Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb. Leeuwarden 020107 mishandeling;, ogv omkeringsregel moet gedaagde stellen en bewijzen

Rb. Leeuwarden 02-01-07 mishandeling;, ogv omkeringsregel moet gedaagde stellen en bewijzen dat het lichamelijk letsel ook zonder de mishandeling zou zijn ontstaan
5.1.  Vast staat dat [gedaagde] [eiser] heeft mishandeld door hem een vuistslag te geven, ten gevolge waarvan [eiser] letsel heeft opgelopen en enkele lijfsgoederen van [eiser] beschadigd zijn geraakt. Deze mishandeling kan als een onrechtmatige daad van [gedaagde] jegens [eiser] worden aangemerkt. De gevorderde, daartoe strekkende, verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar.

5.2.  [gedaagde] betwist echter het causale verband tussen de door hem gepleegde onrechtmatige daad en de door [eiser] opgevoerde schade. De kantonrechter oordeelt daaromtrent als volgt. Indien door een als onrechtmatige daad aan te merken gedraging een risico terzake van het ontstaan van schade in het leven is geroepen en dit risico zich vervolgens verwezenlijkt, is daarmee het causaal verband tussen die gedraging en de aldus ontstane schade in beginsel gegeven en is het aan degene die op grond van die gedraging wordt aangesproken om te stellen en te bewijzen dat die schade ook zonder die gedraging zou zijn ontstaan. Door de onrechtmatige gedraging van [gedaagde], hierin bestaande dat hij [eiser] heeft mishandeld, is een risico op het ontstaan van lichamelijk letsel en beschadiging van lijfsgoederen van [eiser] in het leven geroepen, welk risico zich ook heeft verwezenlijkt. Op grond van de hiervoor genoemde 'omkeringsregel' dient [gedaagde] te stellen en te bewijzen dat het lichamelijk letsel en de beschadiging van enkele lijfsgoederen van [gedaagde] ook zonder de mishandeling van [eiser] zouden zijn ontstaan. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] echter onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld, die erop wijzen dat het opgevoerde lichamelijk letsel en de beschadiging van de lijfsgoederen van [eiser] niets van doen hebben met de mishandeling door [gedaagde]. [gedaagde] uit vooral vermoedens, zonder deze evenwel voldoende te onderbouwen. Wat betreft de ingescheurde enkelbanden van [eiser] overweegt de kantonrechter nog dat uit de stellingen van [eiser] alsmede de door hem overgelegde verklaring van sportarts C. Top voldoende blijkt dat deze blessure niet door het squashen is ontstaan, maar zijn oorzaak vindt in de val van [eiser]'s lichaam na de mishandeling. Een andere verklaring voor de blessure aan de enkelbanden heeft [gedaagde] ook niet gegeven.

5.3.  Nu [gedaagde] onvoldoende heeft gesteld, zal hij ook niet tot het bewijs van zijn stellingen worden toegelaten.

5.4.  Gezien het voorgaande gaat de kantonrechter ervan uit dat zowel het door [eiser] genoemde lichamelijk letsel als de genoemde beschadiging van de lijfsgoederen een gevolg is van de mishandeling door [gedaagde].
LJN AZ5988