Overslaan en naar de inhoud gaan

GHSHE 250918 geen letsel; instorten silo; 80% kans op mogelijke fout; aansprakelijkheid afgewezen; ook geen proportionele aansprakelijkheid

GHSHE 250918 geen letsel; instorten silo; 80% kans op mogelijke fout; aansprakelijkheid afgewezen; ook geen proportionele aansprakelijkheid

De beoordeling in hoger beroep

In principaal appel

3.3.
[appellante] c.s. voert in principaal appel twee grieven aan en concludeert tot vernietiging van alle tussen partijen gewezen vonnissen in eerste aanleg en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.

3.4.
De grieven van [appellante] c.s. hebben inhoudelijk enkel betrekking op overwegingen in het eindvonnis van 1 juni 2016. Tegen de andere vonnissen zijn geen grieven geriefd. Dit betekent dat wegens het ontbreken van gronden het hof niet aan een beoordeling van de tussenuitspraken toekomt. Ten aanzien hiervan zal [appellante] c.s. niet-ontvankelijk worden verklaard.

3.5.
De eerste grief van [appellante] is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de rapportage van de door haar benoemde deskundige niet het bewijs oplevert dat het instorten van silo 3 het gevolg is van een ondeugdelijke bevestiging van de mixers. [appellante] c.s. stelt zich op het standpunt dat met het gegeven dat de deskundige een waarschijnlijkheidsverdeling van 80:20 heeft aangehouden voor wat betreft de verbinding van de mixer respectievelijk de vulopening als oorzaak van het bezwijken van silo 3 een redelijke mate van zekerheid is verschaft dat het bezwijken van de mixerverbinding de calamiteit (het bezwijken van silo 3) heeft veroorzaakt. Dit is voldoende om het bewijs geleverd te achten. Dit wordt door [geïntimeerde] bestreden.

3.5.1.
Het hof overweegt hierover het volgende. Zoals op zichzelf niet in geschil, rust op [appellante] c.s. de bewijslast van haar stelling dat silo 3 is ingestort als gevolg van een ondeugdelijke verbinding van de mixer aan de silowand omdat zij deze stelling aan haar vorderingen ten grondslag legt. Aan [appellante] c.s. kan worden toegegeven dat voor het leveren van bewijs absolute zekerheid niet is vereist en dat voldoende is dat een redelijke mate van waarschijnlijkheid wordt verschaft van de juistheid van de te bewijzen stelling. In dit geval bestaat echter onzekerheid over de oorzaak van de schade. De conclusie van de door de rechtbank benoemde deskundige is dat de oorzaak van het instorten van de silo niet eenduidig kan worden vastgesteld en dat deze gelegen kan zijn in zowel de boutverbinding waarmee de mixer aan de silowand is bevestigd als de boutverbinding waarmee de vulopening aan de silowand is bevestigd. De deskundige heeft vastgesteld dat ook de verbinding van de vulopening met de silowand niet volledig voldeed en voor beide mogelijke oorzaken zijn volgens de deskundige argumenten aan te voeren. Weliswaar acht de deskundige het bezwijken van de silo door het bezwijken van de boutverbinding van de mixer met de silowand met een waarschijnlijkheid van 80 % het meest van de hand liggen, maar het hof is met de rechtbank van oordeel dat dit niet voldoende is voor het bewijs van de voor aansprakelijkheid van [geïntimeerde] vereiste tekortkoming. Er blijft immers een te grote onzekerheid of de oorzaak van het instorten van de silo bij [geïntimeerde] ligt want er is een niet te verwaarlozen kans van 20 % dat het instorten van de silo (en daarmee de schade) is veroorzaakt door een ondeugdelijke verbinding van de vulopening, wat in de risicosfeer van [appellante] c.s. ligt. Het hof gaat voorbij aan het aanbod van [appellante] c.s. om de heer [derde] van [onderneming] als deskundige te laten horen, omdat er reeds een rapport ligt van een deskundige, Snijder, dat het hof hier overneemt. [appellante] c.s. bestrijdt weliswaar de conclusie in dat rapport maar, mede in het licht van de door [geïntimeerde] in eerste aanleg aangevoerde stellingen die [appellante] c.s. in appel niet gemotiveerd betwist, is niet gemotiveerd welke aannames en feiten en verantwoording in het rapport niet deugen en dat daarmee ook de conclusie op losse schroeven komt te staan, noch is over de inhoud van het rapport zoveel twijfel gezaaid dat het rapport voor het hof niet zonder nadere rapportage tot bewijs kan dienen. Het hof heeft geen behoefte aan nadere deskundige voorlichting.

De eerste grief faalt.

