Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 080116 (geen letsel) FNV niet gehouden tot vergoeding kosten externe rechtshulpverlener wegens wanprestatie

Rb Amsterdam 080116 (geen letsel) FNV niet gehouden tot vergoeding kosten externe rechtshulpverlener wegens wanprestatie
2 De feiten

2.1.
[eiseres] is vanaf 1 februari 1991 tot 31 mei 2013 lid geweest van Abvakabom FNV, een rechtsvoorgangster van FNV (Abvakabo FNV zal hierna ook FNV worden genoemd). Onderdeel van het lidmaatschap van FNV is de verlening van rechtsbijstand aan het lid bij geschillen inzake arbeid, inkomen, sociale zekerheid en letselschade.

2.2.
[eiseres] werd sinds 1 april 2000 door haar werkgever ingezet voor speeltuinwerk in Utrecht. In 2003 heeft [eiseres] met haar toenmalig leidinggevende afgesproken dat zij niet meer in het weekend hoefde te werken. Vanaf eind 2009/begin 2010 is haar werkgever zich echter op het standpunt gaan stellen dat alle speeltuinmedewerkers ook in het weekend inzetbaar moesten zijn. [eiseres] heeft zich daartegen verzet onder verwijzing naar de in 2003 met haar gemaakte afspraak. Daarnaast ontstond er begin 2011 een geschil tussen [eiseres] en haar werkgever in verband met de overplaatsing van [eiseres] per 1 april 2011 van speeltuin De Gagel naar speeltuin De Watertoren in Utrecht. Speeltuin De Watertoren is het gehele weekend geopend.

2.3.
Op 6 maart 2011 heeft [eiseres] bij FNV een verzoek ingediend tot het verkrijgen van juridische bijstand. [eiseres] heeft in dat kader het “Formulier arbeidsvoorwaarden algemeen” (hierna: het intakeformulier) van FNV ingevuld en ondertekend. Op het intakeformulier heeft [eiseres] bij het onderdeel “Hieronder duidelijk aangeven wat uw vraag is:”, het volgende ingevuld:
“me adviseren en me bijstaan in overleg met werkgever over in de weekend werken en hun manier van omgaan met mij als ze me daartoe dwingen”

2.4.
Op het intakeformulier staat onder de handtekening van [eiseres] de volgende (voorgedrukte) tekst: “(…) Hij/zij verklaart hierbij de spelregels voor de individuele belangenbehartiging van Abvakabo FNV te hebben ontvangen. Dit bijgesloten document is een vereenvoudigde weergave van de Algemene voorwaarden van Abvakabo FNV die staan op www.abvakabofnv.nl. (…).”

2.5.
In de door FNV opgestelde “Spelregels voor de individuele belangenbehartiging” is, voor zover van belang, het volgende opgenomen: 
“(…)
Wanneer stoppen wij de belangenbehartiging?
(…) 
- Wij zullen onze dienstverlening stoppen, wanneer u uw lidmaatschap beëindigt of wanneer u tegelijk met onze behandeling een andere belangenbehartiger inschakelt.
(…)
Zijn er kosten verbonden aan de juridische bijstand van Abvakabo FNV?
Als lid van onze vakbond is de rechtshulp de u van ons krijgt kosteloos. Wij zorgen er niet alleen voor dat u wordt bijgestaan door een ter zake deskundige behandelaar, maar nemen ook alle kosten voor onze rekening die verbonden zijn aan het voeren van een procedure (deurwaarderskosten, griffierechten en dergelijke).
(…)
Klachtenregeling
(…)
Mocht u onverhoopt toch niet tevreden zijn over de wijze waarop uw kwestie behandeld wordt/is, en mocht u – als het een nog lopende zaak betreft – ook niet tot een oplossing komen met (de leidinggevende van) uw behandelaar, dan kunt u bij ons Juridisch Adviescentrum een klachtenformulier opvragen. (…)
Wanneer u niet tevreden bent over de uitleg en toepassing van onze algemene voorwaarden, onze inschatting van de haalbaarheid van uw kwestie of de manier waarop wij uw kwestie behandelen, staat het u uiteraard vrij een andere belangenbehartiger in armen te nemen. De kosten die hieraan verbonden zijn worden in de regel niet door Abvakabo FNV vergoed. (…).”

