Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Rotterdam 050213 aansprakelijk gesteld re-integratiebedrijf vordert bij werkgever (medische) stukken personeelsdossier

Rb Rotterdam 050213 aansprakelijk gesteld re-integratiebedrijf vordert bij werkgever (medische) stukken personeelsdossier

2.  De feiten 
2.1.  Agens houdt zich onder meer bezig met het begeleiden van mensen met een uitkering bij het vinden van passend werk. In opdracht van en in overleg met Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: “UWV”) heeft Agens de heer [A] (hierna: ‘[A]”) gere-integreerd bij de rechtsvoorgangster van G4S, Ridderikhoff Brandpreventie & Safety bv (hierna: Ridderikhoff”), in de functie van brandwacht. [A] is per 1 juni 2006 bij G4S als brandwacht in dienst getreden. [A] was aanvankelijk door G4S als brandwacht gedetacheerd bij Vopak en vervolgens bij Shell Pernis. 

2.2.  Op 26 juni 2007 is [A] vanwege klachten en/of beperkingen uitgevallen. Hij is sindsdien 80-100% arbeidsongeschikt verklaard. De arbeidsovereenkomst tussen [A] en Agens is per 1 oktober 2009 geëindigd. 

2.3.  [A] stelt zich op het standpunt dat Agens en UWV onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld bij zijn re-integratie in de functie van brandwacht. Deze functie zou voor hem te zwaar zijn geweest, zodat [A] nooit in deze functie had mogen worden gere-integreerd. [A] stelt schade te hebben geleden als gevolg van door Agens en UWV gemaakte fouten bij zijn re-integratie tot brandwacht. Voor het verhalen van deze schade heeft [A] op 27 juli 2009 Agens en UWV gedagvaard voor de Rechtbank 
‘s-Gravenhage. 

2.4.  Bij vonnis van 14 juli 2010 heeft de Rechtbank ’s-Gravenhage geoordeeld dat Agens en UWV jegens [A] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die het gevolg is van hun handelwijze. Agens en UWV zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan [A] van een schadevergoeding van € 11.311,13. Zij hebben dit bedrag aan [A] betaald, waarbij Agens en UWV voor de helft aan dit bedrag hebben bijgedragen. 

2.5.  [A] is in hoger beroep gegaan van het vonnis van de Rechtbank ’s-Gravenhage. 

2.6.  Op 9 oktober 2012 heeft het Gerechtshof ’s-Gravenhage een tussenarrest gewezen. 
Het Hof acht het (anders dan de rechtbank in eerste aanleg) – mede gelet op de leeftijd en het opleidingsniveau van [A], alsmede de lange duur van zijn arbeidsongeschiktheid en de aard en ernst van zijn bestaande klachten en beperkingen – redelijkerwijs niet te verwachten dat [A] nog zal deelnemen aan het arbeidsproces. Het Hof heeft daarom de zaak naar de rol verwezen om [A] in de gelegenheid te stellen de door hem tot zijn pensioengerechtigde leeftijd als gevolg van de fout van UWV en Agens geleden inkomensschade door middel van een letselschadeberekening nader te onderbouwen. Daarnaast heeft het Hof overwogen dat indien en voor zover [A] van (de rechtsvoorgangster van) G4S een vergoeding ex artikel 7:611, 7:658 of 7:681 BW heeft ontvangen, hij daarvan (onderbouwd met stukken) melding dient te maken. UWV en Agens zullen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om bij antwoordakte op de schadeberekening te reageren. 

2.7.  [A] heeft bij akte na (tussen)arrest d.d. 20 november 2012 een letselschadeberekening van het Nederlands Rekencentrum Letselschade d.d. 15 november 2012 overgelegd. De inkomensschade (verlies van arbeidsvermogen en pensioenschade) is begroot op € 390.999,00 inclusief fiscale component en wettelijke rente over de verschenen schade tot de kapitalisatiedatum 1 januari 2013. De kosten van medische (psychologische) behandeling is vastgesteld op een bedrag van € 3.222,00. 
[A] heeft in voornoemde akte aangegeven geen vergoeding te hebben ontvangen in verband met de beëindiging van het dienstverband door Ridderikhoff (G4S). 

