Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb ´s-Gravenhage 250412 recht vrije keuze rechtshulpverlener; inhoud en reikwijdte; door ass. moet besloten zijn tot inzet extern rechtshulpverlener

Rb ´s-Gravenhage 250412 inhoud en reikwijdte van recht om vrij een rechtshulpverlener te kiezen; door ass. moet reeds besloten zijn tot inzet extern rechtshulpverlener

4.De beoordeling 
ten aanzien van Woongarant 
4.1Vooropgesteld wordt dat een assurantietussenpersoon bij de uitoefening van zijn beroep tegenover zijn opdrachtgever de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon mag worden verwacht. De reikwijdte van deze zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, in het bijzonder de aard en inhoud van de opdracht en de belangen van de cliënt, voor zover kenbaar voor de tussenpersoon. De assurantietussenpersoon dient te waken voor de belangen van de verzekeringnemer bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Tot deze taak behoort in beginsel ook dat de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer tijdig opmerkzaam maakt op de gevolgen die hem bekend geworden feiten voor de dekking van de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen kunnen hebben. 

4.2Zoals van haar als assurantietussenpersoon kan worden verwacht, heeft Woongarant [eiseres sub 2] ingelicht over de gevolgen van de fusie van DBV met Reaal. 
[eiseres sub 2] heeft nimmer met zoveel woorden, maar wel feitelijk - door premiebetaling en aanmelding van geschillen - ingestemd met het nieuwe pakket. Reeds hierom is geen sprake van het door [eiseres sub 2] gestelde wanprestatie ter zake van het sluiten van de rechtsbijstandverzekering bij DAS. 

4.3 Niet in geschil is dat Woongarant [eiseres sub 2] had moeten wijzen op het dekkingsverschil van de DAS rechtsbijstandverzekering ten opzichte van de door Reaal opgezegde verzekering toen zij [eiseres sub 2] informeerde over de gevolgen van de fusie en dat zij toen in zoverre niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. Zij heeft deze omissie in september 2010 hersteld. 

4.4Er is geen causaal verband tussen het te laat melden van het dekkingsverschil door Woongarant en de door [eiseres cs] gestelde schade (de kosten van de advocaat die [eiser sub 1] heeft ingeschakeld toen hij niet tevreden was over de behandeling van het arbeidsgeschil door de jurist van DAS). 

4.5Het vooroverwogene leidt tot afwijzing van het onder I en II gevorderde. 

4.6De door [eiseres cs] kennelijk veronderstelde gehoudenheid van Woongarant om na opzegging van de rechtsbijstandsverzekering door Reaal zorg te dragen voor een andere rechtsbijstandsverzekering onder gelijke condities voor [eiseres sub 2] valt buiten de reikwijdte van de op Woongarant rustende zorgplicht en kan ook anderszins niet worden gegrond op enige regel van geschreven of ongeschreven recht. Het onder III gevorderde ligt derhalve eveneens voor afwijzing gereed. 
ten aanzien van DAS 
4.7Het geschil over de gehoudenheid van DAS om de kosten van de door in het arbeidsgeschil van [eiser sub 1] ingeschakelde advocaat te voldoen, komt neer op een geschil over de inhoud en reikwijdte van de het recht van de verzekerde om vrij een rechtshulpverlener te kiezen als bedoeld in artikel 4:67 lid 1 Wft. 

4.8Daar de verzekeringsovereenkomst tussen [eiseres sub 2] en DAS als uitgangspunt hanteert dat de rechtsbijstand wordt verleend door juristen van DAS - en dus geen zogenaamde kostenverzekering als bedoeld in artikel 4:67 lid 2 Wft - valt deze binnen de reikwijdte van artikel 4:67 lid 1 Wft. 

4.9Gesteld noch gebleken is dat sprake is van een belangenconflict als bedoeld in artikel 4:67 lid 1 sub b Wft. Aan de orde is dus het recht van de verzekerde om vrij een rechtshulpverlener te kiezen als bedoeld in artikel 4:67 lid 1 sub a Wft. 
4.9.1[eiseres cs] hebben gesteld dat dit recht bestaat indien sprake is van een gerechtelijke of administratieve procedure, ook één zonder verplichte bijstand door een advocaat, zoals de ontbindingsprocedure in het arbeidsgeschil van [eiser sub 1]. 
4.9.2DAS heeft aangevoerd dat daarenboven een tweede, cumulatief, vereiste geldt, te weten dat de rechtsbijstandverzekeraar een extern rechtshulpverlener heeft verzocht om de belangen van de verzekerde te behartigen. Dit vereiste is neergelegd in artikel 5 van de toepasselijke algemene polisvoorwaarden van DAS. Daarin staat - voor zover hier van belang - dat als het naar het oordeel van DAS noodzakelijk is de behandeling of een deel daarvan over te dragen aan een externe deskundige, uitsluitend DAS bevoegd is om, na overleg met de verzekerde, opdrachten daartoe te verstrekken (lid 5) en dat als DAS beslist een opdracht te geven aan een advocaat om de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te behartigen, DAS de keuze van de verzekerde volgt (lid 6). 

