Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof 's-Hertogenbosch 120814 rechterlijk oordeel na zeven arbeidsdeskundige rapporten; volledig arbeidsongeschikt voor eigen werk

Hof 's-Hertogenbosch 120814 whiplash onderneemster; mede gelet op omvang schade recht op inzage in patiëntenkaart vanaf 2 jaar voor ongeval;
- hof volgt oordeel arbeidsdeskundige dat beperkingenprofiel door verzekeringsarts in dit geval niet nodig is; 
- dat slachtoffer met haar beperkingen toch 40 uur kan werken is onvoldoende gemotiveerd door arbeidsdeskundige; volledig arbeidsongeschikt voor eigen werk; 
- vanwege gemeenschap van goederen abstrahering van feitelijke eigendomsverhoudingen, winstverdeling en toegekend salaris; kosten interim management vergoed;
- hypothetisch inkomen zonder ongeval niet obv kosten vervanger, maar op netto bedrag dat echtgenoot als directeur heeft ontvangen;
- gevolgen fiscale verwerking voorschotten tzv kosten interim management komen voor rekening slachtoffer;

- smartengeld 31-jarige vrouw ogv rapport neuroloog € 18.000

vervolg op: rb-breda-040412-vanwege-gemeenschap-van-goederen-abstrahering-van-feitelijke-eigendomsverhoudingen-feitelijke-winstverdeling-en-feitelijk-toegekend-salaris

[arbeidsdeskundige 1] of [arbeidsdeskundige 3]?

4.5.6.
[geïntimeerde] onderschrijft de bevindingen van [arbeidsdeskundige 1], Amlin bestrijdt deze.
Later hebben partijen gezamenlijk opdracht gegeven aan de arbeidsdeskundige mevrouw [arbeidsdeskundige 3], die in overleg met partijen [verzekeringsdeskundige] als verzekeringsarts heeft ingeschakeld om een belastbaarheidspatroon te maken op basis van de rapporten van [neuroloog 1]. Het rapport van [arbeidsdeskundige 3] dateert van 3 maart 2004. [geïntimeerde] is het met de rapporten van [verzekeringsdeskundige] (van 18 november 2003) en [arbeidsdeskundige 3] niet eens, Amlin wil deze rapporten juist volgen.
Wat verzekeringsgeneeskundig – en arbeidskundig advies betreft heeft [geïntimeerde] ook overgelegd een rapport van de verzekeringsgeneeskundige [verzekeringsdeskundige UWV] van het UWV d.d. 4 oktober 2002, die – in het kader van een keuring voor de WAZ - vaststelt dat [geïntimeerde] voorlopig maximaal 4 uur per dag, 20 uur per week kan werken, en het daarop volgende rapport van de arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige 2] van het UWV van 13 februari 2003, die concludeert dat [geïntimeerde] waarschijnlijk wel enkele deeltaken in haar bedrijf zou kunnen verrichten, maar zodanig beperkt in tijd en tempo dat daarop een zeer geringe loonwaarde van toepassing is. Omdat het verlies aan verdiencapaciteit hoger was dan 80% achtte hij [geïntimeerde] 80-100% arbeidsongeschikt.

- [arbeidsdeskundige 1] (rapport 3 mei 2002) schrijft: “Volgens ons strookt de belasting in het werk van de betrokkene niet met de voor haar geldende fysieke en mentale belastbaarheid. Werken in een handelsonderneming in het algemeen en in die van betrokkene in het bijzonder verhoudt zich niet met de eis van een stabiele werkomgeving zonder veel afleiding of lawaai. Ook zal zij vaak kantoorwerk moeten verrichten wat vergt dat toch tenminste 2 uren aaneengesloten gezeten moet kunnen worden, vaak in eenzelfde houding. Het is dus niet zozeer een specifieke taak die betrokkene niet of slechts gedeeltelijk kan doen, maar de samenhang tussen de taken. Om een dergelijke handelsonderneming te leiden en tot een succes te maken is naast goede vakkennis een goed geheugen en concentratievermogen nodig. Betrokkenen heeft dat niet meer. “ Volgens [arbeidsdeskundige 1] zou [geïntimeerde] nog wel licht administratief werk kunnen doen, maar is zij niet meer in staat werk op haar eigen beroepsniveau of maximaal één niveau lager te doen. Er zijn daarom voor haar geen passende functies te duiden.