[A] heeft aan de hand van voorbedoelde schade/kosten zijn eis vermeerderd. 

2.8.  UWV en Agens hebben bezwaar gemaakt tegen de wijziging van eis door [A] en heeft het Hof verzocht de zaak voor de begroting van de schade (alsnog) te verwijzen naar de schadestaatprocedure. 
De procedure bij het Hof staat thans voor arrest in het incident. 


3.  Het geschil 

3.1.  Agens heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, G4S te gebieden om binnen vijf dagen na betekening van het te wijzen vonnis afschriften van alle bescheiden (als gedefinieerd in de inleidende dagvaarding onder punt 61, alsmede onder punt 4.1. van dit vonnis), zowel in digitale als in schriftelijke vorm, die zij in haar bezit heeft aan Agens te verstrekken, althans op een door de voorzieningenrechter te bepalen wijze inzage in de bescheiden te verschaffen, zulk op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat G4S niet geheel aan die veroordeling voldoet, met veroordeling van G4S indien zij niet geheel aan die veroordeling voldoet, met veroordeling van G4S in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis. 

3.2.  G4S voert verweer. 

3.3.  Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 

4.  De beoordeling 
4.1.  Agens vordert in deze zaak van G4S afschrift van, dan wel – subsidiair – inzage in, de hierna met (i) tot en met (xvii) aangeduide bescheiden: 
i. de arbeidsovereenkomst(en) van [A] en alle daarop betrekking hebbende arbeidsvoorwaardelijke regelingen, waaronder begrepen, maar niet beperkt tot, een arbeidsvoorwaardenreglement, personeelshandboek en/of collectieve arbeidsovereenkomst; 
ii. alle correspondentie tussen G4S en [A], al dan niet gevoerd via eventuele raadslieden of gemachtigden, met betrekking tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen G4S enerzijds en [A] anderzijds; 
iii. alle overige stukken die, direct of indirect, betrekking hebben op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen G4S en [A] en/of de eventuele in het kader daarvan gemaakte afspraken, waaronder begrepen, maar niet beperkt tot, een beëindigingsovereenkomst/vaststellingsovereenkomst, en/of (proces)stukken in het kader van een ontbindingsprocedure ex artikel 7:685 BW, en/of een ontslagvergunning van UWV, alsmede alle op voormelde stukken betrekking hebbende correspondentie; 
iv. alle salarisspecificaties die G4S aan [A] gedurende zijn dienstverband, en eventueel nadien, heeft verstrekt; 
v. de eindafrekening die G4S aan [A] heeft verstrekt; 
vi. alle correspondentie en overige stukken die tussen G4S en Catch & Match zijn gewisseld met betrekking tot de re-integratie van [A] bij G4S in de functie van brandwacht en de (fysieke) belastbaarheid van [A] in dit verband; 
vii. alle correspondentie tussen G4S en Shell Pernis en/of alle daaraan gelieerde vennootschappen met betrekking tot de werkzaamheden van [A] in de functie van brandwacht ten behoeve van Shell Pernis en/of alle daaraan gelieerde vennootschappen, en/of de (fysieke) belastbaarheid van [A] in dit verband; 
viii. alle overige stukken die betrekking hebben op de werkzaamheden van [A] in de functie van brandwacht ten behoeve van Shell Pernis en/of alle daaraan gelieerde vennootschappen, en/of de (fysieke) belastbaarheid van [A] in dit verband, alsmede alle op deze stukken betrekking hebbende correspondentie; 
ix. alle correspondentie tussen G45 en [A] met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid van [A] en/of zijn re-integratie; 
x. alle correspondentie tussen G4S en haar arbodienst met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid van [A] en/of zijn re-integratie; 
xi. alle overige stukken die betrekking hebben op de arbeidsongeschiktheid van [A] en/of zijn re-integratie, waaronder begrepen, maar niet beperkt tot, rapportages en/of probleemanalyses van de bedrijfsarts, deskundigenoordelen van UWV en/of (bijgestelde) plannen van aanpak, alsmede alle op deze stukken betrekking hebbende correspondentie; 
xii. de aanstellingskeuring van [A] en/of alle overige verrichte geneeskundige onderzoeken die betrekking hebben op zijn geschiktheid voor de functie van brandwacht, alsmede alle op deze stukken betrekking hebbende correspondentie; 
xiii. de (eventuele) aansprakelijkstelling van [A] aan G4S ter zake van de door hem geleden en nog te lijden schade; 
xiv. de verzekeringspolis en bijbehorende polisvoorwaarden van de aansprakelijkheidsverzekering van G4S en/of een ten behoeve van haar werknemers afgesloten ongevallenverzekering en/of arbeidsongeschiktheidsverzekering; 
xv. alle correspondentie en/of overige stukken die betrekking hebben op een uit hoofde van een aansprakelijkheidsverzekering, ongevallenverzekering en/of arbeidsongeschiktheidsverzekering aan [A] toegekende (schade)vergoeding; 
xvi. alle correspondentie en/of overige stukken die betrekking hebben op de (eventuele) door G4S dan wel een derde partij aan [A] toegekende (schade)vergoeding(en) en/of uitkering(en) met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid; 
xvii. de pensioenregeling die op [A] van toepassing was. 