3.6.
In zijn tweede grief beroept [appellante] zich op proportionele aansprakelijkheid. [appellante] stelt dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, voor toepassing hiervan aanleiding bestaat, gelet op de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] voor de ondeugdelijke mixerverbinding, de zeer aanzienlijke kans dat causaal verband bestaat tussen de mixerverbinding en het instorten van de silo (80 %), de strekking van de geschonden norm (het voorkomen van schade aan de silo’s en het voorkomen van veiligheidsrisico’s), de aard van de geschonden norm (tekortkoming in de verplichting tot realisatie van een deugdelijke mixerverbinding die leidt tot schuldaansprakelijkheid) en de aard van de schade (zaakschade en milieuschade). Volgens [appellante] c.s. dient [geïntimeerde] ten minste aansprakelijk te worden gehouden voor 80 % van de als gevolg van het instorten van silo 3 veroorzaakte schade.

Het voorgaande wordt door [geïntimeerde] bestreden.

3.6.1.
Het hof overweegt dat proportionele aansprakelijkheid kan worden aangenomen in gevallen waarin niet kan worden vastgesteld of de schade is veroorzaakt door een normschending (onrechtmatig handelen of toerekenbaar tekortschieten) van de aansprakelijk gestelde persoon of van iemand voor wie hij aansprakelijk is, dan wel door een oorzaak die voor risico van de benadeelde zelf komt (of door een combinatie van beide oorzaken), en waarin de kans dat de schade door de normschending is veroorzaakt niet zeer klein noch zeer groot is. In dergelijke gevallen kan de rechter, als de aansprakelijkheidsgrond vast staat, de aansprakelijk gestelde partij veroordelen tot vergoeding van schade, verminderd naar evenredigheid met de mate waarin omstandigheden in de risicosfeer van de benadeelde tot de schade hebben bijgedragen (zie onder meer HR 31 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6092 (Nefalit/Karamus)). Deze regel dient echter met terughoudendheid te worden toegepast, omdat hieraan het bezwaar is verbonden dat een partij aansprakelijk kan worden gehouden voor schade die hij niet, of niet in de door de rechter aangenomen mate, heeft veroorzaakt. Dit brengt mee dat de rechter in zijn motivering dient te verantwoorden dat de strekking van de geschonden norm en de aard van de normschending - waaronder begrepen de aard van de door de benadeelde geleden schade – deze toepassing in het concrete geval rechtvaardigen (HR 24 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1799 (Fortis/Bourgonje)).

3.6.2.
Zoals hierboven al overwogen, heeft de door de rechtbank benoemde deskundige vastgesteld dat er twee mogelijke alternatieve oorzaken zijn voor het instorten van silo 3, te weten de boutverbinding van de mixer met de silowand die volgens [appellante] voor rekening van [geïntimeerde] komt (waarschijnlijkheid van 80 %) en de boutverbinding van de vulopening met de silowand die in de risicosfeer van [appellante] c.s. ligt (waarschijnlijkheid van 20 %). Naar het oordeel van het hof is voor toepassing van proportionele aansprakelijkheid echter hier geen plaats. Ten eerste staat de aansprakelijkheidsgrond tegenover [geïntimeerde] (wanprestatie) niet vast. [geïntimeerde] betwist gemotiveerd dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen tegenover [appellante] c.s., ook in het geval de verbinding van de mixer de oorzaak is.

Daarnaast zijn in dit verband geen, althans onvoldoende uitzonderlijke omstandigheden gesteld of gebleken die aanvaarding van proportionele aansprakelijkheid, ondanks de terughoudendheid die ten aanzien hiervan in acht dient te worden genomen, rechtvaardigen. De door [appellante] c.s. gestelde (aard van de) normschending en strekking daarvan geven naar het oordeel van het hof onvoldoende aanleiding voor toepassing. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het hier (vooralsnog) met name gaat om materiële schade (zaakschade) aan silo’s 2, 3 en 4. Hoewel proportionele aansprakelijkheid niet beperkt is tot bepaalde specifieke gevallen, bestaat over het algemeen minder aanleiding proportionele aansprakelijkheid te aanvaarden in geval van materiële schade dan in geval van bijvoorbeeld gezondheidsschade. Weliswaar is mogelijk ook sprake van milieuschade, aangezien vast staat dat als gevolg van het instorten van silo 3 urean in het havenwater is gekomen. Of dit daadwerkelijk het geval is en zo ja, welke omvang deze schade heeft en welke gevolgen en of deze daadwerkelijk door [de vennootschap 4] op [appellante] c.s. wordt verhaald, is echter gesteld noch gebleken. Het hof neemt voorts in aanmerking dat [appellante] c.s. in deze niet is te beschouwen als een (economisch) zwakkere partij die vanuit oogpunt van billijkheid extra bescherming nodig heeft. [appellante] c.s. is een grote professionele partij waarvan kan worden aangenomen dat zij is verzekerd tegen schade zoals de onderhavige.

Het hof acht het in dit geval dan ook niet onaanvaardbaar om de onzekerheid over het causaal verband geheel voor risico van [appellante] c.s. te laten komen.

Ook de tweede grief faalt. ECLI:NL:GHSHE:2018:3958