Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOBR 150120 slachtoffer verliest rechteroog door horizontaal vliegende vuurpijl; importeur aansprakelijk

RBOBR 150120 slachtoffer verliest rechteroog door horizontaal vliegende vuurpijl; afsteker niet aansprakelijk, importeur wel
- rechtbank is niet gebonden aan beschikking in deelgeschil nu geen sprake is van een nadrukkelijk en zonder voorbehoud gemaakte beslissing

Wel aansprakelijkheid van [gedaagde 3]

3.12.
Met betrekking tot [gedaagde 3] gaat het in deze zaak erom of [gedaagde 3] , als producent in de zin van artikel 6:187 lid 3 BW, aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade die is veroorzaakt door een gebrek aan de door [gedaagde 3] ingevoerde en door [gedaagde 1] afgestoken vuurpijl. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en wel hierom.

3.13.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is of [gedaagde 1] een vuurpijl heeft afgestoken die is geïmporteerd door [gedaagde 3] . Het antwoord op die vraag is: ja. [gedaagde 1] stelt de vuurpijl als onderdeel van een pijlenpakket met vijf pijlen te hebben gekocht bij [tuincentrum] . Dat is door [gedaagde 3] niet betwist. Ook is niet betwist dat [gedaagde 3] vuurwerk aan [tuincentrum] levert. [gedaagde 3] heeft ook niet gesteld dat [tuincentrum] ook nog vuurwerk betrekt van andere leveranciers dan [gedaagde 3] . [gedaagde 3] heeft aangegeven dat de vuurpijl die te zien is op foto 6 van productie 2 bij het verzoekschrift in deelgeschil (onderdeel van productie 3 bij dagvaarding) door haar is geïmporteerd. Zij herkent ook de verpakking, artikel 5680 zoals vermeld op die verpakking komt uit haar assortiment. [eiser] heeft van [gedaagde 1] gehoord welke vuurpijl hij die bewuste avond afstak. [gedaagde 3] stelt dat de vuurpijlen 5680 behoren tot de ‘familie’ 5670. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de heer [naam] namens [gedaagde 3] een pakket met pijlen 5670 getoond en gezegd dat die pijlen hetzelfde zijn als pijlen 5680. [gedaagde 1] heeft verklaard de getoonde vuurpijl te herkennen als dezelfde soort pijl als de pijl die hij had afgestoken. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om eraan te twijfelen dat [gedaagde 1] een door [gedaagde 3] geïmporteerde vuurpijl heeft afgestoken. [gedaagde 3] heeft geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel kunnen leiden.

3.14.
De volgende vraag die moet worden beantwoord is of [eiser] door de bewuste vuurpijl is geraakt. Ook op die vraag is het antwoord: ja. [gedaagde 3] stelt dat [eiser] mogelijk door een ander stuk vuurwerk is geraakt dat die avond werd afgestoken. Die lezing is echter niet met feiten onderbouwd en vindt geen steun in de verklaringen van degenen die bij het ongeval aanwezig waren zoals weergegeven in de dagvaarding. Hoewel de verklaringen van [gedaagde 1] , zijn vader en zijn moeder verschillen als het gaat om het traject dat de vuurpijl aflegde (eerst omhoog en dan horizontaal / eerst omhoog, vervolgens op de grond en daarna weer omhoog) blijkt daaruit wel dat het de door [gedaagde 1] afgestoken vuurpijl is geweest die [eiser] heeft geraakt.

3.15.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de vraag of de vuurpijl een gebrekkig product was. Zo ja, dan is [gedaagde 3] op grond van artikel 6:185 BW aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade. Het in het verkeer brengen van een product dat schade veroorzaakt bij normaal gebruik voor het doel waarvoor het bestemd was, is onrechtmatig jegens degene die schade lijdt.

3.16.
In dit geval gaat het om een vuurpijl die bestemd is om de lucht in te vliegen om vervolgens te ontploffen. [naam] heeft namens [gedaagde 3] verklaard dat een pijl normaal gesproken ongeveer 25 meter de lucht in gaat. Na aansteken is de vuurpijl niet omhoog gegaan, maar is deze afgeweken van het bedoelde traject en is – al dan niet na eerst de grond te hebben geraakt – vrijwel horizontaal tegen [eiser] gevlogen. Dat er geen sprake was van normaal gebruik blijkt nergens uit. [gedaagde 1] heeft weliswaar de vuurpijl afgestoken vanuit een verzwaarde Grolsch anderhalve literfles gevuld met water in plaats van de volgens [gedaagde 3] bijgeleverde lanceerbuis, maar dat is niet relevant. [naam] heeft namelijk verklaard dat de vuurpijl daardoor schuin omhoog zal gaan en niet horizontaal zal gaan vliegen. Het niet gebruiken van de lanceerbuis heeft dus niet bijgedragen aan het ontstaan van de schade. [gedaagde 3] betwist bij gebrek aan wetenschap dat de fles na de lancering nog overeind stond, maar gegeven het feit dat tussen [eiser] en [gedaagde 1] niet in geschil is dat de fles na de lancering nog overeind stond en zij bij het voorval aanwezig waren, faalt dit verweer. Los daarvan betekent het enkele feit dat een andere manier van lanceren is gebruikt dan met de voorgeschreven lanceerbuis nog niet dat er dan van normaal gebruik geen sprake is. [gedaagde 3] wijst er ook op dat [gedaagde 1] de vuurpijl te dicht bij [eiser] heeft afgestoken en niet heeft gewaarschuwd, maar dat betekent niet dat van een gebrekkig product geen sprake kan zijn. Een grotere afstand of een waarschuwing zou namelijk niets hebben veranderd aan het vluchttraject van de vuurpijl.

3.17.
Het feit dat de vuurpijl op normale wijze is afgestoken en daarna niet verticaal, zoals de bedoeling is, maar horizontaal is gaan vliegen en daardoor schade heeft veroorzaakt, leidt tot de conclusie dat er sprake is van een gebrekkig product. [gedaagde 3] heeft geen onderbouwde andere oorzaak voor het afwijkende vluchttraject aangedragen. Zij stelt alleen dat het natuurkundig onmogelijk is dat een vuurpijl eerst verticaal omhoog gaat en dan horizontaal afbuigt. Het is echter een feit dat de vuurpijl [eiser] in zijn gezicht heeft getroffen, iets wat niet zou zijn gebeurd als de vuurpijl had gedaan waarvoor hij bestemd is: recht omhoog vliegen. Dat brengt mee dat het bewijsaanbod dat [gedaagde 3] op dit punt heeft gedaan wordt gepasseerd.

Dat de testresultaten voor dit type vuurpijl volgens [gedaagde 3] 100% in orde waren is niet van belang. Daarmee is immers een gebrek in een afzonderlijke vuurpijl niet uitgesloten.ECLI:NL:RBOBR:2020:345