4.2.  Voldoende gebleken is dat Agens spoedeisend belang heeft bij haar vordering nu zij mogelijk binnen afzienbare tijd in de procedure bij het Gerechtshof ‘s-Gravenhage verweer zal moeten voeren tegen de (omvang van de) vordering van [A] en voldoende aannemelijk is dat zij daarvoor belang heeft bij inzage in (in ieder geval een deel van) de door haar gevorderde bescheiden. 

4.3.  Gebleken is dat G4S de onder i. gevorderde arbeidsovereenkomst – een Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd d.d. 30 mei 2006 tussen Ridderikhoff en [A] – al aan Agens heeft verstrekt. Dit deel van de vordering zal derhalve reeds om die reden worden afgewezen. G4S heeft ter zitting aangegeven ook geen bezwaar te hebben tegen het verstrekken van alle op de arbeidsovereenkomst betrekking hebbende arbeidsvoorwaardelijke regelingen als bedoeld onder i., voor zover zij die in haar bezit heeft. Dit deel van de vordering is derhalve toewijsbaar. 

4.4.  Voorts heeft G4S al aan Agens verstrekt een brief d.d. 25 juni 2009 van Ridderikhoff aan [A] met als bijlage in kopie de aanvraag van Ridderikhoff voor een ontslagvergunning d.d. 25 juni 2009, alsmede een brief van 24 augustus 2009 van Ridderikhoff aan [A] waarin Ridderikhoff de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2009 opzegt en een brief d.d. 31 juli 2009 van UWV aan [A] met als bijlage een kopie van de beschikking op de ontslagaanvraag d.d. 31 juli 2009, als bedoeld onder ii. Dit deel van de vordering zal derhalve bij gebreke van belang worden afgewezen. 

4.5.  Agens stelt dat in de aanvraag voor een ontslagvergunning van 25 juni 2009 als hiervoor onder 4.4. bedoeld, melding wordt gemaakt van bijlagen die niet door G4S zijn overgelegd. Zij verwijst naar de alinea waarin staat vermeld: “(…) Een kopie van de arbeidsovereenkomst alsmede het actueel oordeel van de bedrijfsarts, diverse correspondentie en diverse gespreksverslagen. (…)” 
G4S heeft geen bezwaar gemaakt tegen overlegging van de in de aanvraag bedoelde “diverse correspondentie” en “diverse gespreksverslagen”. Dit deel van de vordering is derhalve toewijsbaar. 
G4S maakt bezwaar tegen afgifte van het “actueel oordeel van de bedrijfsarts” als bedoeld in de ontslagvergunning van 25 juni 2009. Met betrekking tot dit stuk wordt verwezen naar hetgeen in het hiernavolgende – onder 4.17-4.19. – wordt overwogen met betrekking tot de gevorderde afgifte van medische/medisch gerelateerde stukken. 

4.6.  G4S heeft zich ter zitting bereid verklaard tot overlegging van de onder iv. gevorderde salarisspecificaties, de onder v. gevorderde eindafrekening, alsmede de pensioenregeling als bedoeld onder xvii. Dit deel van de vordering zal derhalve worden toegewezen. 