2.6.
De Algemene voorwaarden individuele belangenbehartiging Abvakabo FNV (hierna: de algemene voorwaarden) bepalen, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
Artikel 1
Juridische bijstand
Abvakabo FNV biedt juridische bijstand op het gebied van arbeid en inkomen, sociale zekerheid en letselschade. Onder juridische bijstand wordt verstaan: het geven van informatie en advies, begeleiding en bemiddeling en het optreden namens het lid in en buiten rechte.
(…)
Artikel 5 
voorwaarden voor het in aanmerking komen voor juridische bijstand 
(…)
d. Abvakabo FNV heeft het recht een dossier niet in behandeling te nemen dan wel de behandeling tussentijds te staken, indien, gelet op de ten tijde van de beoordeling beschikbare literatuur en jurisprudentie, naar het oordeel van Abvakabo FNV in redelijkheid geen kans op een succesvolle afwikkeling van de zaak bestaat. 
(…)
f. Geen juridische bijstand wordt verleend indien:
(…)
- het lid tevens een andere belangenbehartiger voor zijn zaak inschakelt of heeft ingeschakeld;
(…)
Artikel 6
door wie
Juridische bijstand wordt verleend door vakbondsconsulenten van Abvakabo FNV, medewerkers van Abvakabo FNV of andere door Abvakabo FNV aangezochte (rechts)hulpverleners. Het toewijzen van een (rechts)hulpverlener is voorbehouden aan Abvakabo FNV. Het lid heeft geen vrije keuze van (rechts)hulpverlener.
(…)
Artikel 9
kosten juridische bijstand
a. De door Abvakabo FNV te vergoeden kosten van juridische bijstand omvatten:
1. De kosten die verbonden zijn aan de behandeling van het door het lid gemelde probleem door medewerkers van Abvakabo FNV of door Abvakabo FNV ingeschakelde externe (rechts)hulpverleners.
(…)
Artikel 10
geschillen
a. Wanneer het lid uit ontevredenheid over de toepassing van deze algemene voorwaarden of de individuele belangenbehartiging door Abvakabo FNV c.q. door haar ingeschakelde derden op eigen kosten een externe (rechts)hulpverlener inschakelt en het lid naderhand deze kosten ten laste van Abvakabo FNV wil brengen, komt het lid alleen voor vergoeding van deze kosten in aanmerking indien: 
- de reden waarom het lid een andere (rechts)hulpverlener heeft ingeschakeld naar het oordeel van Abvakabo FNV voldoende valide zijn én
- het lid alvorens een externe (rechts)hulpverlener in te schakelen schriftelijk zijn beklag bij het bondsbestuur heeft gedaan onder gelijktijdige aankondiging van het voornemen een externe (rechts)hulpverlener in de arm te nemen, een en ander voor zover de behandeling van de zaak dit qua tijd toestaat, én
- de hoogte van de kosten redelijk is. (…).”

2.7.
Bij brief van 10 maart 2011 heeft FNV aan [eiseres] meegedeeld dat de door haar op het intakeformulier gestelde vraag ter beoordeling is voorgelegd aan 
[naam] (hierna: [naam] ), sociaal juridisch medewerker bij FNV.

2.8.
In een e-mail van 23 maart 2011 heeft [eiseres] het volgende, voor zover hier van belang, aan [naam] meegedeeld:
“(…) Ik schrok achteraf wel een beetje van dat je zei dat we er van uit moesten gaan dat ik ook wat moest geven uiteindelijk, bijv 2 weekenden. Ik dacht dan heb ik niets gewonnen. Conclusie ik ben te weinig bezig geweest met wat ik wil bereiken. We hebben het eigenlijk nauwelijks gehad over wat ik zou willen bereiken.
1. De afspraak hoort echt onverkort te blijven staan. Argumenten van piek en daluren moeten we doorprikken. (Ze hebben mij en mijn afspraak contract genegeerd. (…).”

2.9.
Bij e-mail van 25 maart 2011 heeft [naam] onder meer het volgende aan [eiseres] meegedeeld:
“(…)
Uiteraard heb ik geen pasklare oplossing voor uw situatie. Het lijkt mij daarom om begin volgende contact op te nemen met uw werkgever en aan te geven dat wij bereid zijn om in gesprek te gaan over een oplossing. Een mogelijk oplossing is bijvoorbeeld mediation, het zwart op wit zetten van uw taken en activiteiten en duidelijkheid van de werkgever in hoeverre men bereid is de afspraak die in het verleden met u is gemaakt om niet in de weekenden te werken na te komen. Verder zal er natuurlijk ook duidelijkheid moeten komen over de mogelijke overplaatsing. Hoewel ik mij kan voorstellen dat u het onacceptabel vindt dat er mogelijk wordt afgeweken van eerdere afspraken die met u zijn gemaakt wil ik er nogmaals op wijzen dat het niet uitgesloten is dat hier toch enigszins van af wordt geweken. Uiteindelijk dient het organisatiebelang afgewogen te worden tegen de individuele afspraken van de werknemer. (…).”

