Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 071022 benoeming neuroloog niet zinvol; geen betrouwbaar medisch dossier; eerdere aanrijding en klap met stenen dolfijn (2)

RBDHA 071022 benoeming neuroloog niet zinvol; geen betrouwbaar medisch dossier; eerdere aanrijding en klap met stenen dolfijn

2
De feiten

2.1.
[verzoeker] is op 3 september 2020 betrokken geraakt bij een verkeersongeval (verder: het ongeval). [verzoeker] bestuurde een bestelbusje en stond stil voor een rood verkeerslicht toen hij van achteren werd aangereden door een bestelbusje met een Bulgaars kenteken. Hierbij heeft [verzoeker] letsel opgelopen. Direct na het ongeval is [verzoeker] onderzocht door ambulancepersoneel. Hij is niet meegenomen naar het ziekenhuis. Hij heeft later die dag de huisarts bezocht die hem heeft doorverwezen voor een röntgenfoto van de cervicale wervelkolom op de afdeling Radiologie van het HMC Westeinde. Het radiologiebericht meldt – voor zover van belang – het volgende:

Indicatie / Vraagstelling:

Rontgen cervicale wervelkolom (CWK)

Reden van aanvraag zonet busje vs busje rond 1300 en last vd nek. Cito ivm forse pijn op dag 1

Anamnese 03-09-2020, nu 2e aanrijding in 2 wk. Vandaag 3/9/20. Stond stil op rood en van achteren aan gereden. Pt. weet niet waar ze kijken. Waren met 2 pers. Stonden te bellen buiten. Pt zag sterretjes. Pijn in de nek.

[ ... ]

Conclusie: geen tekenen voor fracturen. Op een conventionele foto kunnen fracturen gemist worden. Bij klinische verdenking op cervicaal letsel advies CT-scan en beoordeling op de SEH.

Vervolgens is [verzoeker] in de avond gezien op de spoedeisende hulp van HMC Westeinde. Het specialistenbericht meldt – voor zover van belang – het volgende:

Reden van komst:

via de HAP; HET, auto versus auto, klachten van de nek en rug

Aanvullend onderzoek:

CT-cerebrum; geen afwijkingen

CT-CWK; geen fractuur

X-Thorax’; geen afwijkingen

X-TWK; geen fractuur

Voorlopige diagnose:

Contusie wervelkolom post HET

Beleid: geruststelling, naar huis.

2.2.
Het Bulgaarse bestelbusje was WA-verzekerd bij de Bulgaarse verzekeraar Lev ins Insurance Company (hierna: Lev). Lev wordt vertegenwoordigd door haar Nederlandse vertegenwoordiger NBM. Lev heeft via NBM aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. Op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) heeft [verzoeker] een rechtstreeks vorderingsrecht jegens NBM.

2.3.
Op 30 september 2020 heeft [verzoeker] zich wederom gemeld op de spoedeisende hulp van het HMC Westeinde met een hoofdwond en pijn in de nek door een klap met een stenen dolfijn. Het specialistenbericht meldt – voor zover van belang – het volgende

56 jarige man, komt op SEH na mishandeling met stenen dolfijn, waarbij hoofdwond en pijn in de nek. CT cerebrum/CWK toont geen traumatisch letsel. Neurologisch onderzoek niet afwijkend.

Voorlopige diagnose: Trauma capitis waarbij hechtwond

3.
Het geschil

3.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank:
I. een voorlopig deskundigenbericht beveelt met benoeming van een van de in het verzoekschrift genoemde neurologen als deskundige en deze opdraagt de in productie 3 bij het verzoekschrift geformuleerde vragen te beantwoorden (IWMD-vraagstelling);
II. een voorlopig deskundigenbericht beveelt met benoeming van een van de in het verzoekschrift genoemde neuropsychologen als deskundige en deze opdraagt de in paragraaf 29 van het verzoekschrift geformuleerde vragen te beantwoorden;
III. bepaalt dat de deskundigen [verzoeker] in de gelegenheid moeten stellen gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht;
IV. NBM veroordeelt in de kosten van de deskundige en de proceskosten.