4.7.  Met betrekking tot de overige bescheiden wordt het volgende overwogen. 

4.8.  De vordering van Agens betreft een vordering tot het verschaffen van een afschrift van bescheiden als bedoeld in artikel 843a lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Uit de tekst van artikel 843a lid 1 Rv blijkt dat voor toewijzing van een vordering tot inzage, afschrift of uittreksel aan drie cumulatieve voorwaarden moet zijn voldaan, te weten: 
1. de eiser of verzoeker dient een rechtmatig belang te hebben; 
2. het moet gaan om bepaalde bescheiden; 
3. de bescheiden moeten betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin de eiser of verzoeker (of zijn rechtsvoorganger) partij is. 

4.9.  Ingevolge artikel 843a lid 4 Rv is degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, niet gehouden aan de vordering als bedoeld onder lid 1 van dat artikel te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. 

4.10.  Uit vaste jurisprudentie volgt dat een rechtmatig belang aanwezig is wanneer de bescheiden relevant kunnen zijn voor de vaststelling van de relevante feiten. 

Agens stelt zich op het standpunt dat zij (een deel van) de door haar gevorderde bescheiden nodig heeft voor het kunnen vaststellen welke (schade)vergoedingen, dan wel uitkeringen [A] uit hoofde van zijn dienstverband met G4S ter zake van zijn arbeidsongeschiktheid heeft ontvangen en (mogelijk) nog ontvangt, hetgeen van belang is omdat die (schade)vergoedingen, dan wel uitkeringen in mindering komen op de aan [A] toekomende schadevergoeding. 
Daarnaast stelt Agens te overwegen op korte termijn een regresvordering ex artikel 6:10 lid 1 BW tegen G4S in te stellen. Agens wenst in verband daarmee over voldoende bewijsmiddelen te beschikken waaruit blijkt dat G4S jegens [A] tekort geschoten is in haar zorgplicht ex artikel 7:658 lid 1 BW respectievelijk haar verplichting ex artikel 7:611 BW zich als goed werkgever te gedragen. Voorts wil Agens kunnen vaststellen wat de rol van Shell Pernis in dat verband is geweest. 

4.11.  Voorshands is voldoende aannemelijk geworden dat de inhoud van de door Agens gevraagde stukken zou kunnen bijdragen aan de vaststelling van de in de appelprocedure en de mogelijk nog te entameren procedure tegen G4S relevante feiten, behoudens de onder xiv. gevorderde bescheiden; binnen dit kort geding is voldoende gebleken dat [A] G4S niet aansprakelijkheid heeft gesteld, noch dat hij anderszins aanspraak heeft gemaakt op vergoeding van (schade)bedragen (zie hierna onder 4.15). Agens heeft voorshands niet aannemelijk gemaakt waarom zij onder die omstandigheden toch belang zou hebben bij afgifte van de verzekeringspolis en bijbehorende polisvoorwaarden van de aansprakelijkheidsverzekering van G4S en/of een afgesloten ongevallen-/arbeidsongeschiktheidsverzekering. 
Voor het overige is het rechtmatig belang voorshands voldoende aannemelijk. G4S heeft zulks ook niet betwist. 

4.12.  Ook aan de tweede voorwaarde is voldaan, nu de bescheiden voldoende concreet zijn gespecificeerd en ook voldoende duidelijk is op welke stukken wordt gedoeld. G4S heeft op dat punt ook geen verweer gevoerd. 

