Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Utrecht 111109 vraagstelling voor Arbeidsdeskundige

Rb Utrecht 111109 vraagstelling voor Arbeidsdeskundige
Benoeming deskundige
2.23.   Voordat tot het inwinnen van een deskundigenbericht wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de aan de deskundige voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige, dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. Ook kunnen partijen reageren op de hieronder door de rechtbank voorgestelde vragen. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen. Gelet op het verzoek van Bovemij tot het houden van een nadere comparitie van partijen, zal de rechtbank partijen tevens in de gelegenheid stellen zich hieromtrent uit te laten. Indien beide hieraan de voorkeur geven, zal de rechtbank een comparitie gelasten, welke mogelijk meervoudig zal plaatsvinden. Indien geen comparitie plaatsvindt, dan wel indien tijdens de comparitie geen schikking tot stand komt, zal het deskundigenbericht worden ingewonnen.

2.24.  De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één arbeidsdeskundige. De arbeidsdeskundige zal worden verzocht voor zover nodig een belastbaarheids- en beperkingenprofiel op te stellen, dan wel te doen opstellen. De rechtbank is vooralsnog van oordeel dat aan de arbeidsdeskundige de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
1.  Gegeven de werkervaring, het arbeidsverloop, het opleidingsniveau en de leeftijd van [eiser], alsmede de conclusie van de psychiater dat de geconstateerde functionele beperkingen voor 15% het gevolg zijn van het ongeval, kunt u een indicatie geven van de te verwachten loopbaan van [eiser] in het geval geen ongeval zou hebben plaatsgevonden? Wat is het hiermee samenhangende te verwachten bruto-inkomen?
2.  Betekenen de functiebeperkingen, zoals deze zijn beschreven in het rapport van de psychiater, dat [eiser] arbeidskundig gezien beperkingen ondervindt bij het verrichten van loonvormende arbeid, huishoudelijk werk en/of andere werkzaamheden?
3.  Gelet op de (eventuele) beperkingen, de opleiding en de werkervaring van [eiser], welke werkzaamheden zijn voor hem als passend te duiden? Kan een praktische bij- en/of omscholing in dit opzicht een positieve bijdrage leveren?
4.  Indien sprake is van passende werkzaamheden, al dan niet na bij- of omscholing:
•  hoeveel uur per week zou [eiser] met deze arbeid belast kunnen worden?
•  welk bruto-inkomen kan [eiser] met deze arbeid verdienen?
•  welke opleidingen zou [eiser] eventueel moeten volgen, hoe lang duren deze opleidingen en welke kosten zijn daaraan verbonden?
•  hoe groot zijn de kansen van [eiser] op de arbeidsmarkt voor dit soort werk bij bedrijven/instellingen in de omgeving van [eiser]?
5.  Kunt u, uitgaande van de veronderstelling dat passende arbeid beschikbaar is, aangeven wat, in vergelijking met hetgeen u in antwoord op vraag 1 heeft bepaald, het (netto) op geld waardeerbare verlies aan arbeidsvermogen is?
6.  Hoe groot is de behoefte aan hulp per week als gevolg van de eventuele beperkingen bij het verrichten van huishoudelijk werk? Welk soort hulp betreft dit? Welke kosten zijn hiermee gemoeid? In hoeverre is het door de psychiater vastgestelde 15% functieverlies bepalend voor deze behoefte?
7.  Hoe groot is de behoefte aan hulp bij andere werkzaamheden (in het kader van zelfredzaamheid) als gevolg van de beperkingen? Om welke hulp gaat het? In welke mate is het door de psychiater vastgestelde 15% functieverlies hiervoor bepalend?
8.  Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?

2.25.  De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geding aanleiding om te bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige door Bovemij moet worden gedeponeerd.
LJN BK4883