3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat direct na het ongeval diverse lichamelijke klachten zijn ontstaan, waaronder klachten aan het hoofd en de nek, tintelingen in de rechterarm, duizeligheid en tinnitus. Tevens zijn cognitieve en psychische klachten ontstaan, waaronder angst-, dissociatie- en concentratieklachten, geheugenproblematiek en prikkelbaarheid. Ondanks diverse behandelingen kampt hij nog steeds met deze klachten. Omdat NBM betwist dat deze klachten gerelateerd zijn aan het ongeval, moet er een neurologische en een neuropsychologische expertise worden verricht om het causaal verband tussen zijn klachten en beperkingen enerzijds en het ongeval anderzijds helder te krijgen.

3.3.
In het verweerschrift wijst NBM erop dat uit de stukken naar voren komt dat [verzoeker] twee weken voor het ongeval ook betrokken was bij een aanrijding en dat hij na het ongeval ook nog een keer op de spoedeisende hulp is geweest met een hoofdwond door een klap met een stenen dolfijn. Volgens NBM moet een te benoemen neuroloog alleen onderzoeken of [verzoeker] beperkingen ondervindt door het ongeval. Zo nodig kan de neuroloog hierbij een neuropsycholoog inschakelen voor steunonderzoek. NBM benadrukt daarbij dat een te benoemen deskundige dan wel over volledige en juiste informatie moet beschikken. Naar aanleiding van de stukken die [verzoeker] na de zitting heeft ingediend, stelt NBM zich echter op het standpunt dat [verzoeker] zijn plicht om de rechtbank (en ook zijn behandelaars) volledig en naar waarheid te informeren heeft geschonden en dat de sanctie daarop moet zijn dat zijn verzoek wordt afgewezen.

4
De beoordeling

4.1.
Het geschil tussen partijen gaat om de vraag welke gevolgen [verzoeker] heeft ondervonden en nog ondervindt van het ongeval op 3 september 2020.

4.2.
Voorop staat dat een verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht moet worden toegewezen als het ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is alleen anders als de rechtbank oordeelt dat verzoeker daarbij geen belang heeft zoals bedoeld in artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (BW), of als sprake is van strijd met de goede procesorde, misbruik van bevoegdheid of een ander zwaarwichtig belang dat zich tegen toewijzing van het verzoek verzet. Aan de rechter die moet oordelen over het verzoek een dergelijk onderzoek te gelasten, komt geen discretionaire bevoegdheid toe.

4.3.
[verzoeker] heeft te kennen gegeven dat hij met de medische expertises beoogt duidelijkheid te krijgen over het causaal verband tussen zijn klachten en het ongeval. Dat is in overeenstemming met het doel dat met het voorlopig deskundigenbericht is beoogd.

4.4.
In deze kwestie is echter tussen partijen in geschil of [verzoeker] de rechtbank zozeer onvolledig en onjuist heeft voorgelicht dat zijn verzoek wegens schending van artikel 21 Rv moet worden afgewezen en/of dat hij voldoende (medische en feitelijke) informatie heeft verstrekt om de gevraagde medische expertises op een zinvolle wijze te laten plaatsvinden. Zo is er onduidelijkheid over de toedracht van een eerdere aanrijding op 13 augustus 2020 die wel is vermeld in het radiologiebericht van het HMC Westeinde maar welke vermelding op verzoek van [verzoeker] door de huisarts uit het huisartsenjournaal is verwijderd, en er is onduidelijkheid over het incident met de stenen dolfijn, waarover niets in het huisartsenjournaal is opgenomen, maar waarvan wel melding wordt gemaakt in het specialistenbericht van de spoedeisende hulp van het HMC Westeinde.