2.10.
Op 30 maart 2011 heeft [eiseres] samen met [naam] gesproken met de leidinggevende van [eiseres] . [eiseres] heeft van die bespreking een verslag opgesteld, dat zij per e-mail van 30 maart 2011, om 15:15 uur, aan [naam] heeft gezonden. Die e-mail vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…) Hierbij het verslag, ik heb me weer aardig laten paaien.
(…)
Ik kom tegemoet door
Ik kan mijn percentage uitvoerend verhogen tot 75% op de watertoren als ik van dinsdag tot vrijdag werk.
overplaatsing naar de Watertoren
Dat is al veel.
Niet alles kan van mij komen. (…).”

2.11.
Het door [eiseres] opgestelde verslag van de op 30 maart 2011 gehouden bespreking, dat door [eiseres] als bijlage bij voormelde e-mail van 30 maart 2011 was gevoegd, vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…) [eiseres] ( [eiseres] , rechtbank) geeft aan dat de kwestie van de weekenden een sta in de weg is voor haar om overplaatsing naar De Watertoren te accepteren. (…) [naam 2] [de leidinggevende van [eiseres] , rechtbank] waarschuwt dat hij zijn best heeft gedaan om een en ander voor [eiseres] soepel te hanteren en dat hij zich hard zal opstellen als we het erop aan laten komen. (…)”.

2.12.
In een schriftelijke reactie van [eiseres] aan [naam] van 31 maart 2011 staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:

“(…)
Ik heb begrepen dat ik per 4 april al ingeroosterd ben op De Watertoren. Om geen chaos te creeeren en niet andere werknemers of de kinderen de dupe te laten worden, wil ik daar de komende maand wel werken volgens rooster. Dit is echter tijdelijk. Tot er goede afspraken zijn gemaakt. Ik vraag de organisatie om daar zo snel mogelijk verandering in aan te brengen. Ik ben bereid verder mee te denken over oplossingen. (…).”

2.13.
Naar aanleiding van de op 30 maart 2011 gehouden bespreking, heeft [naam] in een e-mail van 1 april 2011, om 16:33 uur, onder meer het volgende aan de werkgever van [eiseres] meegedeeld:
“(…) Na het uitgebreid onderhoud met mevrouw [eiseres] kan ik u het volgende berichten:
Mevrouw [eiseres] kan niet zondermeer instemmen met het voorstel van de organisatie. Uitdrukkelijk zij vermeld dat zij bereid is om in het belang van de organisatie (en indien haar gezondheid dit toelaat) werkzaamheden te verrichten op de locatie de Watertoren. Op dit moment is echter voor mevrouw [eiseres] onvoldoende inzichtelijk (middels cijfers en nader info) in hoeverre het redelijk is van de organisatie dat haar individuele afspraak (arbeidsvoorwaarde) voor het organisatiebelang moet wijken. Uit de arbeidsrechtelijke jurisprudentie volgt dat werkgever en werknemer met elkaar dienen te overleggen over een redelijke oplossing indien de werkgever een zwaarwegend belang heeft bij het wijzigen van bepaalde werkafspraken. Het zondermeer ter zijde schuiven van de afspraak om geen weekenddiensten te verrichten kan in deze niet als redelijk worden gezien. In dit verband dient ook onderzocht te worden in hoeverre er bijvoorbeeld medische of andere zwaarwegende privebelangen voor mevrouw [eiseres] zijn waar een werkgever niet om heen kan.
Gegeven het bovenstaande is de discussie dus nog niet afgerond, maar zal er nader overleg en onderzoek nodig zijn om partijen nader tot elkaar te brengen. (…). ”

2.14.
Op 1 april 2011 heeft [eiseres] mr. R.A.M. Koolen, advocaat te Amsterdam, voor een second opinion inzake het geschil met haar werkgever benaderd. In een e-mail van 1 april 2011, om 17:45 uur, heeft [eiseres] vervolgens aan Koolen het volgende, voor zover hier van belang, meegedeeld:
“(…) Ik heb nog steeds het gevoel na het overleg en nu ook weer n.a.v. de laatste mail (notulen waarin staat dat ik naar De Watertoren ga) terwijl de afspraak is dat we ons beraden, dat ik vandaag binnen kreeg dat ze me / ons totaal niet serieus nemen.
De afspraak die ik met de bond maakte is:
Hij zou contact opnemen met de bond om te zeggen dat we het nog niet eens zijn.
Ik heb voorgesteld om maandag te beginnen en alleen op de uitvoering dus halve dag zeg maar.
(…)
Voorlopig is mijn vraag aan u beperkt tot een 2e mening en heeft de abvakabo mijn zaak onderhanden.(…).”