4.13.  Voldoende aannemelijk is dat op dit moment tussen Agens en [A] een rechtsbetrekking bestaat uit hoofde van onrechtmatige daad aan de zijde van Agens ten opzichte van [A], nu het Hof heeft geoordeeld dat Agens (met UWV) onrechtmatig jegens [A] heeft gehandeld. Dat dit oordeel nog niet onherroepelijk is omdat daartegen nog cassatieberoep zou kunnen worden ingesteld, doet daaraan niet af nu, zoals Agens terecht stelt, het bestaan van een rechtsbetrekking nog niet in rechte behoeft vast te staan. 
G4S is niet (direct) betrokken bij voornoemde rechtsbetrekking tussen Agens en [A], terwijl voorshands niet gebleken is dat op dit moment tussen Agens en G4S een directe (aanstaande) rechtsbetrekking bestaat. Dit laat evenwel onverlet dat mede op basis van de memorie van Toelichting met betrekking tot het wetsvoorstel tot aanpassing van artikel 843a Rv (kamerstukken II 2011-2012, 33 079, nummer 3) binnen dit kort geding wordt aangenomen dat op het afschriftrecht ook een beroep kan worden gedaan jegens een derde die zelf geen partij is bij de rechtsbetrekking. In dat geval dient evenwel de nodige terughoudendheid te worden betracht, nu de derde noch bij het geschil, noch bij de materiële rechtsverhouding partij is en het aanvaarden van een medewerkingsplicht van de derde minder voor de hand ligt. 
Het voorgaande leidt tot het voorlopig oordeel dat van G4S in beginsel kan worden verplicht tot afgifte van bescheiden, mits die bescheiden direct betrekking hebben op de rechtsbetrekking tussen Agens en [A]. Naar voorlopig oordeel is met betrekking tot de bescheiden waarvan Agens afgifte vordert, ook aan de derde voorwaarde voor toepassing van artikel 843a Rv voldaan. 

4.14.  G4S heeft aangevoerd dat zij niet beschikt over de onder iii. gevorderde bescheiden met betrekking tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen G4S en [A], anders dan de beschikking op de ontslagaanvraag d.d. 31 juli 2009 die reeds door G4S aan Agens is verstrekt (zie 4.4.). Volgens G4S staat weliswaar in de beschikking d.d. 31 juli 2009 dat [A] bezwaar heeft gemaakt tegen het ontslag omdat hij eerst is goed gekeurd voor de functie van Brandwacht en nadien voor dezelfde functie volledig is afgekeurd, maar volgens G4S is het bij die ene opmerking gebleven en zijn er met betrekking tot dat verweer geen stukken beschikbaar. Agens heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat G4S over stukken met betrekking tot het door [A] gevoerd verweer tegen zijn ontslag beschikt. 

4.15.  Daarnaast voert G4S aan niet over de onder vi., vii, xiii, xv. en xvi. bedoelde bescheiden te beschikken. De onder vi. en vii. bedoelde stukken zien op veronderstelde correspondentie tussen G4S en Catch & Match met betrekking tot de re-integratie van [A] bij G4S en correspondentie tussen G4S en Shell Pernis met betrekking tot de werkzaamheden van [A], alsmede de fysieke belastbaarheid van [A] is dat verband. Volgens G4S zijn deze stukken er niet, althans heeft zij deze stukken niet in haar bezit. 
Met betrekking tot de onder xiii., xv. en xvi. bedoelde stukken heeft G4S aangevoerd dat [A] G4S (nog) niet aansprakelijk heeft gesteld voor de door hem gestelde schade als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid en dat daarom door G4S, noch door een van haar verzekeraars, aan [A] schadevergoeding is uitgekeerd. Daarnaast heeft G4S aangevoerd dat zij de arbeidsovereenkomst met [A] heeft beëindigd op grond van een ontslagvergunning van UWV, zodat een ontslagvergoeding bij de beëindiging van arbeidsovereenkomst niet aan de orde is geweest. 

4.16.  Artikel 843a Rv bepaalt dat slechts bescheiden kunnen worden opgevraagd waarover de aangesproken partij beschikt of die onder de aangesproken partij berusten. Voorshands is onvoldoende aannemelijk geworden dat G4S over de onder vi. en vii bedoelde bescheiden beschikt. Voorts is voldoende gebleken dat [A] G4S (vooralsnog) niet aansprakelijk heeft gesteld, zodat aannemelijk is dat op dat punt eveneens geen bescheiden beschikbaar zijn. 
Het voorgaande leidt ertoe dat het onder iii., vi., vii, xiii, xv. en xvi. , xiii, xv. en xvi. gevorderde zal worden afgewezen. 

4.17.   De onder ii. (het oordeel van de bedrijfsarts, als hiervoor bedoeld onder 4.5.), ix., x., xi. en xii. gevorderde bescheiden betreffen medische stukken, althans stukken die medisch gerelateerd zijn, die G4S als voormalig werkgever van [A] onder zich houdt. Met betrekking tot deze bescheiden wordt het volgende overwogen. 

