Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 190820 ernstig knieletsel opgelopen door val tijdens worsteling in Johan Cruijff Arena; beroep op opzetclausule slaagt

RBAMS 190820 ernstig knieletsel opgelopen door val tijdens worsteling in Johan Cruijff Arena; 25 % ES; beroep op opzetclausule slaagt
- kosten verzorging redelijk; uurtarief € 20,00; 1,5 uur per dag

in de vrijwaringszaak verder

5.17.
NN heeft een beroep gedaan op een uitsluitingsgrond (opzetclausule) uit de polisvoorwaarden bij haar afwijzing van de schadeclaim die [gedaagde en eiser in vrijwaring] heeft ingediend bij haar.

5.18.
De onderhavige opzetclausule is gelijkluidend aan de opzetclausule in het Standaardpolismodel AVP 2000, opgesteld door het Verbond van Verzekeraars. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 13 april 2018 (ECLI:NL:HR:2018:601) uitgangspunten geformuleerd voor de uitleg en de toepassing van deze clausule, tegen de achtergrond van de bedoeling en strekking ervan en gegeven de betekenis van de AVP in het maatschappelijk verkeer. De rechtbank neemt bij haar beoordeling dit arrest tot uitgangspunt.

5.19.
Voor toepassing van de opzetclausule bij een schadevoorval moet sprake zijn van een opzettelijke en wederrechtelijke gedraging van de verzekerde die objectief bezien gericht is op het doen ontstaan van letsel of zaakschade, en waarbij het in feite toegebrachte letsel of de zaakschade naar objectieve maatstaven als een te verwachten of normaal gevolg van de desbetreffende gedraging kan worden aangemerkt.

5.20.
De eerste duw van [gedaagde en eiser in vrijwaring] als omschreven onder 5.3 is opzettelijk en de wederrechtelijkheid daarvan staat vast. De daaropvolgende als opzettelijke en wederrechtelijk aan te merken acties van [gedaagde en eiser in vrijwaring] (het duwen door [gedaagde en eiser in vrijwaring] , waardoor [eiser] ten val kwam en het slaan van [eiser] toen hij op de grond lag) zijn objectief gezien gericht op het doen ontstaan van letsel. [gedaagde en eiser in vrijwaring] betoogt op zichzelf terecht dat van een duw in zijn algemeenheid niet kan worden gezegd dat die steeds objectief bezien gericht is op het doen ontstaan van letsel. Doorslaggevend zijn echter de omstandigheden van het geval, en dus van de duw in kwestie. Deze omstandigheden, als beschreven onder 5.3, maken dat naar objectieve maatstaven gezegd kan worden dat het gedrag van [gedaagde en eiser in vrijwaring] gericht was op het toebrengen van letsel. Dat [eiser] zich met beide handen heeft verweerd, maakt dit niet anders.

5.21.
Het door [eiser] opgelopen letsel aan zijn knie is naar objectieve maatstaven een te verwachten gevolg van het duwen en trekken als in de beelden van het voorval is te waarnemen. Of [gedaagde en eiser in vrijwaring] bij het duwen en trekken het oogmerk op het toebrengen van letsel had of dat hij zich er van bewust was dat dit letsel daarvan het gevolg zou kunnen zijn, doet hier niet ter zake, omdat alleen opzet gericht op de gedraging zelf vereist is. Ook het letsel aan het hoofd is als te verwachten gevolg van het slaan door [gedaagde en eiser in vrijwaring] aan te merken.

5.22.
Het schadevoorval voldoet aldus in beginsel aan de voorwaarden voor toepassing van de opzetclausule. Resteert de vraag of de bijzondere omstandigheden van dit geval aanleiding vormen om te oordelen dat de clausule naar haar strekking hier niet van toepassing is.

5.23.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan geen sprake. Daarbij is van belang dat het handelen van [gedaagde en eiser in vrijwaring] , mede gelet op de omstandigheden waaronder hij tot dit handelen is gekomen, is te beschouwen als een “criminele” gedraging, waarop de opzetclausule in de kern genomen ziet.

5.24.
[gedaagde en eiser in vrijwaring] heeft weliswaar gewezen op zijn strafrechtelijke veroordeling waarbij niet bewezen is geacht dat hij [eiser] heeft mishandeld door hem naar de grond te duwen. Dat oordeel van de strafrechter is bij een civielrechtelijke vraag over opzet van een gedraging echter niet doorslaggevend. Dat het gedrag van [gedaagde en eiser in vrijwaring] , in zijn totaliteit bezien, als onrechtmatig jegens [eiser] kan worden aangemerkt is in deze procedure vastgesteld (zie hierboven onder 5.20). Het duwen en trekken en zeker het slaan van [eiser] heeft een gewelddadig karakter gekend.

5.25.
Verder blijkt uit het politiedossier dat [eiser] , [gedaagde en eiser in vrijwaring] en [betrokkene] hebben verklaard dat de aanleiding voor het voorval is gelegen in een opmerking van [eiser] tegen [gedaagde en eiser in vrijwaring] en [betrokkene] dat zij voordrongen in de rij wachtenden voor een kiosk in het voetbalstadion, een half uur voor de aftrap van de voetbalwedstrijd. [gedaagde en eiser in vrijwaring] heeft daarop met fysiek geweld gereageerd. Uit het politiedossier volgt ook dat [gedaagde en eiser in vrijwaring] in een beperkte tijd (minder dan 45 minuten) voorafgaand aan het voorval zeker vijf alcoholische consumpties heeft gedronken. Ter zitting heeft [gedaagde en eiser in vrijwaring] ook bevestigd dat hij tevoren twee à drie bier en twee blikjes baco had gedronken. Aangenomen mag dan ook worden dat zijn fysieke reactie op [eiser] dus onder invloed van alcohol is geweest, zoals NN terecht heeft betoogd. Van een ongelukkige samenloop van omstandigheden kan, zoals hiervoor al is overwogen, niet worden gesproken. [gedaagde en eiser in vrijwaring] heeft, onder invloed van alcohol bewust de confrontatie met [eiser] opgezocht.

5.26.
Uit het bovenstaande volgt dat NN in dit geval een beroep op de opzetclausule toekomt. De vorderingen van [gedaagde en eiser in vrijwaring] worden dan ook afgewezen. Hij zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, tot op heden aan de zijde van NN begroot op:

5.26.
Uit het bovenstaande volgt dat NN in dit geval een beroep op de opzetclausule toekomt. De vorderingen van [gedaagde en eiser in vrijwaring] worden dan ook afgewezen. Hij zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, tot op heden aan de zijde van NN begroot op:


- griffierecht

1.950,00

 

- salaris advocaat

 

1.086,00

 

Totaal

3.036,00

 

De door NN gevraagde veroordeling in de kosten die na dit vonnis aan haar zijde ontstaan, is toewijsbaar als na te melden. De gevraagde vermeerdering met de wettelijke rente over deze kosten zal worden toegewezen, waarbij de rente als bedoeld in artikel 6:119 BW zal worden gehanteerd. ECLI:NL:RBAMS:2020:4134