2.15.
[eiseres] heeft deze e-mail ook aan [naam] gezonden.

2.16.
In een e-mail van 3 april 2011 heeft [eiseres] , in reactie op de hiervoor onder 2.13 vermelde e-mail van [naam] aan haar werkgever, voor zover hier van belang, aan [naam] meegedeeld:
“(…) Volgens mij lees ik in je reactie dat ik wel naar De Watertoren wil overgeplaatst, maar dat ik de weekenden nog niet opgeef. Als dat zo is, dan heb ik daar geen begrip voor, want op 31 januari [lees: 31 maart, rechtbank] stuur ik je nog een mail waarin ik aangeef dat ik daarmee niet akkoord kan gaan. (…) Ik ben het niet eens met deze reactie, want hij is minimaal voor misverstanden vatbaar. Hoe gaan we dat corrigeren? Ik neem maandagochtend contact op met meneer Koolen, die ik ingeschakeld had voor een second opinion en bespreek e.a.a met hem.(…).”

2.17.
In een e-mail van 4 april 2011 heeft [eiseres] het volgende, voor zover hier van belang, aan haar leidinggevende meegedeeld:
“Vandaag ben ik op juridisch advies en onder protest gestart met werkzaamheden op de Watertoren.
(…)
Ik wil je nog opmerkzaam maken op een fout in de reactie van mijn advokaat. De afspraak is dat ik tijdelijk werkzaamheden op De watertoren accepteer om geen chaos te veroorzaken te laten ontstaan voor de doelgroep en andere collega’s. De werkzaamheden op de Watertoren mogen geen negatieve invloed hebben om mijn arbeidsvoorwaarde voor de weekenden vrij. Er is vooralsnog geen sprake van een overplaatsing.
Binnenkort volgt een schriftelijke reactie van mijn advokaat.(…).”

2.18.
Bij e-mail van 5 april 2011, om 09:16 uur, heeft [naam] aan [eiseres] gevraagd of de e-mail van 4 april 2011 betekent dat zij de behandeling van de zaak in handen heeft gegeven van een advocaat. In reactie daarop heeft [eiseres] het volgende, voor zover hier van belang, in een e-mail van 5 april 2011, om 11:05 uur, aan [naam] meegedeeld:
“(…) Jij hebt de behandeling tot die is opgezegd.
Ik heb een 2e mening gevraagd aan Boogert Haring in Amsterdam.
De Heer Eric Koolen gaat erover. Als hij contact opneemt mag jij hem mijn informatie geven. Hij heeft de zaak niet in handen, hij heeft wel een aantal stukken van mij waarop hij een mening kan baseren.(…).”

2.19.
In een e-mail van 6 april 2011 heeft [naam] het volgende aan [eiseres] geadviseerd:
“(…) T.a.v. het weigeren individuele afspraken cq arbeidsvoorwaarden is door de Hoge Raad (hoogset rechter) beslist dat een werknemer een redelijk voorstel van de werkgever niet mag weigeren op grond van goed werknemerschap. Maar de werknemer hoeft ook niet zomaar alle wijzigingen te accepteren. Er de praktijk moet eerst worden onderzocht of het voorstel van de werkgever wel redelijk is. Met andere woorden: of hij zich als een goed werkgever gedraagt ten opzichte van de werknemer. Hierbij moeten alle omstandigheden worden meegewogen. Op deze manier wordt de werknemer beschermd tegen onredelijke voorstellen van de werkgever. Pas daarna wordt gekeken of de werknemer dit voorstel redelijkerwijs zou moeten aanvaarden.
Mijn advies is derhalve toch om in te zetten op ene oplossing waarbij u ook water bij de wijn doet en de werkgever uiteraard ook. Het voorstel van 
1 weekend in de 6 weken lijkt mij dit verband redelijk. Het risico bij het niet accepteren hiervan is dat de arbeidsrelatie verstoord raakt en dat dit uiteindelijk tot een ontslag zal leiden waarbij u mogelijk weinig tot geen vergoeding meekrijgt indien de rechter oordeelt dat het voorstel van de werkgever redelijk is en u dit redelijkerwijs had dienen te accepteren. (…).”