4.18.  G4S maakt bezwaar tegen afgifte van voorbedoelde medische stukken. Zij voert daartoe aan dat niet zij, maar de verzuimcoördinator en/of de bedrijfsarts van G4S over de stukken beschikt en dat zij deze stukken op grond van het medisch geheim en de Wet bescherming persoonsgegevens niet aan derden mag verstrekken. De voorzieningenrechter begrijpt het verweer van G4S zo dat G4S kennelijk een beroep doet op een beperking van de exhibitieplicht op grond van gewichtige redenen als bepaald in artikel 843a lid 4 Rv. Gewichtige redenen kunnen een weigering van een partij om aan de verplichting te voldoen rechtvaardigen. 

4.19.  De Wet bescherming persoonsgegevens (“Wbp”) heeft geen exclusieve werking. Het recht op bescherming van persoonsgegevens betreft geen absoluut recht, zodat niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat de geheimhoudingsplicht ex artikel 12 Wbp een gewichtige reden in de zin van artikel 843a lid 4 Rv oplevert. De Wpb staat derhalve op zichzelf niet in de weg aan een beroep op artikel 843a Rv. 
Bovendien is het bestaan van een wettelijke verplichting tot geheimhouding op zichzelf niet voldoende een weigering om aan de verplichting tot het verstrekken van inlichtingen te voldoen, te rechtvaardigen. Van gewichtige redenen kan slechts sprake kan zijn indien in de concrete omstandigheden van het geval de belangen waarop de geheimhoudingsplicht zich richt, zwaarder wegen dan het zwaarwegende maatschappelijk belang dat in rechte de waarheid aan het licht komt. 

Volgens de wetsgeschiedenis is bij de gewichtige reden vooral gedacht aan vertrouwelijke gegevens waaronder medische gegevens. Hiervan is thans sprake. De gevorderde medische bescheiden hebben betrekking op [A] die geen partij is in het onderhavige geschil en zodoende zelf geen direct en onderbouwd verweer kan voeren tegen de vordering van Agens. Bij toewijzing van de gevorderde afgifte van de medische bescheiden dient dan ook de nodige terughoudendheid in acht te worden genomen. Dit noopt ertoe dat naar voorlopig oordeel het belang van [A] bij geheimhouding van zijn medische stukken in de gegeven omstandigheden dient te prevaleren boven de belangen van Agens bij afgifte van de medische stukken. Hierbij wordt ook van belang geacht dat het door G4S aan de vordering voldoen naar het zich thans laat aanzien niet nodig is voor een behoorlijke rechtspleging nu het Agens in de procedure jegens [A] vrijstaat afgifte van de medische stukken door [A] te vorderen. Agens heeft van deze mogelijkheid (nog) geen gebruik gemaakt. 

Het voorgaande leidt ertoe dat het onder ii. (voor wat betreft het oordeel van de bedrijfsarts, als hiervoor bedoeld onder 4.5.), alsmede het onder ix., x., xi. en xii. gevorderde zal worden afgewezen. 

4.20.  Met betrekking tot de onder viii. gevorderde stukken die betrekking hebben op de werkzaamheden van [A] in de functie van brandwacht ten behoeve van (onder meer) Shell Pernis, heeft G4S aangevoerd dat zij uitsluitend beschikt over een algemene raam-/mantelovereenkomst met Shell Pernis. Voorshands is niet aannemelijk geworden dat daarin de door [A] bij Shell Pernis uitgevoerde werkzaamheden specifiek staan beschreven. Afgifte van de raam-/mantelovereenkomst treft naar voorlopig oordeel dan ook geen doel. Dit deel van de vordering wordt derhalve bij gebrek aan belang afgewezen. 
Niet gebleken is dat G4S ook beschikt over een individueel contract van [A] waaruit zijn werkzaamheden bij Shell Pernis blijken. 

4.21.  De termijn waarbinnen G4S de door haar over te leggen (afschriften van) de bescheiden dient te verstrekken, wordt vastgesteld op acht dagen. 

4.22.  G4S heeft ter zitting toegezegd dat zij de bescheiden waarvan afgifte wordt bevolen aan Agens zal verstrekken, hetgeen de voorzieningenrechter voldoende waarschijnlijk voorkomt. De voorzieningenrechter acht derhalve op dit moment termen aanwezig de gevorderde dwangsom af te wijzen. LJN CA1942