Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOBR 140319 bgk afgewezen; onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat de kosten geen betrekking hebben op binnengerechtelijke werkzaamheden

RBOBR 140319 wg-er en uitzendbureau aansprakelijk voor ongeval met jacobsladder in slachterij
- bgk afgewezen; onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat de kosten geen betrekking hebben op binnengerechtelijke werkzaamheden

in vervolg op rb-oost-brabant-121217-afwijzing-voorlopig-getuigenverhoor-wn-er-heeft-geen-belang-bij-het-verzoek-wg-er-dient-invulling-zorgplicht-te-bewijzen

7.16.

De conclusie is dat Vitelco op grond van artikel 7:658 lid 4 BW jo artikel 6: 102 BW hoofdelijk aansprakelijk is voor de door [ eiser ] als gevolg van het ongeval op 9 maart 2016 geleden schade. 
Reyhan is. als formeel werkgever. eveneens (hoofdelijk) aansprakelijk op grond van artikel 7:658 lid 2 BW jo artikel 6: 102 BW. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting blijkt immers dat zij al jaren werknemers uitleent aan Vitelco, deze vooraf instrueert (in het geval van [ eiser ] in de Turkse taal) en bekend is met de te verrichten werkzaamheden en de werkplek. 
De verzochte verklaringen voor recht zullen dan ook worden afgegeven. 

7.17. 
Hierna zal de kantonrechter in de vrijwaringsprocedure beoordelen in hoeverre Vitelco en Reyhan in hun onderlinge verhouding (al dan niet deels) draagplichtig zijn. 

Buitengerechtelijke kosten 

7.18.
[ eiser ] vordert vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 19.223,64 en heeft ter specificatie daarvan productie 10 overgelegd. 
Vitelco en Reyhan hebben - kort weergegeven - aangevoerd dat deze kosten de dubbele redelijkheidstoers van artikel 6:96 lid 2 sub b BW niet kunnen doorstaan. 
De kantonrechter oordeelt als volgt. 

7.19. 
Buitengerechtelijke kosten als bedoeld in art. 6:96 lid 2 BW komen voor vergoeding in aanmerking indien deze de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan en het liquidatietarief daarop geen betrekking heeft. 
[ eiser ] dient te stellen en te specificeren dat deze kosten zijn gemaakt ter zake van andere verrichtingen dan die waarvoor de in de art. 237 tot en met 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. Het zal moeten gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) sommatie of het enkel doen van een - niet aanvaard- schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Uit de overgelegde urenspecificatie (productie 10) kan de kantonrechter niet opmaken dat daarvan sprake is geweest. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt niet te beoordelen in hoeverre de opgevoerde posten zien op voorbereiding van gedingstukken en instructie van de zaak, en in zoverre reeds niet vergoedbaar zijn ex artikel 241 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De in de urenspecificatie opgenomen posten voor het entameren van de door [ eiser ] gestarte verzoekschriftprocedures (tot het houden van een descente en een voorlopig getuigenverhoor) hebben bijvoorbeeld plaatsgevonden ter voorbereiding van onderhavige procedure. Hierbij tekent de kantonrechter aan dat onder kosten ter instructie van de zaak al die kosten vallen die zijn gemoeid met de inspanningen die een advocaat zal moeten verrichten om zich een beeld te vormen van de zaak, de daarop eventueel te baseren rechtsvordering en de proceskansen (vgl. HR 14 januari 2005; ECLI :NL:HR:2005:AR2760). Onder die inspanningen valten onder meer activiteiten als feitengaring, bewijsgaring, bezichtiging en juridische analyse van de feiten. 
Daarnaast had, gelet op het gevoerde verweer van Vitelco en Reyhan, van [ eiser ] verlangd mogen worden dat er een nadere toelichting was gegeven op de gestelde redelijkheid van de opgevoerde werkzaamheden, te meer nu [ eiser ] tot op heden geen enkele indicatie van zijn letselschade heeft gegeven terwijl deze (qua omvang) inzichtelijk is of zou moeten zijn. 
[ eiser ] is inmiddels, zoals in rechte vastgesteld, uitbehandeld aan zijn pink/linkerhand. Het [ eiser ] overkomen tweede ongeval - een aanrijding op 31 rnaart 2016 met geheel ander letsel - hoeft dan ook niet aan schadebegroting in de weg te staan. Nu [ eiser ] tot op heden geen enkel concreet inzicht in de omvang van zijn schade heeft gegeven, heeft hij in belangrijke mate bijgedragen aan ernstige vertraging in de schadeafwikkeling. 
De stelling van [ eiser ] tot slot, dat de omstandigheid dat Vitelco tot op heden haar aansprakelijkheid niet heeft erkend, getuigt van slecht werkgeverschap in de zin van artikel 7:611 BW, wordt door de kantonrechter - in het licht van het vorenstaande - dan ook gepasseerd. 

7.20. 
Gelet op het hierboven overwegene heeft [ eiser ] onvoldoende gesteld en onderbouwd om te oordelen dat het redelijk was om kosten te maken voor buitengerechtelijke handelingen en welke van die handelingen voor vergoeding in aanmerking komen. 
Aan de tweede toets, of de omvang van de gemaakte kosten redelijk is (waarbij het rapport BGK-Integraal en de tarieven volgens de staffel van het Besluit BIK als uitgangspunt dient te gelden) komt de kantonrechter niet meer toe. 
Het voorgaande leidt ertoe dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen. 

7.21. 
Vitelco en Reyhan zullen als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde paltijen hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. 

7.22. 
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf veertien dagen nadat Vitelco en Reyhan schriftelijk tot betaling van deze kosten zijn aangemaand. 

7.23. 
De nakosten worden toegewezen op de wijze als hierna onder de beslissing bepaald. 

Met dank aan mr. R. Schoemaker, Reinboud Schoemaker Advocaat voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2019/RBOBR-140319