2.20.
Op 7 april 2011 heeft [eiseres] haar werkgever het volgende voorgesteld:

“(…) Ik wil het liefst een streep zetten achter de toestanden omdat het een te zware fysieke en emotionele belasting is voor mezelf en voor mijn man. Niemand is gebaat bij juridisch gekissebis. (…) Daarom vraag ik de organisatie om reden van gezondheid van mij en mijn man en ons familieleven om mijn afspraak van de vrije weekenden te laten staan. Ik zal me dan opnieuw en met volle inzet en enthousiasme inzetten (…) voor De Watertoren. Ik ben wel bereid om de vrijdagen te werken i.p.v. de maandagen om tegemoet te komen aan de verhouding uitvoerend en neventaken te verbeteren. (…).”

2.21.
Op 12 april 2011 heeft [naam] [eiseres] per e-mail herinnerd aan zijn e-mail van 6 april 2011 en haar gevraagd of er nog ontwikkelingen te melden zijn. [eiseres] heeft daarop op 19 april 2011 per e-mail als volgt gereageerd:
“(…) Volgens mij ben ik tot mijn schande vergeten jou dit gedane voorstel te mailen. Sorry daarvoor en bij deze.
Tot op heden heb ik hierop geen reactie ontvangen. Ik ben intussen op De Watertoren hard aan het werk.
Ze laten me in mijn sop gaarkoken.
Alle vaste medewerkers op 1 na hebben de weekenden niet gewerkt.
Op de watertoren zijn het slechte werkomstandigheden met slechte watervoorziening en zo’n losse toilet. Ik weet niet of dit wel mag allemaal. Ook voor de bezoekersgroep. (…).”

2.22.
Na de e-mail van 19 april 2011 is er geen contact meer tussen [eiseres] en [naam] geweest.

2.23.
Op of omstreeks 25 mei 2011 heeft [eiseres] aan advocatenkantoor Van Odijk Advocaten te Utrecht, de opdracht verstrekt om haar te adviseren in haar geschil met haar werkgever.

2.24.
De werkgever van [eiseres] heeft eind mei 2011 bericht dat zij het voorstel van [eiseres] van 7 april 2011 verwerpt. [eiseres] heeft op 31 mei 2011 en op 10 juni 2011 aan haar werkgever voorgesteld om te proberen het conflict op te lossen onder leiding van een mediator. Haar werkgever heeft die voorstellen verworpen. Haar werkgever heeft [eiseres] meegedeeld dat zij vanaf 1 augustus 2011 minimaal 1 dag per twee weken in het weekend diende te werken. [eiseres] en haar werkgever hebben uiteindelijk besloten hun geschil over de vraag of [eiseres] verplicht was om in de weekenden te werken aan de kantonrechter voor te leggen.

2.25.
Door mr. M-L. Israëls van voornoemd advocatenkantoor zijn vervolgens een drietal procedures tegen de werkgever van [eiseres] gestart, te weten:
1. bij verzoekschrift van 14 juli 2011, een procedure bij de commissie van geschillen van het Fonds Collectieve Belangen, waarbij is verzocht vast te stellen dat de afspraak om niet in de weekenden te behoeven te werken een tussen partijen overeengekomen arbeidsvoorwaarde is, welke de werkgever van [eiseres] dient te respecteren,
2. bij dagvaarding van 27 september 2011, een procedure tegen de werkgever van [eiseres] bij de kantonrechter van de rechtbank Utrecht, waarbij onder meer een verklaring voor recht is gevorderd dat de met [eiseres] gemaakte afspraak om niet in het weekenden te werken een tussen partijen overeengekomen arbeidsvoorwaarde is, en
3. bij verzoekschrift van 11 juli 2012, een procedure voor de kantonrechter van de rechtbank Utrecht, waarbij door [eiseres] ontbinding van de arbeidsovereenkomst met haar werkgever is verzocht vanwege veranderde omstandigheden.

2.26.
Een deskundige van het UWV heeft geoordeeld dat [eiseres] volledig arbeidsongeschikt was met ingang van 12 december 2011.

2.27.
Bij beschikking van 28 september 2012 heeft de kantonrechter van de rechtbank Utrecht [eiseres] in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 15 oktober 2012 het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te trekken en voor het geval dat het verzoek niet tijdig wordt ingetrokken, de arbeidsovereenkomst van [eiseres] met haar werkgever met ingang van 16 oktober 2012 ontbonden, onder toekenning aan [eiseres] van een door haar werkgever te betalen vergoeding van EUR 83.000,-. [eiseres] heeft het verzoek niet ingetrokken.

