Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zeeland-West-Brabant 260613 niet met eigen onderzoek bewezen dat conclusies AD onjuist zijn; geen klemmende en steekhoudende bezwaren

Rb Zeeland-West-Brabant 260613 staking restaurant met en zonder ongeval; bij benutting restcapaciteit arbeid is 33% van minimumloon schade;
- niet met eigen onderzoek bewezen dat conclusies AD onjuist zijn; geen klemmende en steekhoudende bezwaren;
- niet aanbieden arbeidsdeskundige begeleiding door ass. niet onrechtmatig, niet werken in passende arbeid schending schadebeperkingsplicht;
- huishoudelijke hulp cf. opgave AD en tot 70 jaar, ondanks andere gezondheidsklachten;
- inschakeling professionele tuinman niet aangetoond; vergoeding voor 27 uur per jaar x € 15,00 tot 70 jaar;
- mild whiplashsyndroom; in beweging en in huishouden beperkt, 25% arbeidsongeschikt en hobby’s deels opgegeven; € 7.500,-

2 De verdere beoordeling
2.1.
Bij voormeld tussenvonnis heeft de rechtbank arbeidsdeskundige mevrouw S.A. Groenestein en bedrijfseconoom de heer drs. M.J. van der Eijk als deskundigen benoemd om onderzoek te doen naar – kortweg – (a) de vraag welke mogelijkheden [eiseres] (arbeidskundig gezien) tengevolge van het ongeval niet meer heeft en (b) de vraag of bij de vergelijking van de huidige situatie met ongeval met die zonder ongeval voor de laatste als uitgangspunt zou moeten worden genomen de situatie waarin [eiseres] een bloeiende horecaonderneming dreef. De rechtbank heeft de deskundigen, in overleg met partijen, gedetailleerde vragen voorgelegd en in hun deskundigenberichten van resp. 24 en 25 oktober 2011 hebben zij op die vragen antwoorden geformuleerd.

bruikbaarheid deskundigenbericht Groenestein
2.2.
[eiseres] heeft in de conclusie na deskundigenbericht tevens houdende aanvulling grondslag van eis gesteld dat het onderzoek van arbeidsdeskundige Groenestein niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. De bezwaren die [eiseres] aanvoert zijn de navolgende:
(1) een aantal vragen zijn niet beantwoord met inachtneming van de daarbij, gelet op hetgeen in de vraagstelling van de rechtbank is opgenomen, in acht te nemen medische informatie; met name heeft Groenestein geen acht geslagen op de in het rapport van neuroloog Van Lieshout d.d. 28 oktober 2004 vermelde ongevalsgerelateerde beperkingen en heeft zij haar bevindingen uitsluitend gebaseerd op het beperkingenprofiel d.d. 15 augustus 2008, opgesteld door medisch adviseur De Wilde;
(2) voorts is Groenestein buiten haar vakgebied getreden door een oordeel te geven over de onderbouwing van een door [eiseres] gestelde schadepost;
(3) zij heeft enkele van de door de rechtbank aan haar voorgelegde vragen niet, althans gebrekkig gemotiveerd beantwoord.
[eiseres] stelt dat de rechtbank het deskundigenbericht terzijde dient te stellen en een nieuw onderzoek door een andere arbeidsdeskundige dient te gelasten. ZLM heeft zich daartegen verweert, stellende dat het rapport van Groenestein wel aan de daaraan te stellen eisen voldoet en dat [eiseres] geen zwaarwegende en steekhoudende bezwaren heeft aangevoerd die terzijdestelling van het rapport rechtvaardigen.

2.3.
Bij de beoordeling van de bezwaren van [eiseres] staat voorop dat Groenestein door de rechtbank als deskundige is benoemd. Bij de beoordeling van haar rapport geldt de volgende maatstaf. De rapportage van een deskundige dient zodanig begrijpelijk te zijn, dat de rechtbank aan de hand daarvan een juridisch oordeel kan vellen. De deskundige is vrij in de wijze waarop hij zijn onderzoek inricht. Zijn rapport dient deugdelijk gemotiveerd te zijn, hetgeen onder meer inhoudt dat de hij inzichtelijk maakt hoe hij tot zijn oordeel is gekomen en hoe zijn oordeel zich verhoudt tot de gebruikelijke zienswijzen en richtlijnen binnen zijn beroepsgroep, alsmede dat hij een eventuele afwijking daarvan deugdelijk motiveert. Indien het deskundigenbericht op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de conclusies van de deskundige deugdelijk zijn onderbouwd en voortvloeien uit de door de deskundige in het rapport vermelde gegevens, zal de rechtbank het oordeel van de deskundige, die juist vanwege zijn specifieke deskundigheid op het terrein van het onderzoek is benoemd, niet snel naast zich neerleggen. Van de partij die een dergelijk deskundigenbericht bekritiseert, mag verlangd worden dat hij zijn stellingen deugdelijk onderbouwt, bijvoorbeeld door een rapport van een andere deskundige in het geding te brengen, waarin de conclusies van de door de rechtbank benoemde deskundige op overtuigende wijze worden weersproken. In dat geval zullen er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren aangaande de wijze van totstandkoming of de inhoud van het deskundigenbericht moeten zijn, wil de rechtbank besluiten dat zij een dergelijk bericht naast zich neerlegt.