4.5.
De rechtbank stelt vast dat in het verzoekschrift niets is vermeld over de eerdere aanrijding en over het incident met de dolfijn. De rechtbank ziet hierin echter geen aanleiding om het verzoek af te wijzen op grond van (schending van) artikel 21 Rv. Toch wordt het verzoek afgewezen en wel omdat niet is komen vast te staan dat het huidige medische dossier van [verzoeker] volledig en betrouwbaar is en omdat er geen duidelijkheid is gekomen over (de toedracht en de gevolgen van) de eerdere aanrijding. Dit maakt dat het beoogde onderzoek naar het zich laat aanzien onvoldoende zicht geeft op de gevolgen van het ongeval. Dit is een zwaarwegend belang dat zich verzet tegen toewijzing van het verzoek. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.

Een compleet en betrouwbaar medisch dossier? Nee

4.6.
De rechtbank stelt voorop dat het bij een medische expertise naar een (mogelijk) causaal verband tussen bepaalde klachten en een bepaalde schadeveroorzakende gebeurtenis van groot belang is dat het medisch dossier van degene die moet worden onderzocht een compleet en betrouwbaar beeld geeft van diens medische status.

4.7.
[verzoeker] heeft tijdens de zitting toegelicht dat hij zijn huisarts heeft gevraagd om de vermelding van de eerste aanrijding op 13 augustus 2020 bij zijn huisartsbezoek in verband met het ongeval op 3 september 2020 te verwijderen om verwarring te voorkomen. Hij stelt in dit verband dat hij bij die eerdere aanrijding niet in de auto zat en dat er slechts sprake was van schade aan zijn auto. Hij betwist dat hij aan de huisarts heeft gevraagd om ook informatie over het incident met de dolfijn uit het huisartsenjournaal te verwijderen. Verder betwist hij dat hij opzettelijk informatie zou hebben verzwegen.

4.8.
Tijdens de zitting hebben partijen afgesproken dat [verzoeker] zijn huisarts zou benaderen om alsnog duidelijkheid te krijgen over de op verzoek van [verzoeker] door de huisarts verwijderde passages in het huisartsenjournaal. De stukken die [verzoeker] na de mondelinge behandeling heeft toegestuurd geven de benodigde duidelijkheid echter niet. Hieruit blijkt alleen dat zijn toenmalige huisarts, [toenmalige huisarts] , inmiddels is gestopt met haar praktijk en dat zijn huidige huisarts geen verzoeken van [verzoeker] tot aanpassing van het huisartsenjournaal heeft ontvangen. Hiermee blijft onduidelijk wat er precies is gewist uit het huisartsenjournaal over de eerdere aanrijding of anderszins en wat hiervan de achterliggende reden is.

Duidelijkheid omtrent de toedracht van de aanrijding in augustus 2020? Nee

4.9.
Omdat NBM ook vraagtekens plaatste bij de toedracht van de eerdere aanrijding op 13 augustus 2020 (zat [verzoeker] tijdens de aanrijding nu wel of niet in de auto?) hebben partijen ter zitting verder afgesproken dat [verzoeker] nadere schriftelijke informatie zou overleggen om ook op dit punt helderheid te verschaffen. De stukken van de rechtsbijstandsverzekeraar van [verzoeker] (productie 14) bieden echter geen duidelijkheid over de toedracht van de eerste aanrijding.

4.10.
Uit deze stukken kan worden opgemaakt dat in september 2020 een aanrijdingsformulier is ingestuurd waarop is ingevuld dat op 12 of 13 [rb: of er 12 of 13 staat is niet goed leesbaar] augustus 2021 op het Veluweplein een aanrijding plaatsvond tussen een door [verzoeker] bestuurd busje (Volkswagen Transporter) en een personenauto (Opel), waarbij de Opel tegen de achterkant van de Volkswagen Transporter reed. De bestuurder van de Opel vulde daarbij in dat er geen zichtbare schade aan zijn voertuig was en schreef in het vak ‘mijn opmerkingen’: “Wil eerst rechtsaf dan weer niet en toen weer wel vol op de remmen”. [verzoeker] vulde niets in bij ‘zichtbare schade aan voortuig B’ en schreef bij ‘mijn opmerkingen’:

