval is echter zeer twijfelachtig, de migraineklachten bestonden ook al voor het ongeval. (…) 
Vraag 6 
(…) De door betrokkene ervaren cognitieve klachten zouden nogmaals neuropsychologisch of psychiatrisch verder in kaart gebracht kunnen worden waarop verdere behandeling van deze klachten kan worden ingesteld. (…)” 

2.6.  Amlin heeft een bedrag van EUR 21.524,73 aan voorschotten aan [verzoekster] betaald en in maart 2011 heeft Amlin (onverplicht) een (slot)uitkering van EUR 11.962,36 gedaan. 

3.  Het verzoek en het verweer 
3.1.  Het verzoekschrift van [verzoekster] strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen. [verzoekster] legt hieraan ten grondslag dat de rechter zich in de bodemprocedure waarschijnlijk door een medisch deskundige zal willen laten voorlichten, nu de medisch adviseurs van de rechtsbijstandverzekeraar van [verzoekster], Arag en Amlin lijnrecht tegenover elkaar staan in de medische discussie. Om een bodemprocedure te voorkomen althans om een goede inschatting te maken van haar kansen in een eventuele bodemprocedure stelt [verzoekster] reeds nu belang te hebben bij benoeming van een deskundige. 

3.2.  [verzoekster] verzoekt de rechtbank in dit kader een psychiater te benoemen. 

3.3.  Amlin verzet zich tegen inwilliging van het verzoek van [verzoekster] en voert daartoe ten eerste aan dat [verzoekster] reeds door verschillende specialisten, waaronder een neuroloog en neuropsycholoog, is onderzocht en dat deze specialisten geen objectiveerbare ongevalgevolgen hebben vastgesteld. Amlin verbindt hieraan de conclusie dat er geen causaal verband bestaat tussen het ongeval en de klachten en beperkingen die [verzoekster] ondervindt. Een nader onderzoek in het kader van een voorlopig deskundigenbericht is daarom niet aan de orde, aldus Amlin. Daarnaast is volgens Amlin sinds het ongeval teveel tijd verstreken, hetgeen het moeilijk, zo niet onmogelijk, maakt voor een deskundige om eventueel gevonden afwijkingen in verband te brengen met het ongeval. Toewijzing van het verzoek is volgens Amlin op grond van het voorgaande in strijd met de eisen van een goede procesorde. Gelet op de reeds verstreken tijd na het ongeval en de reeds uitgevoerde expertises heeft [verzoekster] ook geen belang bij een hernieuwd deskundigenonderzoek, aldus Amlin. Voorts stelt Amlin zich op het standpunt dat zij met de reeds door haar betaalde voorschotten en de (coulancehalve) betaalde (slot)uitkering heeft voldaan aan al haar verplichtingen voortvloeiend uit het ongeval. 

3.4.  Amlin maakt bezwaar tegen het benoemen van een psychiater, nu uit de stukken niet blijkt dat sprake is van psychische afwijkingen bij [verzoekster]. Wanneer toch een deskundige benoemd zou moeten worden, dient dat volgens Amlin een reumatoloog te zijn, nu er wel aanwijzingen bestaan voor pre-existente reumatologische aandoeningen die een deel van de huidige klachten en beperkingen van [verzoekster] kunnen verklaren. 

4.  De beoordeling 
4.1.  De rechtbank stelt voorop dat zij geen discretionaire bevoegdheid heeft bij de beoordeling van een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek. Dit onderzoek moet in beginsel worden gelast, indien hiermee aan verzoeker de mogelijkheid wordt verschaft aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden, waardoor hij zijn procespositie beter kan beoordelen. Dit is slechts anders indien de rechtbank van oordeel is dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen of dat het verzoek moet afstuiten op een ander zwaarwichtig belang. 