2.28.
Bij vonnis van 31 oktober 2012 heeft de kantonrechter van de rechtbank Utrecht voor recht verklaard dat de in 2003 met [eiseres] gemaakte afspraak om niet in de weekenden te hoeven werken een tussen partijen overeengekomen arbeidsvoorwaarde is en dat de werkgever van [eiseres] deze arbeidsvoorwaarde dient te respecteren.

2.29.
Op 16 april 2013 heeft [eiseres] FNV verzocht om de kosten die zij in verband met de hiervoor onder rov. 2.25 vermelde procedures heeft gemaakt, aan haar te vergoeden. Bij schrijven van mr. Haring van 24 mei 2013 en 30 december 2013 is dat verzoek aan FNV herhaald. FNV is daarbij verzocht om een bedrag van in totaal EUR 28.541,38 aan advocaatkosten aan [eiseres] te vergoeden. FNV heeft op die verzoeken en sommaties afwijzend gereageerd.

Het geschil

3.1
[eiseres] vordert na wijziging eis ter comparitie - samengevat - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeling van FNV tot betaling van EUR 25.000,- vermeerderd met proceskosten, nakosten en de rente vanaf datum vonnis tot aan de dag van voldoening.

3.2.
FNV voert gemotiveerd verweer.

3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

De beoordeling

4.1.
Het door [eiseres] gevorderde bedrag betreft de advocaatkosten die zij heeft gemaakt in verband met de hiervoor onder rov. 2.25 vermelde procedures. [eiseres] stelt primair dat FNV is gehouden die kosten aan haar te vergoeden, omdat FNV tekort is geschoten in de aan [eiseres] verleende rechtsbijstand en zij vanwege dat tekortschieten een externe rechtshulpverlener heeft moeten inschakelen. De tekortkoming van FNV bestaat er in de eerste plaats uit dat FNV (in de persoon van [naam] ) [eiseres] ondeskundig heeft bijgestaan. [naam] heeft [eiseres] ten onrechte geadviseerd om water bij de wijn te doen ten aanzien van het werken in het weekend en heeft zonder instemming van [eiseres] haar overplaatsing naar speeltuin De Watertoren geaccepteerd. Doordat [naam] daarvoor geen tegenprestatie heeft verlangd (op het punt van het niet werken in het weekend) is de onderhandelingspositie van [eiseres] verzwakt, aldus [eiseres] .

4.2.
Deze stelling kan niet tot toewijzing van de vordering leiden. Ter toelichting daarvan geldt het volgende. Het advies van [naam] aan [eiseres] om in te stemmen met het werken in een beperkt aantal weekenden heeft [eiseres] niet opgevolgd. In zoverre valt niet in te zien hoe dit advies voor [eiseres] tot schade kan hebben geleid. [eiseres] heeft verder niet voldoende toegelicht of en in hoeverre haar onderhandelingspositie door het optreden van [naam] is verzwakt. Dat haar onderhandelingspositie zou zijn verzwakt, blijkt in ieder geval niet uit de e-mail van 1 april 2011 van [naam] aan de werkgever van [eiseres] (rov. 2.13). Uit de strekking van die e-mail blijkt dat [naam] het standpunt heeft ingenomen dat [eiseres] hangende de discussie tussen partijen bereid was werkzaamheden in speeltuin De Watertoren te verrichten, maar ook dat deze discussie nog niet was afgerond en dat nader overleg moest plaatsvinden. Daarbij komt dat niet is toegelicht en ook niet is gebleken dat causaal verband bestaat tussen de vermeende toezegging van [naam] terzake de overplaatsing van [eiseres] naar speeltuin De Watertoren en de door [eiseres] gevorderde schade. Integendeel: de gevoerde gerechtelijke procedures, en daarmee de schade, zijn het gevolg van de omstandigheid dat de werkgever van [eiseres] weigerde te accepteren dat met [eiseres] in het verleden een afspraak was gemaakt dat zij niet hoefde te werken in het weekend en niet bereid bleek te zijn op dat punt enige concessie te doen. Er is niet gesteld of gebleken dat de werkgever van [eiseres] een ander standpunt zou hebben ingenomen als [naam] anders zou hebben gehandeld.

4.3.
De tekortkoming van FNV bestaat er voorts uit dat [naam] de rechtsbijstandverlening heeft gestaakt zonder dit aan [eiseres] kenbaar te maken. Daarmee heeft FNV de opdracht onrechtmatig eenzijdig opgezegd, aldus [eiseres] .