4.10 Artikel 4:67 lid 1 sub a Wft, waarmee artikel 4 lid 1 sub a Richtlijn is geïmplementeerd, dient te worden uitgelegd in het licht van de bewoordingen en het doel van de Richtlijn. 
De Richtlijn beoogt de vrije vestiging van verzekeringsmaatschappijen te vergemakkelijken door belemmeringen die voortvloeien uit nationale regelingen die verbieden om een rechtsbijstandverzekering met andere verzekeringsbranches te culmineren, op te heffen en anderzijds de belangen van de verzekeringnemers te beschermen, in het bijzonder door eventuele belangenconflicten zoveel mogelijk te voorkomen en oplossing van geschillen tussen verzekeraars en verzekerden mogelijk te maken. Met het oog daarop voorziet de Richtlijn in een aantal organisatorische en contractuele maatregelen en in een aantal garanties voor verzekerden. Het in artikel 4 lid 1 sub a Richtlijn neergelegde recht van de verzekerde om vrij een rechtshulpverlener te kiezen, is een van die garanties. De aan de verzekerden verleende rechten strekken ertoe de belangen van de verzekerde ruim te beschermen, zonder dat zij zich beperken tot situaties waarin zich een belangenconflict voordoet (verg. ro 45 Eschig). Dit blijkt uit de onstaansgeschiedenis van de Richtlijn en wordt bevestigd door de elfde overweging uit de considerans - "overwegende dat het belang van de voor rechtsbijstand verzekerde inhoudt dat deze zelf zijn advocaat moet kunnen kiezen of elke andere persoon met de kwalificaties die door het nationale recht worden toegestaan in het kader van gerechtelijke of administratieve procedures en telkens wanneer zich een belangenconflict voordoet". 
Het in artikel 4 lid 1 sub a Richtlijn neergelegde recht van de verzekerde op vrije keuze van een rechtshulpverlener is beperkt tot gevallen waarin sprake is van een gerechtelijke of administratieve procedure. 
In het Eschig arrest stond vast dat de procedure door een extern advocaat moest worden gevoerd en was de vraag of het voeren van de procedure de enige voorwaarde was voor het bestaan van het recht van de verzekerde om vrij een rechtshulpverlener te kiezen niet aan de orde. Anders dan [eiseres cs] hebben betoogd, kan uit dit arrest dus niet worden afgeleid dat dit recht reeds bestaat indien sprake is van een gerechtelijke of administratieve procedure. 
Uit de tekst van artikel 4 lid 1 sub a Richtlijn en artikel 4 lid 1 sub a Wft, - waarin staat dat dit recht aan de orde is indien een extern rechtshulpverlener wordt verzocht (cursivering rechtbank) de belangen van de verzekerde in de procedure te verdedigen, vertegenwoordigen of te behartigen - blijkt integendeel dat reeds besloten moet zijn om een extern rechtshulpverlener in te schakelen. Dit strookt met de hiervoor geciteerde tekst van de preambule van de Richtlijn; de zinsnede zijn advocaat etc duidt erop dat tot inschakeling van een rechtshulpverlener wordt overgegaan. 
In de parlementaire stukken met betrekking tot artikel 4:67 Wft staat dat het moment van inschakelen van een advocaat of rechtshulpverlener ter beoordeling staat van de rechtsbijstandverzekeraar (Kamerstukken II 2005-2006, 29 708, nr. 19). 

4.11Het standpunt van [eiseres cs] dat de verzekerde het recht heeft om vrij een advocaat te kiezen indien sprake is van een gerechtelijke of administratieve procedure, komt erop neer dat dit recht mede de beslissing zou omvatten om een rechtshulpverlener in te schakelen, indien sprake is van een procedure. Uit het voorgaande blijkt dat dit niet strookt met artikel 4:67 lid 1 sub a Wft, bezien in het licht van de bewoordingen en het doel van de Richtlijn en dat dit evenmin kan worden afgeleid uit het Eschig arrest. De polisbepaling die inhoudt dat de beslissing om een rechtshulpverlener in te schakelen is voorbehouden aan DAS is niet in strijd met artikel 4:67 lid 1 sub a Wft, noch met de bewoordingen en het doel van de Richtlijn. 

4.12 Het vooroverwogene leidt tot afwijzing van het onder I en II gevorderde. Aan bespreking van de overige geschilpunten wordt niet toegekomen. LJN BX2028