- [arbeidsdeskundige 3] (rapport 3 maart 2004) schetst het volgende beeld van de taken en werkzaamheden die [geïntimeerde] vóór het ongeval in haar bedrijf uitvoerde: [geïntimeerde] was de “locomotief” die zorgde dat alles bleef lopen. De taken omvatten het opstellen van beleid en uitdenken en uitwerken van nieuwe projecten, bijhouden van vakliteratuur, bezoeken van beurzen, bezoeken aan leveranciers en producenten, financieel beleid en controleren van de boekhoudster, dagelijkse coördinatie en oplossen van problemen. [arbeidsdeskundige 3] berekent het aantal arbeidsuren per jaar op ongeveer 3050 (60 uur per week). Zij beschrijft dat in de functie van [geïntimeerde] de mentale/cognitieve en psychische belasting overheerst. Die belasting uit zich in het dragen van eindverantwoordelijkheid, moeten verdelen van de aandacht tussen verschillende zaken en problemen, alert moeten reageren, en het maken van lange dagen; in een dergelijke functie lopen soms meerdere taken door elkaar heen.
[arbeidsdeskundige 3] geeft weer dat [verzekeringsdeskundige] (verzekeringsgeneeskundige, rapport 18 november 2003) als beperkingen voor [geïntimeerde] aangeeft: geen frequente belastingpieken, geen extreem dwingend werktempo, een goede structuur in het werk, een eenduidige taakstelling, geen lawaaiige omgeving. Deze beperkingen geven volgens [arbeidsdeskundige 3] geen aanleiding om [geïntimeerde] volledig ongeschikt voor haar eigen functie te achten; met haar beperkingen is [geïntimeerde] volgens [arbeidsdeskundige 3] in staat om 40 uur per week in haar eigen bedrijf te werken, waarbij zij de meest belastende taken (dagelijkse coördinatie, oplossen problemen, aansturen personeel) niet of slechts gedeeltelijk doet en ongeveer 20 uur per week delegeert, en voor zichzelf houdt: het ondernemen, nieuwe projecten opzetten, beleid uitdenken, de organisatie en het bedrijf aansturen.

4.5.7.
Het hof acht, met de rechtbank, de benadering van [arbeidsdeskundige 3] niet reëel. Dat [geïntimeerde], met de door [arbeidsdeskundige 3] in aanmerking genomen beperkingen, toch een “normale” werkweek van 40 uur zou kunnen werken is een onvoldoende gemotiveerde conclusie in het rapport van [arbeidsdeskundige 3] en volgt niet logisch en consistent uit het voorafgaande. Bovendien is [arbeidsdeskundige 3] bij die visie uitgegaan van de mogelijkheid dat de taken van [geïntimeerde] in het bedrijf sterk worden opgesplitst, terwijl zij in de beschrijving van de functie van [geïntimeerde] zelf aangeeft dat die taken regelmatig door elkaar heen lopen, hetgeen het hof een realistische benadering acht. Het hof acht ook onvoldoende concreet aangegeven wat [arbeidsdeskundige 3] verstaat onder “het ondernemen” en “de organisatie en het bedrijf aansturen” als taken die [geïntimeerde] nog wel op zich zou kunnen nemen.
De rechtbank heeft mitsdien terecht geoordeeld dat [geïntimeerde] volledig arbeidsongeschikt is te achten voor haar eigen werk. Al hetgeen Amlin daartegen, met verwijzing naar de mening van andere arbeidskundigen ([arbeidsdeskundige 4], [arbeidsdeskundige 5]) heeft ingebracht, doet daaraan niet af.
De vijfde grief van Amlin wordt verworpen.

ECLI:NL:GHSHE:2014:2782