4.4.
De kantonrechter overweegt dat uit de overgelegde stukken en het ter terechtzitting verhandelde niet blijkt dat FNV op enig moment aan [eiseres] heeft meegedeeld dat door FNV geen rechtsbijstand meer zou worden verleend. [naam] heeft op 12 april 2011 aan [eiseres] gevraagd of er nog ontwikkelingen te melden waren, waarop [eiseres] op 19 april 2011 heeft gereageerd. Uit die reactie blijkt dat [eiseres] inmiddels zelf, buiten [naam] om, een voorstel aan haar werkgever had gedaan. [naam] is nadien door [eiseres] niet geïnformeerd over een eventuele reactie van haar werkgever op dat voorstel. De verleende rechtsbijstand is dus na 19 april 2011 niet geëindigd omdat FNV daartoe heeft besloten. Dat FNV na 19 april 2011 niet meer bereid was om verdere rechtsbijstand aan [eiseres] te verlenen heeft FNV gemotiveerd betwist en blijkt ook niet uit het dossier. Aangezien uit het dossier verder niet blijkt dat [eiseres] in de periode voorafgaand aan het inschakelen van de advocaat die de onder rov. 2.25 genoemde procedures heeft gevoerd, aan FNV om verdere rechtshulpverlening heeft gevraagd, ziet de kantonrechter - zonder nadere toelichting (die ontbreekt) - evenmin grond voor het oordeel dat [eiseres] het uitblijven van contact tussen haar en [naam] na 19 april 2011 redelijkerwijs heeft mogen begrijpen als een weigering van FNV om nog verdere rechtsbijstand aan haar te verlenen. Gelet hierop wordt [eiseres] niet gevolgd in haar stelling dat FNV de belangenbehartiging had gestaakt op het moment dat zij een advocaat inschakelde.

4.5.
Evenmin kan worden geoordeeld, zoals [eiseres] verder heeft gesteld, dat FNV wanprestatie heeft gepleegd door binnen de overeenkomst geen alternatief te bieden om door FNV of buiten FNV te worden bijgestaan en door niet te wijzen op de klachtenregeling (rov. 2.5), terwijl zij wel had gemeld dat sprake was van een vertrouwensbreuk met [naam] . [eiseres] heeft in dit verband aangevoerd dat [naam] wist dat [eiseres] een second opinion had gevraagd en dat [eiseres] vond dat haar belangen door FNV niet goed werden behartigd. Deze procedure draait echter niet om de kosten van de second opinion. Het gaat om de kosten van de onder rov. 2.23 bedoelde advocaat. Uit de omstandigheid dat [eiseres] een second opinion had gevraagd, blijkt niet dat [eiseres] aan [naam] heeft gemeld, of dat [naam] heeft moeten begrijpen, dat [eiseres] deze advocaat voor de behandeling van het geschil met haar werkgever wilde inschakelen. Integendeel, in de e-mail van 5 april 2011 heeft [eiseres] op de vraag van [naam] of door haar een andere behandelaar werd ingeschakeld, expliciet geantwoord dat [naam] de behandelaar bleef ondanks de door haar gevraagde second opinion. Het staat vast dat [eiseres] toen niet, en later ook niet, tegen [naam] heeft gezegd dat zij van zijn diensten geen gebruik meer wilde maken en dat zij niet om een andere behandelaar heeft verzocht. In dat licht valt, zonder nadere onderbouwing die niet is gegeven, niet in te zien dat [naam] had moeten begrijpen dat [eiseres] van mening was dat sprake was van een vertrouwensbreuk met [naam] . Bij die stand van zaken bestond er ook geen aanleiding (of een mogelijkheid) voor [naam] om [eiseres] een alternatief te bieden, toen zij een behoorlijke tijd later, zonder [naam] of FNV daarin te kennen, aan de onder rov. 2.23 bedoelde advocaat de opdracht gaf om de behandeling voort te (doen) zetten. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat [naam] zou hebben gezegd dat FNV zou weigeren om kosten van derden te vergoeden.

4.6.
De conclusie van het voorgaande is dat de door [eiseres] primair gestelde wanprestatie van FNV niet tot toewijzing van de vordering kan leiden.

4.7.
Subsidiair heeft [eiseres] gesteld dat zij aan het bepaalde in artikel 10 sub a van de algemene voorwaarden heeft voldaan. De kantonrechter volgt haar daarin niet. Op grond van de door [eiseres] gestelde omstandigheden - te weten dat [naam] ervan op de hoogte was dat zij een second opinion had aangevraagd en dus ook van het feit dat [eiseres] vond dat haar belangen niet goed door FNV werden behartigd - kan dat niet worden vastgesteld. Dit kan immers niet gelijk worden gesteld met een verzoek als bedoel in artikel 10 sub a van de algemene voorwaarden.