4.2.  De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van [verzoekster] voldoet aan de hiervoor genoemde criteria. Amlin heeft onvoldoende aangevoerd om tot het oordeel te komen dat sprake is van strijd met de eisen van een goede procesorde althans van een ander zodanig zwaarwichtig belang dat het verzoek zou moeten worden afgewezen. 
De omstandigheid dat [verzoekster] reeds door verschillende specialisten is onderzocht, die geen objectiveerbare ongevalgevolgen hebben vastgesteld, geeft daartoe geen aanleiding. De betreffende specialisten hebben op eenzijdig verzoek gerapporteerd. [verzoekster] heeft betoogd dat de bevindingen van voormelde (medisch) specialisten niet uitsluiten dat vanuit een ander medisch vakgebied wèl ongevalsgerelateerde klachten en beperkingen kunnen worden vastgesteld. Hieruit volgt dat uit oogpunt van inschatting van haar proceskansen in een eventuele bodemprocedure de behoefte aan nadere en onafhankelijke medische rapportage, zoals door verzoekster wordt voorgestaan, voorstelbaar is. [verzoekster] heeft voldoende gemotiveerd aangevoerd dat zij het door haar verzochte voorlopige deskundigenbericht wenst te gebruiken om de vraag naar de medische causaliteit tussen het ongeval en haar klachten beantwoord te krijgen, waarna zij een nadere inschatting kan maken van de juridische causaliteit. Het verweer van Amlin dat [verzoekster] geen belang heeft bij een hernieuwd deskundigenonderzoek slaagt derhalve niet. 
Met de veronderstelling van Amlin dat het ten gevolge van het tijdsverloop moeilijk, zo niet onmogelijk, is voor een deskundige om eventueel gevonden afwijkingen in verband te brengen met het ongeval loopt zij vooruit op de inhoud van het deskundigenbericht. De rechtbank zal dus ook dit bezwaar passeren. Of Amlin met de reeds door haar betaalde voorschotten en (slot)uitkering heeft voldaan aan al haar verplichtingen voortvloeiend uit het ongeval is in geschil. Deze vraag zal ook in een eventuele bodemprocedure beantwoord dienen te worden. 

4.3.  Het verzoek om een voorlopig deskundigenbericht zal derhalve worden toegewezen als na te noemen. 

4.4.  Ten aanzien van de te benoemen deskundige(n) overweegt de rechtbank als volgt. 
Gelet op het feit dat de neuroloog geen objectiveerbare ongevalgevolgen heeft kunnen vaststellen en de aard van de door [verzoekster] gestelde klachten en beperkingen na het ongeval, ziet de rechtbank aanleiding tot het benoemen van een psychiater. Dat uit de stukken niet blijkt van psychische afwijkingen bij [verzoekster] betekent naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat daar geen sprake van kan zijn. Niet gesteld noch gebleken is immers dat [verzoekster] reeds eerder door een psychiater is onderzocht en evenmin dat zich eerder in haar leven een ongeval vergelijkbaar met het onderhavige heeft voorgedaan. De rechtbank ziet aanleiding in de vraagstelling aan de te benoemen psychiatrisch deskundige de vraag op te nemen of aanvullend neuropsychologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht. Voor het geval de psychiater dit noodzakelijk acht, bepaalt de rechtbank reeds nu dat partijen alsdan in de gelegenheid zullen worden gesteld om zich uit te laten over de persoon van de te benoemen neuropsycholoog en de te stellen vragen. 
Amlin heeft op haar beurt rapportage voorgesteld door een reumatoloog mede gelet op de pre-existente reumatologische aandoeningen van [verzoekster]. [verzoekster] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven daartegen geen bezwaar te hebben. De rechtbank zal derhalve tevens een reumatoloog als deskundige benoemen. 

4.5.  Partijen hebben de gelegenheid gekregen zich, bij voorkeur eenparig, uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n). Blijkens het faxbericht van 24 november 2011 van [verzoekster] kan zij zich verenigen met de benoeming van de door Amlin in haar verweerschrift voorgestelde zenuwarts, dr. C.J.F. Kemperman. 

4.6.  Partijen zijn het klaarblijkelijk niet eens geworden over de persoon van de te benoemen reumatoloog. Gelet hierop zal de rechtbank zelf een reumatoloog benoemen, te weten drs. H. van der Tempel, reumatoloog in het Maaslandziekenhuis te Sittard (dichtbij de woonplaats van [verzoekster] dus). 

4.7.  Beide deskundigen hebben de rechtbank desgevraagd medegedeeld bereid te zijn om in deze zaak als deskundige op te treden. Derhalve zal tot hun benoeming worden overgegaan. 

4.8.  Ten aanzien van de aan de deskundigen te stellen vragen geldt dat partijen het erover eens zijn geworden dat de IWMD-vraagstelling, zoals in de beslissing vermeld, moet worden voorgelegd. 

4.9.  Gelet op de omstandigheid dat Amlin aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval heeft erkend, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat het voorschot terzake van de kosten van de deskundigen door Amlin moet worden gedeponeerd.LJN BV8486