Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Overijssel 090817 doorbreking medisch beroepsgeheim i.v.m. testament; beginsel van hoor- en wederhoor levert een zwaarwegend belang op; contra-expertise mogelijk

Rb Overijssel 090817 doorbreking medisch beroepsgeheim i.v.m. testament; beginsel van hoor- en wederhoor levert een zwaarwegend belang op; contra-expertise mogelijk

4 De beoordeling
4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voldoende voort uit de stellingen van [eiser 1] c.s., zodat het verweer van [gedaagde] dienaangaande gepasseerd wordt.

4.2.
[gedaagde] weigert het medisch dossier van [X] ten behoeve van de contra-expertise ter beschikking te stellen en beroept zich daarbij op zijn medisch beroepsgeheim. Hij voert daartoe aan dat hij dit beroepsgeheim slechts mag doorbreken indien [X] hiervoor zelf toestemming heeft gegeven, dan wel indien deze toestemming verondersteld mag worden, dan wel indien er voldoende concrete aanwijzingen bestaan dat een ander zwaarwegend belang geschaad wordt bij het niet doorbreken van dit beroepsgeheim. Volgens [gedaagde] is van geen van deze situaties sprake. [gedaagde] stelt ook dat hij, om de familie van [X] tegemoet te komen, bereid is geweest om het dossier eenmalig aan een door hen gezamenlijk aan te wijzen deskundige arts ter beschikking te stellen en dat dit ook heel duidelijk uit zijn brief van 2 maart 2016 volgt.

4.3.
Bij de beoordeling van de vordering van [eiser 1] c.s. moet het volgende voorop gesteld worden. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:457 BW dient de hulpverlener ervoor zorg te dragen dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt, dan wel inzage in of afschrift van diens dossier wordt verstrekt dan met toestemming van de patiënt.
Artikel 7:457 BW beoogt niet alleen de belangen van de patiënt te beschermen, maar ook het algemene belang dat personen zich tot hulpverleners moeten kunnen wenden zonder ervoor beducht te zijn dat hun in vertrouwen verstrekte gegevens kunnen worden verspreid. Hoewel met dit belang van geheimhouding, dat ook geldt nadat de patiënt is overleden, niet lichtvaardig mag worden omgesprongen, kan onder bepaalde omstandigheden een inbreuk op de geheimhoudingsplicht gerechtvaardigd zijn. Een dergelijke inbreuk is slechts mogelijk indien er voldoende concrete aanwijzingen bestaan dat door het beroep van de hulpverlener op zijn beroepsgeheim een ander zwaarwegend belang zou kunnen worden geschaad (HR 20 april 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1201).

4.4.
In het onderhavige geval heeft de rechter in de bodemprocedure [A] opgedragen te bewijzen dat [X] op 7 oktober 2008 al zodanig dement was dat zij niet in staat was om haar wil voldoende te bepalen. [A] heeft ervoor gekozen dit bewijs onder meer door middel van een deskundigenbericht te leveren en heeft een onderzoek laten verrichten op basis van het medisch dossier van [X] . De rechter heeft de door [A] ingeschakelde deskundige vervolgens als een partijdeskundige aangemerkt, hetgeen betekent dat [eiser 1] c.s. gelet op het in artikel 19 Rv neergelegde beginsel van hoor- en wederhoor recht hebben op een contra-expertise, waartoe zij dan ook in de gelegenheid zijn gesteld. Dit beginsel van hoor- en wederhoor is een fundamenteel beginsel van het burgerlijk procesrecht en levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter evident een zwaarwegend belang op dat maakt dat een inbreuk op de geheimhoudingsplicht van [gedaagde] gerechtvaardigd is. [gedaagde] kan zich er dan ook niet op beroepen dat hij het medisch dossier van [X] slechts eenmalig ter beschikking zou hebben willen stellen. Overigens heeft de raadsman van [A] , mr. W. van Oostveen, noch de raadsman van [eiser 1] c.s. de brief van [gedaagde] van 2 maart 2016, waaruit voornoemde intentie zou moeten blijken, op die manier begrepen. Voor mr. Van Oostveen blijkt dat uit zijn bij dagvaarding als productie 5 overgelegde mail van 25 oktober 2016 aan [gedaagde] .

4.5.
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat ook op een andere manier dan door onderzoek op basis van het medisch dossier opheldering verkregen kan worden over de verstandelijke vermogens van [X] ten tijde van het verlijden van het testament, bijvoorbeeld door middel van het horen van een aantal andere artsen van [X] als getuigen, maar ook deze stelling wordt niet gevolgd. In de bodemprocedure is immers reeds een rapport van een partijdeskundige overgelegd, hetgeen betekent dat [eiser 1] c.s. ook de mogelijkheid voor een dergelijk onderzoek dienen te krijgen.

4.6.
De conclusie uit het voorgaande is dat de vordering van [eiser 1] c.s. zal worden toegewezen. ECLI:NL:RBOVE:2017:3297