2.4.1.
In haar onder (1) weergegeven bezwaar stelt [eiseres] eisen aan de wijze waarop Groenestein als arbeidsdeskundige gebruik maakt van de haar aangeleverde medische informatie. De taak van een arbeidsdeskundige is in beginsel om aan de hand van – door medici – vastgestelde belastbaarheid van een onderzochte te “vertalen” in mogelijkheden en onmogelijkheden in arbeid (en overige activiteiten). De belastbaarheid zelf stelt een arbeidsdeskundige niet vast; daarvoor dient vooraf een beperkingenprofiel te zijn opgemaakt. Dat is ook bij onderhavige onderzoek van Groenestein het geval; op grond van de eerdere medische onderzoeken (uit 2004, 2006 en 2008) is in 2008 door de medisch adviseur van [eiseres] zelf een beperkingenprofiel opgesteld. Over de bruikbaarheid van dit profiel is tussen partijen discussie geweest, waarna de rechtbank (op vordering van [eiseres]) heeft beslist dat dit profiel uitgangspunt zou dienen te zijn. Dat dat profiel onjuist of onvolledig was, is toen niet door [eiseres] gesteld. Groenestein heeft vervolgens, gelet op de binnen haar beroepsgroep geldende werkwijze terecht, dit beperkingenprofiel als uitgangspunt van haar onderzoek genomen. Zij behoefde de vermelding van rapport van neuroloog Van Lieshout in de door de rechtbank gestelde vragen niet aldus te begrijpen, dat zij gehouden was zelf dat rapport (dat van ver voor de datum van het beperkingenprofiel dateert) alsnog te “vertalen” naar belastbaarheid. Zij mocht ervan uitgaan dat dat al was gedaan door de opsteller van dat profiel. Wel diende zij van het rapport van Van Lieshout, als achtergrondinformatie, kennis te nemen; dat heeft zij, zoals op meerdere plaatsen in het rapport is aangegeven, gedaan. [eiseres] heeft in haar bezwaar niet onderbouwd – met eigen onderzoek en/of met een aangepast beperkingenprofiel – dat de conclusies van Groenestein onjuist zijn. Dat had wel van haar mogen worden verwacht. De rechtbank oordeelt het rapport van Groenestein op dit punt deugdelijk gemotiveerd.

2.4.2.
Het onder (2) genoemde bezwaar heeft betrekking op de beantwoording door Groenestein van een naar aanleiding van haar concept-rapport door de advocaat van [eiseres] gestelde vraag. In die vraag wordt uitdrukkelijk verwezen naar de becijfering in prod. 15, die betrekking heeft op gestelde schade in verband met beperkingen bij het onderhoud van de eigen woning (als onderdeel van de schadepost verlies aan zelfwerkzaamheid). Groenestein kon die vraag slechts beantwoorden door naar die becijfering te kijken en die betrekken bij haar beoordeling. Zij constateert (niet: oordeelt) dat die becijfering is gebaseerd op een richtlijn en (dus) niet concreet is onderbouwd. Vervolgens beziet ze alsnog (overeenkomstig de bedoeling van de vraag van [eiseres]), aan de hand van concrete aanknopingspunten, de mogelijkheden van [eiseres] in de situatie zonder en met het ongeval. Vervolgens stelt zij vast dat [eiseres] zelf geen daadwerkelijk gemaakte kosten op dit punt kan aantonen; dat gegeven mocht zij voor de beoordeling of er een – in schade te vertalen – vermindering van mogelijkheden na het ongeval bij [eiseres] aanwezig was, gebruiken. Met de opmerking dat zij deze schade “buiten beschouwing” laat, zegt zij feitelijk dat er op dit punt geen verlies van zelfwerkzaamheid is en beantwoordt zij dus concreet de haar voorgelegde vraag. Zij heeft aldus naar het oordeel van de rechtbank gedaan wat van haar als arbeidsdeskundige mocht worden verwacht, heeft haar rapport op dit punt voldoende gemotiveerd en is niet buiten haar vakgebied getreden.

2.4.3.
Het onder (3) genoemde bezwaar heeft betrekking op hetgeen Groenestein in haar rapport zegt over omvang tuin- en woningonderhoud. De rechtbank stelt vast dat Groenestein in het rapport (op de pp. 16, 22, 24) wel een inschatting heeft gemaakt van de uren tuinonderhoud; over woningonderhoud geeft zij aan kleine karweitjes te hebben meegenomen (pp. 20,21) en ten aanzien van het groot onderhoud te hebben meegewogen dat in de situatie zonder ongeval [eiseres] “assisterend” bij dergelijke werkzaamheden was betrokken. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd op de betreffende vragen geantwoord. Met name komt de rechtbank tot dat beoordeeld omdat [eiseres] niet zelf – gemotiveerd, al dan niet op basis van een nader onderzoek – laat zien dat de conclusies van Groenestein niet juist zijn. Ten aanzien van de raming van de hoeveelheid uren aan hulp die buren en familie [eiseres] geven, stelt de rechtbank vast dat Groenestein wel een indicatie geeft: zij geeft aan dat het niet meer was dan binnen normaal sociaal maatschappelijk verkeer gebruikelijk. Dat zo zijnde, is de hulp niet relevant voor de vaststelling van schade. Ook hier geldt dat nu [eiseres] niet gemotiveerd heeft aangegeven dat hetgeen Groenestein heeft geconcludeerd onjuist is, de rechtbank het rapport op dit punt voldoende gemotiveerd en deugdelijk oordeelt.

2.4.4.
Uit het vorenstaande volgt dat de bezwaren die [eiseres] tegen het rapport van Groenestein heeft ingebracht, geen klemmende en steekhoudende bezwaren zijn die met zich zouden moeten brengen dat de rechtbank het rapport terzijde legt. De rechtbank zal het rapport dan ook bij de verdere beoordeling van de vorderingen betrekken.

ECLI:NL:RBZWB:2013:7313