4.8.
Evenmin kan worden geoordeeld dat - zoals [eiseres] ook heeft gesteld - FNV zich er naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet op kan beroepen dat [eiseres] niet aan de voorwaarden van artikel 10 sub a van de algemene voorwaarden heeft voldaan. [eiseres] heeft in dit verband aangevoerd dat haar op grond van Europese richtlijnen, jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en het bepaalde in artikel 4:67 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) het recht toekomt op een vrije advocaat keuze en - zo begrijpt de kantonrechter - dat zij daarom niet gehouden is de weg van artikel 10 sub a van de algemene voorwaarden te volgen. Maar zelfs als er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat [eiseres] bij het voeren van een gerechtelijke procedure het recht op vrije advocaatkeuze toekomt, hetgeen FNV gemotiveerd heeft betwist, dan geldt dat [eiseres] - zoals hiervoor in rov. 4.5 reeds is overwogen - FNV er nooit van op de hoogte heeft gesteld dat zij voornemens was tot het voeren van een dergelijke procedure, laat staan van het feit dat zij voor de behartiging van haar belangen daarin een advocaat wilde inschakelen. Een mogelijk recht op vrije advocaatkeuze bij het voeren van een gerechtelijke procedure, noch enige andere rechtsgrond, verplicht FNV bovendien in algemene zin tot het zonder meer vergoeden van kosten die een lid naderhand bij FNV in rekening brengt. De geschillenregeling van artikel 10 sub a van de algemene voorwaarden is daarmee dan ook niet in strijd, zodat niet valt in te zien dat FNV zich daarop niet zou kunnen beroepen.

4.9.
Voor zover [eiseres] ter onderbouwing van haar stelling dat FNV zich naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet op artikel 10 sub a van de algemene voorwaarden kan beroepen, heeft aangevoerd dat [naam] haar ten onrechte niet heeft doorverwezen naar het bestuur, dat sprake was van een vertrouwensbreuk met [naam] , dat [naam] heeft geweigerd de kosten van derden te vergoeden, en dat [naam] in strijd met artikel 4:68 Wft heeft nagelaten te wijzen op de geschillenregeling, stranden deze stellingen op hetgeen hiervoor bij rov. 4.1 tot en met 4.6 is overwogen. De omstandigheid dat [eiseres] overspannen was, is - afgezet tegen het financiële belang van FNV bij het hanteren van procedureregels voor het vergoeden van kosten achteraf - evenmin van voldoende gewicht om haar ontslagen te achten van de verplichting om de weg van artikel 10 sub a van de algemene voorwaarden te volgen. Dat geldt temeer gelet op het feit dat [eiseres] toentertijd al door een advocaat werd bijgestaan die haar op de klachtenregeling van artikel 10 sub a van de algemene voorwaarden had kunnen wijzen.

4.10.
Ook de stelling van [eiseres] dat artikel 10 sub a van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is faalt. Een klachtenregeling als opgenomen in dat artikel komt niet voor op de zogenaamde zwarte of grijze lijst van artikel 6:236, respectievelijk 6:237 van het Burgerlijk Wetboek. Dat het beding onredelijk bezwarend is, heeft [eiseres] - op wie de stelplicht en de bewijslast rust van feiten en omstandigheden waaruit dat kan volgen - verder ook niet onderbouwd. De kantonrechter ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, evenmin aanleiding om de - klachtenregeling uit artikel 10 sub a van de algemene voorwaarden in de gegeven omstandigheden als onredelijk bezwarend aan te merken. Ook deze stelling van [eiseres] wordt derhalve gepasseerd.

4.11.
Uit het voorgaande volgt dat ook de door [eiseres] gestelde subsidiaire grondslag niet kan leiden tot toewijzing van de door haar gevorderde schadevergoeding.

4.12.
Het meer subsidiaire beroep van [eiseres] op onrechtmatige daad tot slot, berust op hetzelfde feitencomplex als hiervoor behandeld in het kader van haar beroep op wanprestatie. Hetgeen daarover is overwogen, betekent dat het beroep van [eiseres] op onrechtmatige daad evenmin succesvol is.

4.13.
De slotsom is dat de vordering van [eiseres] zal worden afgewezen. ECLI:NL:RBAMS:2016:2