A rijd tegen B stilstand bij verkeerslicht Delarijweg - Veluweplein”. Op de vraag ‘Wie is naar uw mening aansprakelijk? Waarom meent u dat?’ schreef [verzoeker] : “Bij verkeerslicht stond partij B ( [verzoeker] ) stil en werd toen aangereden door partij A tegen achter bumper van VW Transporter. Hij probeerd andere verhaal ervan te maken”. Daaronder staat als datum 13-8-20. De rechtsbijstandsverzekeraar van [verzoeker] bevestigde hem op 8 september 2020 dat het dossier zonder verdere actie wordt gesloten omdat [verzoeker] heeft besloten geen beroep te doen op zijn rechtsbijstand. Uit deze stukken volgt echter niet dat [verzoeker] , zoals hij stelt, bij deze aanrijding niet in de auto zat (en dus geen letsel opliep). Of hij het aanrijdingsformulier ook heeft gezonden aan een WAM-verzekeraar in verband met een schadeclaim is niet duidelijk.

4.11.
Dat [verzoeker] niet in de auto zat bij de eerdere aanrijding vindt steun in getuigenverklaringen die [verzoeker] heeft ingediend. Zo schreef [getuige 1] op 25 april 2022:

Op 12-08-2020 was ik betroken bij een lichte schade aan de auto van [verzoeker] . Ik zat in de auto van [verzoeker] , terwijl hij buiten stond om hulp te zoeken. Zijn auto kwam stil te staan zonder brandstof bij een stoplicht aan de Veluweplein in Den Haag.”
[verzoeker] zond ook nog een verklaring in van [getuige 2] van 25 juli 2022 waarin staat:
Op 12 augustus 2020 reed ik langs Veluwe-plein te Den Haag. Ik woon daar dichtbij. Ik zag mijn schilder [verzoeker] aan de zijkant en toen stopte ik en vroeg ik of ie hulp nodig heeft. [verzoeker] zei ja mijn diesel is op, kunt u voor mij gaan kopen. Ik zei ja zeker zal ik doen en had 5.l diesel gekocht.

NBM heeft erop gewezen dat er volgens de politie geen getuigen bij de aanrijding waren, maar dat bericht van de politie ziet naar de rechtbank aanneemt op het ongeval op 3 september 2020. Op die dag was er immers politie bij en is er een ambulance ter plaatse geweest (waar in het bericht van de politie aan wordt gerefereerd) en op 13 augustus 2020 niet, althans dat is niet gesteld en blijkt ook niet uit de stukken.

Niettemin zijn de getuigenverklaringen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te kunnen nemen dat [verzoeker] destijds niet in de auto zat. Deze verklaringen kunnen dus ook geen eind te maken aan de discussie van partijen over de vraag of de gezondheidsklachten van [verzoeker] niet (ook) veroorzaakt worden door de eerdere aanrijding.

Conclusie

4.12.
De rechtbank concludeert dat [verzoeker] – na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld – niet heeft aangetoond dat hij slechts één passage uit het huisartsenjournaal heeft laten verwijderen en dat zijn medisch dossier voor het overige compleet en betrouwbaar is.

Evenmin heeft hij hard kunnen maken dat het eerste ongeval geen rol mag spelen bij de beoordeling van zijn klachten door een medisch deskundige. Bij deze stand van zaken is een neurologisch onderzoek naar de vraag of de klachten van [verzoeker] verband houden met het ongeval niet zinvol en zal het verzoek worden afgewezen.

Proceskosten

4.13.
[verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van deze procedure die aan de zijde van NBM worden begroot op:
- griffierecht € 676
- salaris advocaat: €1.126 (2 punten x tarief II)

Totaal €1.802 ECLI:NL:RBDHA:2022:10310